100 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1906. den Raad werden vastgesteld, en de Leeuwarder Aschland- commissie werkt al sedert October 1903. De commissie, die de heer Besuijen wil, heeft een on mogelijke opdracht. Deze stelt zich de zaak te gemakkelijk voor. Hij weet niet hoe onhandelbaar en veeleischend de mensehen zijn als er iets in het algemeen belang moet worden gedaan. Hij leze eens het dossier over de Zout- sloot en omgeving als een staaltje van de eisehen die men de gemeente durft stellen. De zaak hoort thuis bij Burgemeester en Wethouders; deze behoeven toch ook niet te wachten tot de geheele legger in orde is. Ze kunnen straat voor straat behandelen en onder hun personeel zijn uiterst geschikte personen voor dergel ij ken arbeid. De heer Beekhuis zegt, dat, als men den heer Besuijen hoort spreken, men zou denkeu, dat het gaat over de vraag, of de leden van den Raad al dan niet tevreden zijn met den tegenwoordigen toestand, want de heer Besuijen beweert, dat de leden, die een kijkje hebben genomen in de Laudbuurt en gezien hebben hoe-slecht de toestand aldaar is wel vóór de motie zullen stemmen. Hij stelt het dus voor, alsof alleen bij aanneming zijner motie verbetering mogelijk is. Spreker heeft echter in de vorige vergadering reeds gezegd, dat het Burgemeester en Wethouders om hetzelfde te doen is als den heer Besuijen, dat ook zij verbetering wcnschen. Slechts in de keuze der middelen om dat doel te bereiken ver schillen Burgemeester en Wethouders van den voorsteller der motie. Het is dus alLeen eene kwestie van utiliteit en van praktijk. De heer Baart de la Faille heeft gezegd, dat als het aan Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten, eerst alle leggers gereed zullen moeten zijn, alvorens er wordt onderhandeld terwijl de commissie onmiddellijk aan het werk kan gaan. Deze tegenstelling is niet juist. Als Burgemeester en Wethouders niet direct kunnen handelen, kan de commissie dat ook niet en omgekeerd, zoodra de commissie het kan, vermag het Dagelijksch Bestuur het ook. In handen van Burgemeester en Wethouders zal de behandeling zelfs nog spoediger kunnen gaan, want alle stukken en gegevens zijn onder bereik van dat college. Het komt spreker voor, dat de vraag van den heer Burger hiermede ook beantwoord is, daar gezegd is, dat ook door Burgemeester en Wethouders de zaak bij gedeelten kan worden ter hand genomen ook al is de legger niet geheel gereed. Spreker heeft er in de vorige vergadering reeds op gewezen, dat uit den legger de onderhoudsplicht zal blijken en Burgemeester en Wethouders met het oog op dien onderhoudslast met meer kracht zullen kunnen op treden. Spreker meent te hebben aangetoond, dat het uitsluitend een kwestie van utiliteit geldt en dat het heter is de zaak aan Burgemeester en Wethouders in handen te geven. De heer Besuijen merkt den heer Haversclunidt op, dat als de commissie voor verplaatsing van het aschland niet vlug genoeg werkt, dit geen argument is om alle commissies reeds bij voorbaat re veroordeelen. Als de heer Burger de rede van den heer Beekhuis in de vorige vergadering naleest, zal hij zien, dat men niet zeker is van het standpunt van Burgemeester en Wethouders. Daar is gesproken over onderhoudsplicht. Het geeft niets die onderhoudsplicht. Het geeft niets die onder houdsplichtigen achterna te zitten, want er zijn stukken met 4U eigenaren en de een voor den ander wil dan geen eigenaar zijn. Spreker dringt er op aan een positief antwoord te verlangen op de vraag, of Burgemeester en Wethouders ook op hetzelfde standpunt staan als hij, en niet alleen zich met de onderlioudskwestie bemoeien doch