186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 September 1906. toe, dat de ouders aan den lijve en aan den beurze ver antwoordelijk werden gesteld voor de wandaden van hun liefelijk kroostdan zou het spoedig uit zijn met de straatschenderij. Resumeerende komt spreker voor zich tot de conclusie, dat een dergelijke groote dure uitbreiding niet gewettigd is omdat 1". niet gebleken is dat de veiligheid en rust het eisehen en 2". die groote uitbreiding toch niet baat om aan de straatschandalen een einde te maken. Wanneer de Burgemeester spreker kon verzekeren, dat deze voor een groot deel te beteugelen zouden zijn, dan zou spreker gaarne met hem mee kunnen gaan. Hij zal echter aan dezen die onbescheiden vraag niet stellen, wel wetende, dat die verzekering toch onmogelijk is te geven. De lieer van Ketwich Verschuur zegt, dat uit het benoem- mingsreeht, den voorzitter bij de gemeentewet toegekend, logisch volgt, dat ook door dezen het aantal dienaren van politie zal worden vastgesteld. Waar wij nu in den voorzitter een man hebben, die de zuinigheid betracht zonder schriel te zijn, en op wien in deze de geheele verant woordelijkheid berust, meent spreker, dut de Raad wel zal doen, te volgen wat door hem wordt voorgesteld en dat op ervaring en goede gronden is gebaseerd. Spreker zal geheel met het voorstel van den heer Burger meegaan. Be heer Duparc zegt, dat niemand de bewering van den heer Hijlkema zal tegenspreken, dat de veiligheid van personen en goederen te Leeuwarden tegenwoordig, althans over het geheel, weinig te wenschen overlaat. Als men onze gemeente in dit opzicht vergelijkt met andere, van gelijke bevolking als Leeuwarden, dan mag men gerust verklaren, dat de toestand hier inderdaad gunstig is te noemen. Misschien komt dat ook wel, omdat wij hier een recherche bezitten, die ontzag verdient. Zij heeft reeds lang niet alleen personen, die zich aan misdrijven hadden schuldig gemaakt in de gemeente zelve, maar ook van daarbuiten weten op te sporen. Wat de werkzaamheid der politic betreft, wijst spreker op de opgaven voorkomende in het verslag van den toestand der gemeente 19U5. Daaruit blijkt, dat onder anderen werden opgemaakt 1185 processen-verbaal wegens overtreding en 195 wegens misdrijven. Under de eersten niet minder dan 856 betreffende de zeden (waaronder openbare dronkenschap). „Dit is niet veel", hoort spreker zeggen, maar liet zijn dan ook alleen de gevallen die geconstateerd worden. Waren hier meer politic-agenten, dan zou men nog vrij wat grooter cijfers krijgen. Als men ziet hoe vaak 2 a 8 agenten moeten optreden, alleen om beschonkenen op te brengen, dan beklaagt spreker de politie dikwijls. Treurig is het slechts, dat de ingezetenen zeiven zoo dikwijls de politie tegenwerken. Spreker zou wenschen, dat wij hier het Engelsehe stelsel van kort recht hadden en tevens, dat ieder burger, even als in dat land, de politie moest helpen. De heer Beerends wenscht te motiveeren waarom hij hij zijn stem zal geven aan het amendement van de lieeren Lautenbach en Jansen. Ofschoon hij meegaat met de overwegingen van den Wethouder van financiën en ook onderschijft het ge sprokene door den heer llijlkema vindt hij toch in het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet de zeker heid, dat 1 vrije dag om de 10 dagen kan worden ver kregen. En waar dat zijns inziens is eene onafwijsbare eiseli, zal hij stemmen voor het amendement van de lieeren Lautenbach en Jansen. De Voorzitter repliceert, dat bij uitbreiding met 6 man, 1 vrije dag om de 10 dagen kan worden beschikt, doch van zijn verdere plannen niets kan worden bereikt. De lieer Beereucls zou er voor zijn om nog meer