190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 September 1906. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 September 1906. 191 Voordat tot de herstemming wordt overgegaan ver zoekt de heer Haverschmidt geen stemmen op hem uit te brengen. De uitslag der herstemming is dat elk der beide hee- ren 7 stemmen op zioli vereenigt. Door liet lot wórdt nu beslist, dat de lieer Schoondermark benoemd is. De Voorzitter vraagt den lieer Schoondermark,of deze de benoeming aanneemt. De heer Schoondermark antwoordt, dat hij op deze benoeming eenigszins was voorbereid, hoewel hij natuur lijk den uitslag van de loting niet kon gissen. Voor hem bestaat derhalve geen enkel motief om de beslissing om trent het al of niet aannemen 24 uren in beraad te houden. Spreker wil de betrekking aanvaarden in het vertrouwen hem door den Raad geschonken en in de toezegging zijner medeledendat men hem steeds ten steun zal zijn. 2. Voortstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan can eene tijdelijke geldleeuing Ier voorziening in kasgeld.. De heer Beerends zal over het voorstel zeil niet spreken. Uver de voorwaarden echter wil spreker een vraag doen n.l. dezeis de voorwaarde dat er aan rente '/s pCt. boven het disconto der Ned. Bank en bovendien i/4p(Jt. provisie wordt betaald, een gewone voorwaarde? De heer Komter wijst den heer Beerends op het woordje hoogstens, dat in het ontwerp-besluit is opgenomen. De machtiging van den Raad wordt gevraagd om tot dit maximum te gaan. Eene zoo liooge provisie zal echter naar alle waarschijnlijkheid niet noodig zijn. De heer Beerends dankt den wethouder voor de in lichtingen. Spreker heeft de opmerking gemaakt, omdat hij meent, dat de bijvoeging van 1 s p(Jt. tot nu toe niet plaats heeft gehad. V aar de wethouder nu verklaart, dat het cijfer >/s is bijgevoegd als voorzichtigheidsmaatregelen geenszins met de bedoeling om minder gunstige voor waarden dan vroeger te stellen, heeft hij togen de bij voeging geen bezwaar. Met algemeene stemmen wordt besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het onderhands aangaan eener tijdelijke geldleeuing ten laste der gemeente Leeuwarden tot een bedrag van hoogstens J 145,(JU0,ter bestrijding van de in de begrooting van den dienst 19U6 aangebrachte buitengewone uitgaven voor den tijd van één jaar, af te lossen uit de opbrengst van een later te sluiten geldleeuing op langen termijn, zulks tegen eene rente hoogstens gelijkstaande met 1 pCt. boven bet disconto van promessen bij de Ned. Bank en zoo noodig tegen eene provisie van ten hoogste 1 j pCt. en verder op de wijze en onder zoodanige voorwaarden en bepalingen als zij in het financieel belang der gemeente het meest nuttig en noodig zullen achten. 3. Rapport der Commissie, belast geweest nuit het on derzoek van de begrooting der inkomsten en uitgaven van het Stads-Ziekenhuis, dienst 1907. De conclusie van het rapport om de rekening in ont vang en uitgaaf goed te keuren tot een bedrag van 12371.wordt met algemeene stemmen aangenomen. 4. Rapport der Commissie, belast geweest met het on derzoek der gemeenterekening, dienst 1905. Hierbij komt tevens aan de orde het schrijven van den heer Besuijen, houdende verzoek de behandeling van dit punt aan te houden. De Voorzitter wenscht op te merken, dat hij geen vrijheid gevonden heeft aan het verzoek van den heer Besuijen te voldoen, omdat de termijn, waarop de rekening aan Gedeputeerde Staten moest zijn ingezonden (10 Sept.) reeds verstreken is, en de heer Besuijen in de vorige verga dering ruimschoots in de gelegenheid is geweest mede te deelen waarom hij niet heeft