aan zullen sturen op overdracht der straten aan de ge meente. Van de zijde van het Dagelijksch Bestuur toch is uitsluitend over onderhoud gesproken. Toen de heer Beereiuls de vorige keer vóór de motie- Besuijen stemde, deed hij dit met het idee, dat het zou leiden tot spoedige verbetering van den treurigen toestand, waarin vele van die particuliere straten zich bevinden. Waar hij nu hoort, dat Burgemeester en Wethouders meegaan met de algemeene strekking dier motie, doch juist in het belang van een spoediger verbetering den Raad in overweging geven, de zaak niet te stellen in handen van eene commissie, doch te laten bij Burgemeester en Wethouders, zal hij nu tegen de motie stemmen, als van de tafel van het Dagelijksch Bestuur de pertinente ver klaring komt, dat het zal beginnen met de eigenaars te onderhandelen, zoodra een legger van een bepaalde straat in orde is. De heer Hijlkema zou liet in zekeren zin voor Bur gemeester en Wethouders gemakkelijk vinden een der gelijke lastige taak aan eene commissie te zien overge dragen. Spreker zou zich wel een Dagelijksch Bestuur kunnen voorstellen, dat zelf het voorstel daartoe deed. De vraag is echter, zal men land bezeilen met het be noemen eener commissie Het antwoord daarop is ont kennend. Wanneer n.l. de betrokken eigenaars weten, dat er een raadscommissie bestaat, zullen zij hoogc eisehen stellen en zal de commissie tot de conclusie komen op groote bezwaren te stuiten. Burgemeester en Wethouders daarentegen kunnen elk geval op zich zelf onderzoeken en dit maakt geen éclat naar buiten. De besprekingen, te dezer zake in den Raad gevoerd, hebben al verkeerd gewerkt. De eigenaars zullen nu reeds minder toe schietelijk worden bevonden. De voorsteller heeft dus aan de zaak zelve geen dienst bewezen. De heer Besuijen spreekt van overdracht. Om daartoe te geraken zijn tal van onderhandelingen noodig en dit is geen gemakkelijk werk; men zal daarbij op vele efi vooral gevaarlijke be zwaren stuiten. Het verdient overweging hierop met na druk te wijzen, opdat men niet denkc, dat eventueel Burgemeester en Wethouders a tout prix in die richting zullen werken. De Voorzitter zegt, dat men de motie thans moet be schouwen in verband met de laatste uitingen van den heer Besuijen. Deze zijn wellicht een gevolg van het temperament van dat raadslid, dat iets vuriger is dan wij dat in Nederland gewoon zijn. Eerst dient de heer Besuijen een motie in om een raadscommissie te benoemen, die over de overdracht zal kunnen onderhandelen nu wil hij van liet Dagelijksch Bestuur reeds liet positief antwoord, dat Burgemeester en Wethouders de overdracht als een uitgemaakte zaak beschouwen. Dat antwoord zal de heer Besuijen nimmer krijgen. Het Dagelijksch Be stuur zou zich er dan voor uitspreken, dat het, wat het ook kosten moge, alle particuliere straten tot gemeente eigendom zou willen maken. Dit is uit bestuursoogpunt verkeerd; men mist in dit vooropgezet willen overnemen, die bedachtzaamheid, die het kenmerk moet zijn van een bestuurscollege; de Raad zij thans meer dan ooit ge waarschuwd tegen aanneming der motie van zijn medelid. De heer Besuijen repliceert, dat gebleken is, dat Bur gemeester en Wethouders niet genegen zijn, zijne motie over te nemen. Bij de begroeting heeft spreker laten uitkomen, dat de eenige radicale oplossing bestaat in de overdracht der particuliere straten aan de gemeente, maar niet zonder finantiöele tegemoetkoming van de zijde der eigenaars. Spreker zou niet gaarne zien, dat de huisjes melkers voor den afstand van hun eigendom niets moeten storten. Hij heeft de middelen gevonden om de eigenaars te dwingen tot overdracht. Deze middelen wil hij in geheime zitting, of ook wel aan de commissie mededeelen. Wanneer Burgemeester en Wethouders hadden gezegd, dat zij zouden trachten te komen waar spreker wil we zen dan zou het antwoord bevredigend zijn geweest, (jiebeurt dit niet, dan heeft de geheele zaak geen volledig resultaatwant dan missen de bewoners nog altijd be hoorlijke verlichting. In de woning- en in de gemeente Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden vau Dinsdag 8 Mei 1906. 