150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juli 1906. „Het is verboden privaten te doen uitloopen anders dan in wisseltonnen" in Uwe vergadering van 16 Mei 1905 bij het amendement-Haverschmidt in zijn tegen woordige redactie gebracht. Uit de daarbij gevoerde discussion, wellicht nog min of meer geïnfluenceerd door het adres der Stroocarton- fabriek betreffende de ierloozing van de zijde van het Aschland, dat kort te voren tot breedvoerige beschou wingen in Uwe Vergadering aanleiding had gegeven en waarbij wij wel niet in herinnering behoeven te brengen dat niet in de laatste plaats door de deskundigen uit Uw midden deze loozing zoo scherp was veroordeeld uit de discussie gevoerd bij het amendement-Haverschmidt hebben Burgemeester en Wethouders gemeend te moeten concludeeren, dat de opvatting der vereeniging ter bevor dering van de volksgezondheid niet was die Uwer Ver gadering en dat men bij het brengen in de bouwverordening van het verbod om faecaliën te loozen op riolen niet anders voor oogen heeft gehad dan hiermede loozing zoowel van vaste als van liquide faecale stoffen te ver bieden en in dien gedachtengang is de voorwaarde in de bouwvergunning van appellant opgenomen, gelijk boven is omschreven. Wij mogen niet aannemen dat Uwe Vergadering op haar eens gevestigd oordeel in dozen zal willen terug komen en hebben mitsdien met wederaanbioding der stukken de eer U voor te stellen te besluiten, met hand having van het besluit van Burgemeester en Wethouders van 23 Mei 1906 no 1836/491 op het verzoek van het appelleerend bestuur tot onvoorwaardelijke goedkeuring van het ingezonden bouwplan voor een school aan de Margaretha de Heerstraat, afwijzend te beschikken. De heer Feddema heeft in de vorige vergadering, toen het beroep werd ingesteld, gevraagd, of het niet wen- schelijk was, deze zaak te stellen in handen van eene commissie uit den Baad of in die van de bouwcommissie. Daarop is geantwoord, dat de Raad eerst moet kennen de argumenten van Burgemeester en Wethouders. Die zijn nu bekend en liet is spreker gebleken, dat het precies dezelfde zijn, als die waarop de voorwaardelijke bouw vergunning is verleend. Burgemeester en Wethouders hebben als voorwaarde aan de bouwvergunning toegevoegd, dat de urinoirs moeten uitloopen op een put op het terrein der Vereeniging en putten het rechtsbewijs hier voor uit hetgeen bepaald is in art. 39 der bouwverorde ning, waarin staat, dat geen faecaliën mogen worden geloosd op riolen en geen privaten anders mogen uit loopen dan op wisseltonnen. Hieruit blijkt dus, dat Burgemeester en Wethouders urine beschouwen als liquide faecalie. Spreker is persoonlijk van eene andere meening en in eene der vergaderingen, waarin de bouwverordening door den Raad is behandeld geworden heeft Dr. Baart de la Faille gezegd, dat urine niet tot de faecale stoffen behoort. Ook is het verboden op grond van art. 56 dierzelfde bouwverordening, in de nabijheid van woningen kwalijk riekende stoffen te bewaren, en nu stellen Bur gemeester en Wethouders dit zelf als voorwaarde. Spreker is niet in staat geweest van een deskundige de bewijzen in handen te krijgen, dat urine niet tot de faecale stoffen behoort. Hij zou hiertoe in staat wenschen te worden gesteld en verzoekt derhalve uitstel van behandeling van dit punt, te meer, omdat de zaak geen dringende haast heeft. Indien urine niet is een faecale stof, hebben Burgemeester en Wethouders onwettig deze voorwaarde gesteld. Het komt don Voorzitter voor, dat er bij het Dag. Bestuur geen bezwaar kan bestaan het verzoek van den lieer Feddema in te willigen, waar deze zelf verklaart, dat er voor dadelijke behandeling geen haast bestaat. De heer Baart tie la Faille zegt, dat de heer Feddema uit de woorden door hem gesproken in de vergadering van de Vereeniging voor Volksgezondheid, de conclusie trekt, dat urine niet tot de faecaliën behoort. Spreker herinnert zich de juiste bewoordingen niet meer. Wanneer men de taalkundige beteekenis der woorden nagaat, dan kan urine niet tot de faecaliën gerekend worden. Urine en faecaliën zijn twee. Sprekers meening is echter, dat urine niet minder schadelijk is dan faecaliën en dat het dus evenmin wenschelijk is urine te loozen op riolen en in openbare wateren als faecaliën. In overeenstemming met het heele opruimingssysteem hier ter stede, loopt de urine uit de urinoirs dan ook op wisseltonnen uit. Sprekers meening is dezelfde als die van den Inspec teur van het Geneeskundig Staatstoezicht, die de bedoelde vergadering heeft bijgewoond. Het amendement van den heer Haverschmidt in de Raadsvergadering, waarin de Bouwverordening werd behandeld, had dan indertijd ook geen ander doel dan alles over één kam te scheren. Het komt spreker voor, dat het prae-advies volkomen juist is. De heer Feddema begrijpt den heer Baart de la Faille niet. Deze zegt toch urine is geen faecalie en