94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1906. winter verstoken zullen zijn van vele dingen, als gas b.v., waarop zij even goed recht hebben als ieder Leeu warder ingezetene. De heer Baart da la Faille beeft, toen de heer Be- suijen op 8 Nevember 1.1. zijn motie indiende, bet voor stel ondersteund om haar dii-ect te behandelen omdat het hem voorkwam dat de zaak urgent was. Spreker begrijpt echterdat het tijdens de behandeling' der be grooting moeielijk was deze zaak, die incidenteel werd aangebrachtte behandelen en de beteekenis der motie te overzien. Vu gaat hij, als voorzitter der gezondheids commissie, weder met den heer Besuijen mee en spreekt den wensch uitdat er maatregelen genomen worden om aan den onhoudbaren toestand van de particuliere terreinen in de gemeente zoo mogelijk een einde te maken. De heer Besuijen heeft een paar straten genoemd, die spreker met tal van andere zou kunnen aanvullen. Spre ker gelooft echterdat het een arbeid zal zijn van vele jaren. Waar bekend is, dat de gezondheidscommissie zich al dikwijls tot Burgemeester en Wethouders heeft gewend en dat college ook altijd niet bij machte was eene voldoende regeling te treffen juicht spreker de poging van den beer Besuijen toe, oui aan de werklieden de weldaden te verstrekken die hij beoogten betuigt daaraan zijn volle adhaesie. De heer Jansen heeft met instemming de motie van den heer Besuijen begroet. Spreker onderschrijft gaarne alles wat te dezer zake is gezegd ook door den heer Baart de la Faillemaar ziet bezwaar in het benoemen eener commissie uit den llaad. liet wordt een werk van vele jaren en hij stelt zich voor, dat er bijna geen raadslid is, dat graag in deze commissie zitting zal wil len nemen. Spreker zou daarom liever dit werk door bevoegde ambtenaren, of eene commissie buiten den Baad benoemd zienzoo noodig gesalarieerdwant het zal blijken een reuzenwerk te worden. De heer Beekhuis zegt, dat uit liet. prae-advies blijkt, dat deze zaak reeds bij Burgemeester en Wethouders aanhangig was, voordat de motie was ingediend. Wij allen beoogen hetzelfde doel maar het is de vraag, hoe zal men dat op de beste wijze bereiken. De geachte voorsteller wil eene commissie ad hoe benoemd zien ter wijl Burgemeester en Wethouders een legger van de onderhoudsplichtigen der straten willen opmaken om dan te kunnen beoordeelen of op de eigenaren ook pressie tot overdracht kan worden uitgeoefend door hen tot on derhouden aan te manen. Men stelle zich de overname niet al te gemakkelijk voor. Immers zal bij de overdracht door de eigenaren eene som moeten worden bijbetaald voor het voortdurend onderhoud. Deed men dit niet, dan zou men eene onbillijkheid begaan tegenover lien die nieuwe straten aanleggen, daar deze toch verplicht zijn die straten aan de gemeente over j te dragen en daarbij eene som te storten voor het on derhoud. Spreker wil dus eerst vaststellen, wie ouder- houdpliehtig zijn volgens de leggers om daarna bij den Baad met voorstellen te komen. De heer Besuijen is bij den Directeur der gemeente werken geweest en deze heeft hem gezegd, dat het in de practijk zeer moeielijk is de eigenaren te noodzaken tot een beter onderhoud, omdat soms kleine stukjes grond aan 40 eigenaren belmoren. Spreker is van meening, al kon men de eigenaren dwingen tot een beter onderhoud, overname toch de radicale manier van oplossen is; denk bijvoorbeeld aan de gasvoorziening. De heer Jansen heeft gevraagd, kan eene commissie buiten den Baad deze zaak niet opknappen. Spreker meent, dat dit minder gemak kelijk gaat, omdat de commissie desnoods ook dwang maatregelen moet kunnen nemen. Van eene raadscom missie zal meer pressie uitgaan. Het is geen aangename taak, wordt hier beweerd, maar wij zitten hier niet voor ons pleizier, daarbij kan men de zaak ook van andere zijde bezien. Spreker n.l. acht het een aangename taak te kunnen medewerken aan de verbetering van arbei derswijken, waar die verbetering zoo dringend noodza kelijk is. Hij hoopt voor de raadsleden dat er nog vijf gevonden kunnen worden die op dat standpunt staan. De heer Jansen stelt op den voorgrond, dat de over name moet geschieden met bijdragen van belanghebbenden. Hij vraagt echter wat de commissie zal moeten doen om belanghebbenden of eigenaren tot medewerking over te halen. Velen kunnen niet bijdragen, anderen willen niet. Het is algemeen bekend, hoeveel moeite het al heeft gekost om de stinkslooten gedempt te krijgen in de Keetbuurt en het Pieterseliewaltje en nog steeds zijn die pestholen aanwezig. Het is niet in woorden te brengen op hoeveel bezwaren dergelijke dingen stuiten. In zeer vele gevallen is het een hopelooze taak er mee te be ginnen. Wanneer echter aanneming der motie kan bij dragen tot verbetering der onhoudbare toestanden op vele plaatsen in onze gemeente, dan zal spreker alle bezwaren op zij zetten en vóór de motie stemmen. Ilij wil echter den lieer Besuijen opmerken dat deze, als hij dan zitting mocht krijgen in de bedoelde