geteekend. liet gemeente bestuur heeft wel is waar, toen bleek dat de commissie niet op tijd met haar werk klaar kon komen, aan Gedepu teerde Staten uitstel gevraagd, maar nu de zaak voor behan deling klaar is, dient van dat uitstel niet geprofiteerd. Spreker stelt voor het schrijven van den heer Besuijen voor kennisgeving aan te nemen en de rekening voorloo- pig vast te stellen. De heer Koopmans vraagt of van Gedeputeerde Staten geen uitstel te krijgen is. De zaak zelf zou toch het best kunnen worden behandeld met het voorstel tot wijziging van art. 56 van het reglement van orde. De Voorzitter antwoordt dat, zooals hij zooeven zeide, er al uitstel gevraagd en ook verkregen is. Gedeputeerde Staten stelden den termijn, waarop het onderzoek moest zijn afgeloopen, vast op 10 September en nu die termijn is overschreden, dient niet dan om zeer gewichtige redenen de behandeling der zaak nog weder te worden uitgesteld. Spreker ziet zulk een gewichtige reden niet in de af wezigheid van den heer Besuijen, die ten overvloede in de vorige vergadering ruimschoots in de gelegenheid is geweest te zeggen, waarin hij van zijne medeleden der commissie verschilde. Spreker stelt voor de rekening lieden te behandelen. Dit voorstel wordt aangenomen met 13 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de lieeren: Beucker Andreae, Schoon dermark, Beerends, van Ketwich Verschuur, Haverschmidt, Komter, üosterhoff', Tigler Wijbrandi. Baart de la Faille, Meualda, Dupare, ilijlkema en Feddema. Tegen de heeren Koopmans, Jansen en Burger. De Voorzitter opent over de gemeente-rekening de be raadslagingen. O O De heer Dupare zegt tot zekere hoogte spijt te gevoelen) dat de heer Besuijen afwezig is, want wat hij anders had kunnen hoeren, zal hij nu moeten lezen. Spreke', zal niet behandelen het punt van geschil tus- schen de leden der commissie. Hij wenscht alleen de aandacht er op te vestigen dat de heer Besuijen zich in de vorige vergadering op een minder juist standpunt heeft geplaatst, liet stond hem natuurlijk geheel vrij, niet in te stemmen met de hulde, die de meerderheid der com missie aan Burgemeester en Wethouders meende te moe ten brengen voor de wijze, waarop zij van het hun toe gestaan blanco-crediet voor de ontvangst van de vorste lijke gasten ten vorigen jare hebben gebruik gemaakt. Verder echter, meent spreker, kon niet worden gegaan. Spreker brengt in herinnering, dat in de door den heer Besuijen bijgewoonde vergadering van 22 Mei 1.1. in be handeling kwam een voorstel van Burgemeester en Wet houders tot wijziging der gemeente-begrooting voor 1905, onder anderen door daarop aan te brengen het bedrag der uitgaven, die voor de ontvangst van het koninklijk echtpaar in dat jaar hadden plaats gehad en die op een specificatie berustten. Ofschoon deze uitgaven waren gedaan geheel volgens machtiging van den Raadhad de heer Besuijen in die vergadering critiek kunnen uitoefenen, zoowel op het bedrag, als op de wijze waar op de gelden waren besteed. De heer Besuijen hield zieli er echter geheel stil over. De post werd, zooals alle andere posten, zonder beraadslaging eu zonder hoof delijke stemming goedgekeurd. En nu gaat het, volgens I spreker, niet op, dat, als een lid van den Raad zonder oenige op- of aanmerking een uitgaaf heeft goedgekeurd, later bij de behandeling der rekening eu verantwoording er op terug te komen zooals de heer Besuijen heeft ge meend, in het onder w er pel ijk geval te moeten doen. De wijze, waarop dit is geschied, laat spreker nu nog geheel in liet midden. De heer Burger meent het in de eerste plaats voor een afwezige te moeten opnemen. De