82 Verslag van de handelingen van den gemeentel'
De beraadslaging wordt gesloten.
Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders on
te besluiten:
dat voor inwilliging van het verzoek geen ternier
bestaan, wordt aangenomen met 12 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heerenSchoondermark, Jansen
Burger, Komter, Feitz, Koopmans, Beekhuis, Duparc,
Haverschmidt, Menalda, van Ketwich Verschuur en Jljjl-
kema
tegen de heerenBesuijen en Lautenbach.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om, aan
F. Gregory in koop af te staan een strook gemeente
grond ten zuiden van het perceel Klein Schaver nek no. 26.
Met algemeene stemmen wordt besloten
aan den openbaren dienst te onttrekken en vervolgens
aan den adressant in koop af te staan de strook grond,
gelegen ten zuiden van en grenzende aan het perceel
Klein Schavcrnek no. 20 ter breedte van 4.30 M. en ter
diepte van 9 M., de juiste grootte door een landmeter
van het kadaster op te nieten, tegen den prijs van 20
per AD. onder voorwaarden
1. dat de kosten van uitmeting, overdracht enz. voor
rekening komen van adressant.
2. dat binnen 3 maanden na de dagteekening van het
raadsbesluit met den bouw der veranda moet worden
aangevangen.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aan
koop van een plek grond, gelegen aan dm weg A chter de
Hovenvan Negenman en Sijbesma en om het gemeente-
riool in dien weg verder door te trekken.
Met algemeene stemmen wordt besloten
I. van adressanten aan te koopen voor den prijs van
1 den op de overgelegde situatie B in rood gearceerden
grond ter grootte van ongeveer 155 centiare, deel uitmakende
van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,
sectie G no. 7025 en zulks op nader door Burgemeester
en Wethouders te stellen voorwaarde.
11. Burgemeester en Wethouders voor de doortrekking
van het gemeeuteriool in den weg Achter de Hoven,
over eene lengte van 45 M. een crediet te vcrleenen van
450.
III. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen te
zijner tijd de vereischte tinancieele voorstellen aan deze
vergadering in te dienen.
II. Nader voorstel ran Burgemeester en Wethouders
omtrent het verzoek van G. .Jellemaom kwijtschelding
van beloopen boete en om met hem eene ruiling van grond
aan te. gaan.
Overeenkomstig het voorstel wordt met algemeene
stemmen besloten
met G. Jellema te Utrecht eene overeenkomst van
ruiling aan te gaan, waarbij zonder betaling van weers
zijden, doch onder kwijtschelding van de hem bij besluit
van Burgemeester en Wethouders d d. 29 Juni 1904
no. 9, opgelegde boete ad 1037.12, aan de gemeente,
ten behoeve van eventueelen wegaanleg wordt overge
dragen de eigendom van het op de bijbehoorende schetstee-
kening rood gearceerde -terrein, groot ongeveer 430 c.A.,
deel uitmakende van het kadastrale perceel sectie G no.
0556 en aan hem; Jellema in eigendom wordt afgestaan de
op de teekening in gele areure aangeduide strookjes grond,
te zamen groot ongeveer 340 cA., deel uitmakende van
het kadastrale perceel sectie G nos. 6136, 6138 en 6139,
onder voorwaarde
a. dat hij afstand doet van zjjn recht van vaart door
de sloot naar het Vliet
b. dat de aan hem in eigendom afgestane strookjes
grond niet mogen worden bebouwd, alvorens vanwege
aad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1900.
j de gemeente op het door haar verkregen terrein tot
wegaanleg is overgegaan,
en verder op de voorwaarden, die Burgemeester en
W ethouders geraden zullen voorkomen.
12. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake
het adres van den Nederlandsehen Bond van Gemeente
ambtenaren afd. Frieslandom verhooging van de salarissen
der secretarie-ambtenaren en voorstel tot wi ziging der ver-
j ordening regelende het getal en de bezoldiging dier amb-
I tenoren.
I
De Voorzitter deelt mede dat bij hem zijn ingekomen
j twee amendementen, liet eene is van den heer Duparc
en betreft alleen eenige redactiewijziging, die door Bur
gemeester en Wethouders wordt overgenomen. Het andere
is van den heer Besuijen en luidtte lezen, waar in de
verordening staat betreffende de ambtenaren van het
hoofdbureau en den burgerlijken stand,
adj.-comm. Ie kl. 900 f 1300 1000 1300.
2e kl. - 600— - 900800— - 1000.
klerk - 300— - 600- 400— - 800.
I)e heer Besuijen krijgt het woord om zjjn amendement
toe te lichten. Spreker zegt, dat onder het ambtenaars-
personeel op de secretarie weinig mutatiën voorkomen,
j Het schijnt daar een gezonde beweging te zijn want de
sterfte onder die heeren is gering. De adjunct-commiezen
en klerken hebben hierdoor geen toekomst. Spreker ver
duidelijkt dit met een paar voorbeelden. Door nu de
j maxima te verhoogen wenscht spreker de gevolgen van
de weinige mutatie onder het ambtenaars-personeel eeni-
germate te neutraliseeren.