101 wet komen bepalingen voorwaardoor de eigenaren kunnen worden gedwongen, zonder dat de gemeente geld behoeft te storten. Sprekers bedoeling is overdracht zonder financiëele offers voor de gemeente. Voor iedere regeling moet de Raad nog beslissen. De commissie doet niets dan voorbereiden. De heer Beerends zou na het gesprokene van het woord kunnen afzien. Met de bewering van den heer Hijlkema, dat Burgemeester en Wethouders bij onderhandelingen met particuliere eigenaren beter zullen slagen dan eene commissie, gaat spreker niet mee, doch wel gevoelt hij veel voor andere tactische bezwaren waarop ook is ge zinspeeld. Waar nu Burgemeester en Wethouders heb ben verklaardook te willen werken in de richting dat particuliere straten door de gemeente worden over genomen, wanneer zulks is in het belang der gemeente, en de zaak willen ter hand nemen zoolra oen legger voor een bepaalde straat gereed is, daar wil hij gaarne de zaak ter afdoening bij Burgemeester en Wethouders laten en zal hij stemmen tegen de motie. De heer Burger kan den heer Besuijen tot op zekere hoogte toegeven, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders niet zoo pertinent is als spreker wel zou hebben gewcnschtmaar meent toch, dat het verschil tusschen de bedoeling van den heer Besuijen en die van Burgemeester en Wethouders eigenlijk maar zeer gering is. Beiden willen trachten te komen tot eene overdracht zonder financiëele bezwaren. Dan zegt de heer Besuijen, dat de commissie zal kunnen profiteeren van zekere vooralsnog alleen hem bekende geheime middelen om de eigenaars tot overdracht te bewegen. Welnu, als de heer Besujjen zijn geheim aan Burgemeester en Wethouders zou willen mededeelen, dan vervalt de eenige grond, waar op men van eene raadscommissie bijzonder nut zou kun nen verwachten. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Besuijen, in stemming gebracht, wordt ver worpen met 14 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenSchoondermark Jansen Besuijen, Lautenbach, Tromp, Koopmans en Baart de la Faille en tegen de heeren: Tigler Wijbrandi, Beucker Andreae, Burger, Komter, Duparc, Wilhelmjj, Beekhuis, Beerends, Meualda, Feitz, Feddema, van Ketwich Verschuur, Hijl kema en Haverschuiidt. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. Veenstra op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 8. Met algemeene stemmen wordt besloten: aan den heer J. Veenstra, onderwijzer aan gemeente school no. 8, overeenkomstig zijn verzoek als zoodanig eervol ontslag te verleenen met ingang van l Juni 1906. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders lot in trekking van reu tweetal, vergunningen voor het berijden met rij- en voertuigen van een gedeelte van den Har linger trekweg. De beraadslaging wordt geopend. De heer Besuijen heeft gezien, dat in het rapport van den Directeur der Gemeentewerken gesproken wordt van 4 vergunningen, 't Is bekend, dat spreker een groot voorstander is van het intrekken van vergunningen, zooals straks wel bij punt 6 zal blijken; hij zou daarom gaarne willen weten waarom in het voorstel van Burge meester en Wethouders slechts wordt gesproken over het intrekken