commissie heeft gemeend het door den heer Dupare bedoelde punt wel te mogen bespreken en dit is de aanleiding geweest waarom ook de heer Besuijen zijne meening heeft te kennen gegeven. Deze heeft dat indertijdtoen de me- moriepost op de begrooting door een cijferpost werd vervangen moeielijk kunnen doenomdat hem toen evenals den anderen raadsleden de specificatie van het bedrag onbekend was, waardoor men ook niet kon oor- deelen over de wijze waarop die gelden besteed waren. Het geschil bestaat alleen over de wijze, waarop de heer Besuijen zijne meening heeft uitgesproken. Spreker betuigt Burgemeester en Wethouders zijn dank, ook namens zijn medelid den heer Koopmans, voor de wijze waarop door hen de opmerkingen der com missie zijn beantwoord. De commissie is zeer voldaan over de wijze, waarop aan die opmerkingen een gewillig oor is verleend. In het algemeen behoeft over de in liet verslag aangevoerde punten niet verder te worden gesproken. Slechts over twee punten wil spreker naar aanleiding van het antwoord van Burgemeester en Wethouders nog eene opmerking maken waarop li ij echter geen direct antwoord verlangt. Vooreerst dan de zaak, in het verslag onder I behan deld. De commissie maakte de opmerking, dat de me- moriepost niet betaalde restitutie van belastingen over vorige dienstjaren" door een cijferpost zal moeten wor den vervangen. In zoover sloot zij zich eenvoudig aan bij de reeds ten vorige jare gemaakte opmerkingnaar aanleiding waarvan de memoriepost is opgenomen. Burgemeester en wethouders verklaren dat het inder daad hunne bedoeling is, te dezen aanzien eene wijziging der loopende begrooting voor te stellen. Maar de com missie heeft nog iets meer willen zeggen, al heeft zij dat misschien niet al te duidelijk gedaan en het schijnt de moeite waard, daarop thans terug te komen. Burgemeester eu Wethouders kunnen aan hunne toe zegging op twee manieren gevolg geven: f. door den post uit te trekken op het bedrag der werkelijk in 19U6 opgevraagde restitution, 2. door het geheele bedrag, waarover in 1905 restitutie is verleend en waarvoor nog geene terugbetaling is geschiedop de begrooting te brengen. Dit laatste acht de commissie het meest wenschelijk. Op die manier krijgen wij langzamerhand in de begroe tingen een compleet overzicht van het bedragdat de gemeeute uit dezen hoofde nog over vroegere dienstjaren verschuldigd is. In eens kan het nietwant de nog openstaande bedragen over vorige jaren zijn niet nauw keurig bekend.- Maar begint men thansnu door de afsluiting der rekening het bedrag over 1905 bekend is, dit geheel op de begrooting te breuge t en houdt men dit in het vervolg vol, dan komt men eindelijk tot een compleet overzicht der oude schulden. liet tweede punt, waarop spreker de aandacht van Burgemeester en Wethouders wil vestigen is de pensi oenkwestie, in het verslag onder VII behandeld. Burgemeester en Wethouders verklaren het in beginsel met de commissie eens te zijnmaar dat zij op het oogeublik geen andere voorstellen dienaangaande kunnen doen, omdat er plannen aanhangig zijn van regeling der pensioenen door het Rijk. De commissie is met die verklaring niet veel verder. Dat de bijdragen voor het pensioen in de gewone middelen mogen worden gestort, te dezen opzichte is zij het in beginsel eens met Burge meester en Wethouders. Dit te doen is echter uit een practiseh oogpunt niet vrij van bedenking, juist omdat wij binnen afzienbaren tijd of tot eene rijks-pensioen regeling voor onze ambtenaren óf tot de oprichting van een eigen pensioenfonds zullen komen In beide gevallen zullen wij in eens eene niet onbelangrijke som