De heer Burger zegt, dat het amendement zoo op
het gehoor af wel iets aantrekkelijks heeft, maar zou
het niet buiten bedenking achten, indien de Baad op
dit los daarheen geworpen denkbeeld inging. Hij zou
willen vragenmag dit wel een amendement heeten
Er is een voorstel ingediend van zeer beperkte strekking.
Het voorstel van den heer Besuijen raakt geheel andere
punten, waarvan men niet wist, dat ze aan de orde
zouden komen en waarop de Baad dus niet is voorbereid.
Spreker vindt het verkeerd, voorstellen, die zoo in een
financieel systeem ingrijpen en waarvan de portee niet
is te voorzien, zoo onvoorbereid ter tafel te brengen. Bij
de begrooting gebeurt het ook, maar daarbij schijnt het
zoo te hooren. Spreker vraagt, of het wel aangaat dit
voorstel te behandelen als een amendement op het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter geeft den heer Besuijen het recht zijn
voorstel als amendement in te dienen, zooals het is ge
daan. Burgemeester en Wethouders hebben een voorstel
gedaan naar aanleiding van een ingekomen verzoek en
de heer Besuijen wil verdor gaan dan Burgemeester en
W ethouders. Spreker zal echter den Baad ontraden op
het oogenblik op liet amendement-Besuijen in te gaan.
Spreker heeft de behandeling der salarisregeling in 1903
nagelezen en meent, dat waar die regeling zoo kort ge
leden de algemeene instemming had, voor .aanneming
van het amendement thans geen gronden kunnen worden
aangevoerd.
De heer Jansen ondersteunt het amendement.
De heer Duparc zegt, wel iets te gevoelen voor de
grondgedachte van den heer Besuijen. Indien hij echter
zoude medewerken tot verhooging der maxima, zou hij
dit niet alleen willen doen voor de lagere, maar ook
voor de hoogere ambtenaren. De jaarwedden vooral der
secretarie-ambtenaren komen spreker te laag voor. Hij
is echter met den lieer Burger van oordeel, dat de be
handeling dezer zaak niet zoo incidenteel kan plaats heb
Verslag van de handelingen van den gem lentera:
ben. De Baad heeft daartoe noodig een gemotiveerd
voorstel van Burgemeester en Wethouders, die uit den
aard der zaak, voorgelicht door den secretaris, het eerst
en het best kunnen oordeelen over het bedrag, dat aan
de secretarie-ambtenaren behoort te worden toegekend.
Om tot verbetering der thans genoten wordende bezol
digingen te komen, is echter niet dadelijk eene wijziging
der verordening noodig. Slechts enkele der secretarie
ambtenaren genieten een hoogere bezoldiging dan het
voor hun rang vastgesteld minimum en nu is er speling
genoeg tusschen het minimum en het maximum, om de
jaarwedden te kunnen verhoogen. Spreker zou daarom
Burgemeester en Wethouders zeer willen aanbevelen, de
onderwerpelijke zaak in overweging te nemen met het
gevolg, dat op de eerstvolgende begrooting een hooger
bedrag voor de jaarwedden der secretarie-ambtenaren wordt
voorgedragen.
De heer Besuijen kan zich niet begrijpen, hoe de
heeren kunnen zeggen, dat zjjn voorstel onvoorbereid ter
tafel komt. Er komt een verzoek tot verhooging der sa
larissen van de ambtenaren, wat doet men dan, wat heeft
spreker gedaan en wat hadden de heeren Burger en
Duparc moeten doen? De salarisregeling nagaan, om te
oordeelen over de vraag of het verzoek reden van be
staan heeft ja dan neen. Men kan dus alle mogelijke
voorstellen ten opzichte van die salarisregeling verwachten
en ter tafel brengen. De heer Burger heeft blijkbaar niet
verder gekeken dan op wat hem door Burgemeester en
Wethouders als voorstel was voorgelegd. Yan ineiden-
teele ter sprakebrenging kan hier niet worden gesproken.
Spreker acht het ook niet zoo gevaarlijk om zijn amen
dement aan te nemen. Hij heeft den ambtenaren
alleen wat beter toekomst trachten te geven. Zij behoeven,
bjj het aannemen van zijn amendement, niet te wachten
tot er een andere collega sterft. Zij krijgen dan een meer
menschwaardig bestaan en behoeven niet te azen op de
lijklucht van hun collega's. Hot voorstel behoeft niet
uit te gaan van Burgemeester en Wethouders zooals de heer
Duparc wenscht, integendeel op het gebied van loonre
geling is een stevige aandrang van den Baad noodza
kelijk, de Baad beschikt over dc gelden en Burgemeester
en Wethouders zijn op dit terrein uit den aard der zaak
steeds min of meer behoudend.
De tinancieele gevolgen met het oog op uitgaven zullen
niet groot zijn, alleen het. raam is wat ruimer geworden.