van twee van de vier vergunningen. De heer Beekhuis antwoordt, dat de twee andere ver gunningen door Burgemeester en Wethouders zijn ver leend, zoodat die ook weer door dat college moeten worden ingetrokken. Toen de heer Feddema Zaterdag den raadsbrief thuis kreeg en achter punt 5 zag staan „ligt ter visie", dacht hij bij zich zelfwat is er toch gebeurddat die twee vergunningen zoo hals over kop moeten worden inge trokken. Levert de toestand gevaar opdan is dat toch niet zoo in eens gekomen. Het interesseerde hem des te meer, omdat de 5000.— aanvankelijk op do begrooting voor 1906 uitgetrokken voor de verbetering van den trekweg, op sprekers voorstel tot 1500. was teruggebracht. Als motief wordt aangevoerddat de hooge waterstand den weg bedorven heeft. Spreker heeft een bezoek gebracht aan den trekweg, om zich zelf te overtuigen of het noodig is aan de gemeente Menaldumadeel de vergunning te ontnemen. Die ge meente heeft de reed naar het aschland over den trek weg. Dat aschland is nog zoo groot niet als deze zaal, zoodat het te begrijpen isdat het vervoer er heen zeer gering is. De boeren gebruiken huu vuil enz. als mest. Spreker vindt het allerminst noodig Menalduma deel de vergunning te ontnemen. De toestand is niet zoodanig, dat hij gevaar oplevert voor het verkeer. De noodzakelijkheid van de intrekking der vergunning van den particulier kan spreker niet voldoende beoordee- len, wijl hjj daarnaar persoonlijk geen onderzoek in stelde. Het wil spreker voorkomen, dat de gemeente Leeuwarden gehouden is hare wegen in orde te houden, vooral nu is uitgesproken, dat particulieren dit ten op zichte van de hunne moeten doen. Het heeft verder sprekers aandacht getrokken, dat de bouwcommissie tegen woordig zoo weinig wordt gehoord. 1 lij had gemeend, dat deze zaak nu eens bij uitstek er eene was geweest om ook het oordcel der practici eens te vernemen; nu berust de beoordeeling van den toestand alléén bij don opzichter Nieuwland, van Deinum. De weg kan degelijk worden verbeterd de gemeente heeft op haar opslagterrein genoeg materiaal liggen dat kan dienen om de verbetering te bewerkstelligen. Spreker stelt voor het voorstel te renvoyeeren aan Burgemeester en Wethouders met verzoek, de bouwcommissie op te dragen een onderzoek in loco in te stellen en daarna zoo noodig met een nieu w voorstel te komen. De heer Beekhuis geeft den heer Feddema toe, dat de gemeente den weg moet brengen in goeden staat. Daar dit echter niet zoo spoedig zal gaan, is de bedoeling van Burgemeester en Wethouders deze, dat de gemeente inmiddels niet de verantwoordelijkheid moet dragen, die ze misschien zou kunnen hebben als er een ongeluk ge beurt. Dit kan alleen geschieden door de verguuuing officiéél in te trekken. Omtrent den toestand van den weg kan men van meening verschillen, maar de rapporten te dezer zake zijn van dien aard, dat de vrees voorzit voor gevaar. Spreker is van oordeel, dat de Raad goed zal doen het voorstel nu reeds aan te nemen, om de verantwoordelijkheid van zich af te werpen. De heer Feddema persisteert bij zijne meening, dat intrekking der vergunning voor Menaldumadeel onnoodig is. Meent het Dagelijksch Bestuur, dat er eenige aan sprakelijkheid voor de gemeente kan ontstaan tengevolge van een ongeluk, dan zou de gemeente Menaldumadeel kunnen worden aangeschreven, dat zij den weg kan ge bruiken op eigen risico. Er zou dan bij het begin van den trekweg eeii groot bord kunnen worden geplaatst, waarop dit vermeld is. De alarmklok is onnoodig ge luid over deze zaak. Spreker acht het noodig, dat de weg spoedig in orde wordt gebracht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 3