moeten storten en de commissie vindt het aanbevelenswaard de pensioenbijdrage reeds nu daarvoor te reserveeren. Het argument, dat tegenover de bijdrage van ƒ651. een bedrag aan uit te keeren pensioenen van ruim ƒ9900.staat, gaat niet op, vooreerst omdat die pen sioenen worden betaald aan ambtenaren onder de oude regeling in dienst getreden en die nooit voor hun pen sioen hebben bijgedragen zoodat de stortingen der jon geren niet gezegd kunnen worden bestemd te zijn tot dekking dier uitgaven. Van ons tegenwoordig standpunt kunnen wij zeggen dat onze voorgangers een fout hebben begaan door den last der pensioenen op de toekomst te schuiven. Van dien last kunnen wij niet af, maar dat kan nooit een argument zijn om hetgeen nu wordt bij gedragen tot voorziening in toekomstige uitgaven, op te bruikente minder omdat wij mogen aannemendat wij over weinige jaren plotseling zullen staan voor de noodzakelijkheid om een groot bedrag in eens op te brengen. De heer Dupare waardeert het alleszins, dat de heer Burger eenigszins de partij voor zijn afwezig medelid heeft opgenomen. Spreker is echter van oordeel, dat de heer Burger de zaak minder juist opvat. Spreker toch heeft geenszins betwist, dat de heer Besuijen volkomen recht had op te komen tegen de aan Burgemeester en Wethouders gebrachte hulde, maar slechts doen uitko men, dat recht op critiek uiet bestond tegen het bedrag der gedane uitgave en tegen de wijze waarop dit was besteed. En wat de specificatie betreft, deze was ter secretarie in te zien. Nog slechts weinige dagen geleden heeft spreker van de gelegenheid daartoe gebruik gemaakt. De heer Komter zal den heer Burger gaarne met een enkel woord antwoorden op diens vriendelijke opmer kingen. Want het le punt betreft, gelooft spreker dat, na de toelichting van den heer Burger, bij Burgemeester en Wethouders geen bezwaar zal bestaanden bedoelden post uit te trekken tot het door hem aangegeven bedrag. Wat liet 2c punt aangaat, dat is van grooter omvang zoodat het ook daarom niet aangaat, daarover nu eene afdoende bespreking te houden. Wat de onjuistheid betreft, waarop de lieer Burger wees, merkt spreker op, dat de pensioenkwestic der gemeenteambtenaren niet is begonnen in 1899, toen de verordening in werking trad, waarbij de pensioenbijdrage is bepaald. Neen, ook toen vond men reeds pensioenen op de begrootingofschoon tot veel geringer bedrag dan thansdoch daarvoor was in liet geheel geen bijdrage betaald. Nu komt het Bur gemeester en Wethouders voor billijk te zijndat de kleine bijdrage die nu wordt geöiseht en die in 1905 ƒ651.opbracht, strekt ter tegemoetkoming in den pensioenlast vaii ƒ9929.-. Spreker stelt zich voor dat deze redeneering ingang zal vinden datdoor storting van de pensioenbijdragen in eene reservefonds de tegen woordige begrootingen dubbel belast worden, omdat dau tegenover de uit te betalen pensioenen geen enkele inkomst staat. Wanneer de pensioenzaak uau het Rijk kan worden overgedragen, zal moeten worden overwogen op welke wijze dit liet best zal kunnen geschieden. Vooraf wijziging aan te brengen ten behoeve eener re geling die men niet kent, acht spreker minder doel matig. De heer Burger dankt den heer Komter voor de ver strekte inlichtingen. Spreker zal op deze zaak uiët ver der ingaan. Bij de begroeting zal misschien op de kwestie der pensioenen worden teruggekomen. Verder moet spreker nog de bekentenis afleggen, dat hij bij zijn antwoord aan den heer Dupare het niet al leen voor den heer Besujjen, maar ook voor den heer Koopmans en zichzelf heeft opgenomen. Wanneer men

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 2