De heer Koopmans juicht het voorstel van Burge
meester en Wethouders toe. Wat het amendement Be
suijen betreft, spreker zelf is een voorstander van een
menschwaardig bestaan, doch wijst er op dat het niets
geeft of het al dan niet wordt aangenomen. Er is volgens
den heer Besuijen een adjunct-commies in dienst met 15
dienstjaren en een salaris van 650 terwijl het minimum
ƒ600 en het maximum ƒ900 is. Daarin verbetering te
brengen ligt op den weg van Burgemeester en Wethou
ders en niet op den weg van den Baad. Dc heer Besuijen
mag zeggen, de raadsleden moeten alles nagaan wat op
eene zaak betrekking kan hebben maar dat is niet
altijd mogelijk.
De Voorzitter kan tot Opheldering der raadsleden zeggen,
dat Burgemeester en Wethouders eene lijst van de trac-
tementen bij de stukken ter visie hebben gelegd. Den
heer Besuijen wil spreker doen opmerken, dat het niet
aangaat om leden van den Baad, die niet dezelfde mee
ning hebben als hij, te verwijten, dat zij hun plicht niet
behoorlijk doen. Spreker zal het amendement in stemming
brengen, n.l. het le deel wat betreft het hoofdbureau.
Het wordt verworpen met 3 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen dc heeren: Jansen, Besuijen en Lau
tenbach,
tegen de heerenBurger, Komter, Feitz, Koopmans,
d van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1906. 83
Beekhuis, Duparc, Haverschmidt, Menalda, van Ketwich
Verschuur en Hijlkema.
Hierna trekt de heer Besuijen het tweede gedeelte
betreffende do ambtenaren van den Burgerlijken Stand in.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om te
besluiten
I. in het derde lid van art. 1 der „verordening re
gelende het getal en de bezoldiging van de ambtenaren
ter gemeente-secretarie van Leeuwarden, zoo mede van
de ambtenaren voor den verderen dienst in het gemeen
tehuis," (gemeenteblad 1898 no. 5) laatstelijk gewijzigd
bij gemeenteblad 1903 no. 22, het woordje „drie" te
vervangen door „vier"
en in het zesde en elfde lid van voornoemd artikel
voor liet cijfer „300" te lezen „400".
II. deze wijziging in werking te doen treden den len
Juli 1906.
III. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen te
zijner tijd de vereischte tinancieele voorstellen ter zake
te doen.
IV. aan het bestuur der afdeeling Friesland van den
Nederlandsclien Bond van gemeente-ambtenaren in ant
woord op zijn adres te doen weten, dat in het algemeen
daarop afwijzend moet worden beschikt, doch dat noch
tans de minimum-jaarwedde der klerken van ƒ300 op
ƒ400 zal worden verhoogd.
wordt aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Jansen, Burger, Komter,
Feitz, Beekhuis, Duparc, Haverschmidt, Menalda, van
Ketwich Verschuur en Hijlkema,
tegen de heeren: Besuijen, Koopmans, Lautenbach.
De. heeren Schoondermark, Willielmij, Baart de la
Faille en van Messel waren vertrokken.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der bepalingen van uitgifte der terreinen aan
het Nieuwe Kanaal (bijlage no. 12).
Door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld
te besluiten:
De artt. 11, 14 en 15 der Bepalingen betreffende de
uitgifte van bouwterreinen, gelegen aan de Z. Z. van
het Nieuwe Kanaal, vastgesteld bij Baadsbesluit d.d. 24
Januari 1905 no. 3863/7 en
de artt. 13 en 15 der Bepalingen betreffende de uit
gifte van bouwterreinen, gelegen aan de Noordzijde van
het Nieuwe Kanaal, vastgesteld bij Baadsbesluit d.d. 12
December 1905, no. 322 B 180 te vervangen door de
navolgende
Art. 11 (resp. 12).
Betalingstermijnen.
Indien het terrein in koop wordt verlangd, moet de
koopsom ten kantore van den Gemeente-Ontvanger worden
betaald in één termijn binnen 2 X 24 uur na de vertee-
kening der koopakte. Burgemeester en Wethouders kunnen,
mits het verzoek hiertoe bij de aanvraag geschiedt, toe
staan, dat dc koopprijs in twee termijnen wordt voldaan,
in welk geval de helft binnen 2 X 24 uur na de ver-
teekening der koopacte en de wederhelft uiterlijk zes
maanden daarna zal moeten worden betaald.
Van de wederhelft zal door den kooper eene rente
moeten worden vergoed naar vier ten honderd in het
jaar, ingaande 2 X 24 uur na de verteekening der koop-
acte en loop zullende houden tot de koopsom geheel is
voldaan.
Indien de kooper in het aanzuiveren van den eersten
termijn voor betaling nalatig is, is de volle koopsom
met de hiervoren bepaalde rente, die alsdan over die
volle koopsom verschuldigd is, dadelijk invorderbaar.