vrij te geven. Gaarne zou hij, evenals de heer Duparc, willen meewerken, dat wekelijks een vrije dag kou worden gegeven. De Voorzitter verkeert in de gelukkige omstandigheid een voorstel te mogen verdedigen dat allerwege instem ming schijnt te hebben ondervonden, daar alle leden, die tot nu toe het woord hebben gevoerd, als hun oordeel uitspraken, dat het politiecorps moest worden uitgebreid, zij het ook dat de een eene uitbreiding met 6, de ander eene met 18 man bepleitte. Daartusschen lagen nog voorstellen tot uitbreiding met 12 en met 14 man, zoo dat spreker in dit late uur geen misbruik van 's Raads tijd zal maken door over de noodzakelijkheid der uit breiding nog iets te zeggen. Spreker wenscht, vóór hij zijn voorstel verdedigt, echter een woord van dank te brengen aan de lieeren van Ketwich Verschuur en Burger, die verklaarden zooveel vertrouwen in het hoofd der politie te stellen, waar deze eene uitbreiding van het politiecorps meende te moeten voorstellen, dat zij daaraan persé hun stem zouden geven. De eerste vraag is nu of, gelijk het voorstel van Burgemeester en Wethouders wil, met eene uitbreiding met 6 man kan worden volstaan. Dat daarmede niet verkregen wordtwat spreker zich als noodzakelijk heeft voorgesteld is duidelijk. Bij uitbreiding met 6 man, d.i. 8 voor den dag en 3 voor den nacht, kan alleen bereikt worden dat den politiedienaren 0111 de 10 dagen een vrije dag kan worden gegeven, meer nieten de surveillance in de stad profiteert bij deze uitbreiding al- zoo niets. Is men, gelijk de heer Beerends, daarmede tevreden, dan stemme men vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Is men daarmede echter verantwoord? Spreker ont kent dit beslist en zoo deden ook alle leden, die tot dus verre het woord voerden, behalve de Wethouders. De heer Komter baseert zich voor zijne meening op hetgeen ten aanzien der uitbreiding in het jaar 1900 is gezegd en haalde uit bijlage no. 17 van dit jaar met zekere voorliefde de zinsnede aan, dat de toen voorge stelde uitbreiding, behoudens ongekend snelle ontwikke ling der gemeente, voor geruimen tijd afdoende zou blij ken. Spreker legt die uitspraak of voorspelling zeer hoffelijk naast zich neder. Niet wat Burgemeester en Wethouders in 1900 hoopten of voorspelden, was voor spreker leidraad bij zijn voorstel, doch alleen wat hij zelt, die de verantwoordelijkheid draagt voor de hand having der politie, op dit oogenblik als noodzakelijk noodig oordeelde. Spreker is geen voorstander van het doen van voor spellingen door verantwoordelijke ambtenaren en hij is zelfs niet bereid te voorspellen, dat door eene uitbreiding van het politiecorps met 18 man, voortaan voor geruimen tijd iedere verdere uitbreiding onnoodig zal zijn. De uitbreiding van het jaar 1900 nu, waarop de heer Komter zich beriep, was er eene op papier5 po litiedienaren 4e klasse werden afgeschaft en aangesteld werden 6 politiedienaren 3e klasse. Men kan gerust zeggen dat te Leeuwarden van 1 Mei 1873 af aan uit breiding van politie niets is gedaan. Nu komt spreker's voorstel, en dit is verklaarbaar, het college van Burgemeester en Wethouders wel wat erg opschrikken, maar is dit een reden om, gelijk de heer Komter doet, te zeggen dat hier niets gebeurt waar voor politie noodig is, dan baldadigheid der straatjeugd alleen De heer Duparc las zooeven al het een en ander uit het jongste jaarverslag voor, waaruit althans iets bleek van hetgeen de politie deed en had te doen en de heer Jansen interpelleerde zelfs den heer Hijlkema niet de woorden „een moord", daarmede wel niet te kennen gevende dat wij wonen in eene stad waar doorloo- peud moorden ons bedreigen, maar in ieder geval vrij zeker doelende op nog iets anders wat te verrichten valt dan het optreden tegen baldadigheid alleen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 September 1906. 