raadscommissie, er nooit berouw over moet krijgen. De pressie, die eene dergelijke commissie meer uitoefent, dan eene commissie buiten den Baad, hiervan stelt spreker zich weinig voor. Spreker zal dus vóór de motie stemmen om niet beschouwd te worden de zaak tegen te werken door gebrek aan moed. De beer Beekhuis wil even waarschuwen tegen de strekking der motie. Men moet haar niet verkeerd be grijpen. W ij allen zullen misschien wel vóór het prin cipe zijn, dat in de motie gelegen is. Ook Burgemeester en Wethouders zijn er voor dat de particuliere straten aan de gemeente zullen worden overgedragen. Do kwestie is echter dezezal er eene commissie worden benoemd, ol zullen vooraf de leggers in orde worden gemaakt-, waardoor de onderhoudsplicht wordt vastgesteld. Spreker geelt in overweging de motie niet aan te nemen. De heer Baart tie la Faille ontveinst zich geenszins de bezwaren verbonden aan het instellen eener raads commissie. Zijne ervaring als lid eener andere raads commissie die voor de verplaatsing van het aschland heelt hem geleerd dat er groote bezwaren uit den weg zijn te ruimen. Wat spreker zeggen wil is dit. Wat is er tegen om eene raadscommissie te benoemen terwijl Burgemeester en Wethouders zich belasten met het op maken der leggers. De commissie kan dan alvast begin nen met die straten waarvan de leggers in orde zijn en komt men geleidelijk tot verbetering, zooals ook door den heer Besuijen wordt gewenscht. De beraadslaging wordt gesloten. lie stemmen staken over dc motie-Besuijen, luidende „De Baad „van oordeel dat het bestaan van particuliere straten ongewenscht is „besluit „eene commissie uit zijn midden te benoemen, welke met de eigenaren van particuliere straten betreffende de overdracht dier straten aan de gemeente tot overeen stemming tracht te komen, en de daaruit voortvloeiende voorstellen indient bij den Baad." Vóór stemmen de heeren Jansen, Menalda, Koopmans, Besuijen, van Messel, Beerends, Tromp en Baart de la Faille tegen de heerenKomter, Beucker Andreae, Feddema, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1906. 95 Beekhuis, Duparc, IlijlkemaTigler Wjjbrandi en Ha- verschmidt. De heeren Schoondermark en Wilhelmy zijn reeds vertrokken. Ingevolge art. 50, tweede lid der Gemeentewet, wordt het nemen van het besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld. VI. De Voorzitter merkt op, dat hij de geloofsbrieven van het nieuw gekozen raadslid heeft ingezien en dat hij, hoewel het hem spijt, moet mededeelen, dat zij niet voldoen aan het voorschrift van art. 17 der gemeentewet. Dit artikel toch schrijft voor, dat de benoemde eene verklaring moet afgeven, vermeldende alle openbare be trekkingen, die hij bekleedt. Nu is bij de stukken wel eene verklaring van den benoemde, dat hij niet, bekleedt eene der in art. 23 genoemde verboden betrekkingen, maar dit is niet wat de wet eischt en spreker ontraadt den Baad om tot toelating van den heer J. Oosterhoff te besluiten. De heer Beekhuis deelt de meening van den Voor zitter. De portee van art. 17 is deze, dat de Baad zal kunnen oordeelen of de opgegeven betrekkingen al dan niet vallen onder de in art. 23 genoemde. De nieuw benoemde moet daartoe opgeven welke betrekkingen hij bekleedt. De heer Duparc zou, strikt genomen, de beide vorige sprekers kunnen gelijk geven. Het is eene negatieve verklaring, waaruit echter voldoende blijkt, dat de be noemde geen enkele met het lidmaatschap van den raad onvereenigbare openbare betrekking bekleedt. De Voorzitter repliceert, dat hetgeen door hem te berde is gebracht geen vormenquestie is. De Baad moet weten welke openbare betrekkingen de nieuwbenoemde bekleedt. Zoo wil het art. 17 der gemeentewet en de Raai zal daarna hebben te beslissen of die betrekkingen al dan niet onvereenigbaar zijn met het lidmaatschap zijner verga dering. Eene verwijzing naar openbare betrekkingen die men niet bekleedt, zonder vermelding van die, welke men wel bekleedt, of zonder vermelding van het feit dat men er geen bekleedt, voldoet niet aan het wettelijk voorschrift. Spreker handhaaft dus zijn voorstel om heden geen beslissing in zake de toelating van den nieuw benoemde te nemen. De heer Duparc repliceert, dat de met het onderzoek belaste commissie uit de verklaring heeft opgemaakt dat de heer Oosterhoff geen openbare betrekkingen be kleedt. Bedriegt spreker zich niet, dan is vroeger meer dan eens iemand als raadslid toegelaten op een verkla ring, in dezelfde bewoordingen opgesteld. De heer Baart de la Faille heeft dc verklaring ook wel eenigszins eigenaardig gevondenmaar is daarop verder niet ingegaan. Na de uiteenzetting van den Voorzitter gehoord te hebben, is hij het daarmede vol komen eens. Hierna wordt het voorstel van den Voorzitter met algemeene stemmen aangenomen en besloten, den heer Oosterhoff te verzoeken eene verklaring af te leggen overeenkomstig art. 17 der gemeentewet. De Voorzitter sluit daarop de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 6