faecalie is geen urine. Indien dus urine geen faecalie is en faecalie geen urine, kunnen Burgemeester en Wethouders op grond van hetgeen in art. 39 is bepaald, ook niet ver bieden deze op de riolen te loozen. Bjj art. 39 der bouw verordening immers wordt verboden faecaliën anders te laten uitloopen dan in tonnen. Indien urine wél faecalie ware, dan zou op grond van art. 39 het schoolbestuur die wel op tonnen kunnen doen uitloopen. Geloosd op een put of op tonnen, staat het bestuur voor de onhygië nische feiten, dat de urinoirs nooit eens Hink doorgespoeld kunnen worden. De heer Burger geeft den heer Feddema toe, dat hij in het door den heer de la Faille gesprokene eene con tradictie kan opmerken. Is urine niet faecalie, dan is het laten uitloopen op riolen niet verboden. Faeces is naai de taalkundige beteekenis van het woord droesem, be zinksel. Zooals het echter meer in de taal gaat, krijgen vreemde woorden langzamerhand eene andere beteekenis. Wat is nu eigenlijk de beteekenis van faeces. Spreker gelooft eigenlijk wel dat men in de praktijk ook urine daaronder verstaat en, als hij de verordening inziet, moet hij wel aannemen dat deze ook die opvatting volgt, want zij handelt in eene afdeeling over allerlei soorten van vuil, die in de huishouding voorkomen, en rekent men urine niet onder faecaliën, dan zou alleen voor deze stof geen voorschrift in die afdeeling worden gegeven en toch is de regeling juist gemaakt naar aanleiding van de op merking der vereeniging Volksgezondheid, dat urine even schadelijk is als de vaste faecale stoffen. I)e Voorzitter geeft de vergadering in overweging de debatten te sluiten als het idee van den heer Feddema, om de behandeling van dit punt uit te stellen, ingang vindt. De heer Baart de la Faille ziet in het voorstel van den heer Feddema niet veel heil. Wij zullen het zeker over de kwestie niet eens worden, omdat in de toepassing- zooveel moeielijks ligt opgesloten. Er is helaas, gelegen heid genoeg, om urine op riolen te loozen, want veel urine gaat met het menagewater weg. Ook dit menage water is een bron van verontreiniging. We kunnen niet anders dan pogingen doen, om de verontreiniging onzer openbare wateren met bestanddeelen, die met smetstoffen kunnen bedeeld zijn of voor rotting vatbaar zijn, tot een minimum te reduceeren. Bij de behandeling van art. 39 der bouwverordening heeft het idee voorgezeten, dat urine en faecaliën tot dezelfde categorie moesten worden gerekend. Spreker gelooft niet, dat uitstel van behandeling tot een practisch resultaat zal leiden. De heer van Messel wil niet in eene algemeene be schouwing treden of urine al of niet tot de faecaliën behoort, wcnseht echter er toch aan te herinneren, dat Aderslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juli 1906. 151 urine in den Raad altijd onder faecaliën is gerangschikt. Spreker heeft herhaaldelijk bij de behandeling der be grooting de wenschelijkheid betoogd, de urinoirs met leidingwater door te spoelen, waartegen door den vroegeren Burgemeester, den heer Röell, in 't midden werd gebracht dat dan in de eerste plaats de verordening moest worden gewijzigd, omdat geene faecaliën in de rioleering mogen worden geloosd; hiertoe zou do commissie van volksge zondheid niet gemakkelijk zijn te vinden. Dit argument wordt nog versterkt door de laatste wijziging van art. 39 der bouwverordening, zoodat spreker van oordeel is, dat Urine onder faecaliën moet worden gerangschikt. De heer Feddema zegt, dat de Raad op een ingesteld beroep binnen 2 maanden een besluit moet nemen. Die termijn is over drie weken nog niet verstreken. Spreker maakt zich sterk te bewijzen, dat urine niet behoort tot de faecale stoffen, al heeft de heer Burger ook advocatisch bepleit, dat het wel zoo is. Spreker voert strijd niet om de belangen van deze school direct, maar tegen den overlast, die alle inenschen zal worden aangedaan, als zij in hunne huizen de urinoirs niet zoo mogen inrichten, als hygiënisch voor de bewoners het beste is. Aan school 12 den heer Baart de la Faille zal dit toch zeker ook wel gebleken zijn uit de stukken geschiedt de loozing der urinoirs ook op de riolen. AVat Burge meester en Wethouders alzoo in eigen huis laten doen, mogen ze om die reden alléén een ander niet weigeren. Wenscht de Raad onmiddellijke afdoening, spreker kan daartegen slechts zijn stem laten hooren, maar her haalt zijn verzoek om de behandeling aan te houden. Dit voorstel wordt aangenomen met 8 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de hoerenLautenbach, Oosterhoff, Beekhuis, Feitz, Bcsuijen, Koopmans, Feddema, van Messel en tegen de heeren Tigler Wijbrandi, Hijlkema, Burger en Baart de la Faille. De heeren Beucker Andreae, Schoondermark en Duparc zijn vertrokken. De vergadering wordt door den Voorzitter gesloten. De Raad gaat in Comité.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 6