187 De heer Hijlkema verklaart dat de politie machteloos staat tegenover die baldadigheid der Leeuwarder jeugd en acht daarom iedere uitbreiding vrijwel doelloos. Spreker kent dat gevoel van machteloosheid gelukkig niet, mits hij maar over de middelen beschikke om op te kunnen treden tegen het kwaad. Bij de tegenwoordige politic- formatie is dat onmogelijk. De heer Jansen zeide zoo even geschrokken te zijn, toen hij uit spreker's voorstel gelezen had dat er slechts hoogstens 8 man tegelijk de straatpolitie uitoefenen. Dat lid zij ten overvloede me degedeeld dat 8 man een maximum isbij wedrennen, muziekuitvoeringen, tentoonstellingen gaat er dadelijk van die 8 man minstens 1 of 2 af. De heer Duparc beweerde„een goede Fries overvraagt de helft", maar deed daarop onmiddellijk volgen dat deze Burgemeester geen Fries is, vermoedelijk om hem te zuiveren van den blaam, die in gelijk geval op een Frie- sclien Burgemeester zou hebben gerust. Spreker heeft èn wat hij noodig acht èn wat hij bereiken kan, in zijn voorstel uiteengezet en zal wel op niemand den indruk hebben gemaakt van te overvragen. Alleen de heer Besuijen, die overigens zeer ver met spreker mede wil gaan, was van oordeel dat met 2 man minder kon worden volstaan. Dit is niet juist. Stel dat er reeds 48 politiedienaren 3de klasse waren. Hiervan gaan af: 2 man voor schrijven en andere diensten. 5 de vrije dagen. 3 ziekte, verlof of andere oorzaak van af wezigheid. Er resten alzoo 38 man, of 19 voor dag- en 19 voor nachtdienst. Voor den politiepost aaii de Kanaalstraat heeft spreker noodig, behalve de politiedienaren 3de kl., 2 wachtcom mandanten. Deze laatste wenscht spreker ook te nemen van de 18 man waarmee het korps, bij aanneming van sprekers voorstel, wordt uitgebreid, want als spreker die van het aanwezige kader neemt, dan wordt de bezetting aan het hoofdbureau te gering. De Raad staat nu voor de vraag: moet het voorstel van den Burgemeester worden aangenomen tegenover dat van Burgemeester en Wethouders? Spreker weet dat de Raad niet in allen ileele de meer of mindere mate van noodzakelijkheid van die aanneming kan overzien. 11 ij vertrouwe alzoo met den heer Duparc „dat niet is over vraagd". Wat het amendement van de lieeren Jansen en Lautenbach betreft, om in de verordening vast te leggen de bepaling, dat om de 10 dagen een vrije dag zal worden genoten, spreker moet bezwaar maken te dezer zake eene bepaling te maken. In zjjn voorstel staat duidelijk uitgedrukt, dat spreker dit wenscht te bereiken en hij wil gaarne de toezegging herhalen. Dit moet den Raad genoeg zijn. Het gevaar, dat de hand er niet aan zal worden gehouden, acht spreker denkbeel dig, want spreker kan zich geen chef van ceuigen tak van dienst voorstellen, die een door zijn persoueel eens verkregen aanspraak weder intrekt of verkleint. De heer Besuijen zegt: „maar uw opvolger?" De heer Beekhuis zegtdat, waar de voorzitter de lieerendie vertrouwen in zijn beleid hebben uitgespro ken zoo nadrukkelijk heeft bedankt, men de conclusie zou kunnen trekken dat de Wethouders weinig vertrou wen in dat beleid hebben. Hiertegen wil spreker niet een enkel woord opkomen. Hij meent dat de Wethouders hun bezwaar tegen de door den Burgemeester geweuschte groote uitbreiding van het getal politiedienaren duidelijk hebben geargu menteerd. Zij hebben betoogd, dat de veiligheid en rust in Leeu warden niet te wenschen overlaten, behalve voor zooveel betreft de verregaande baldadigheid der straatjeugd. Daar deze laatste niet te keeren zal zijnook al werd het aantal agenten verdubbeld, achten de Wethouders eene zoo groote uitgave, die verhooging van den hoofdelijken omslag zal tengevolge hebben, niet gewettigd. Ziedaar het standpunt van de Wethouders. Het is duidelijk dat hiermede vertrouwen in het be leid van het hoofd der politie niets te maken heeft. De Wethouders doen te dien aanzien voor geen der raads leden onder. De heer Burger wenscht nog iets aan het gesprokene toe te voegen, nu Burgemeester en Wethouders naast het schriftelijke, ook nog mondeling advies hebben verstrekt. Er ontbreekt n.l. iets. Terwijl door den Commissaris van Politie eene nauwkeurige berekening is gegeven steunende op de werkelijke behoefte aan personeel, wordt van de andere zijde een rekensom netjes opgemaakt steunende op geheel andere, met de tegenwoordige eisehen nauwelijks eenig verband houdende gegevens en waarbij zelfs niet getracht wordt, de berekening van den Com missaris te weerleggen. Spreker vraagt niet alleen, kun nen wij met eene uitbreiding van 6 man aan de politiedie naren 0111 de 1U dagen een vrijen dag verstrekken, maar kunnen wij ook het nieuwe posthuis bezetten en het aantal ronden vermeerderen. Daaromtrent zou hij gaarne van de zijde der Wethouders worden ingelicht. Onze stad is tegenwoordig ten aanzien dor algemeene veiligheid in een gunstige conditie, laten wij zorgen dat dit zoo blijft. Het mag een wonder hceten, dat het zoo gebleven is. Dit is volgens spreker te danken aan den Commissaris van Politie, die door zijn werkzaamheid het korps politic-agenten zoo heeft geleid. Spreker is van oordeeldat nu die Commissaris zegtliet kan zoo niet langer, de Raad niet mag zeggen, wij staan die uitbreiding niet toe, omdat het te duur is. Met 6 man kunnen wij de rusttijden niet verbeteren en het nieuwe posthuis bezetten. Spreker is vau oor deel, dat de Raad met den Burgemeester moet gaan tot het uiterste, omdat het blijkt, dat 8 man een onmoge lijke taak hebben. Spreker zou den lieerendie uitbrei ding tot 42 man hebben voorgesteldwillen toeroepen bedenk wat gij doet als gij niet meegaat met hetgeen de verantwoordelijke personen volstrekt noodzakelijk ach ten. Hunne verantwoordelijkheid overnemen kunnen wij niet. De heer Komter meent in antwoord op de vraag van den heer Burger er op te moeten wijzen, dat het toch niet op den weg ligt vau den Raad om eene indeeling en dienstregeling voor de politie te maken. Dit kan gerust aan den Burgemeester en den Commissaris van politie worden overgelaten. Overigens is spreker voor zich zelf overtuigd, dat met de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde 6 man kan worden bereikt een vrije dag om de 1U dagen en de bezetting der nieuwe politiepost aan het Kanaal, waardoor aan de groote uitbreiding der stad wordt tegemoetgekomen. Deze post schijnt een nieuw punt van uitgang en maakt zeker den bewakings- kriug voor het bestaande politiebureau kleiner, doch, zooals spreker zooevou zeide, daarmede heeft de Raad zich niet iu te laten. De Voorzitter is zich niet bewust eene vertrouwens kwestie te hebben gesteld. Spreker is overtuigd, dat hij het vertrouwen zijner medeleden van het Dagelijksch Bestuur bezit en heeft in hun ongunstig prae-advies nimmer wantrouwen gezien. Hij wil er bovendien op wijzen, dat hij reeds daarom geen vertrouwensquaestie zou hebben gesteld, omdat dan iedere stem tegen zijn voorstel een stem van wantrouwen in zijn politie£ezag zou zijn, een uitspraak die hij noch vraagt noch begeert, daar zij zijne positie in deze vergadering slechts zou kunnen schaden. Do beraadslaging wordt gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 6