198 Verslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1906.
blijven en evenmin hunne kinderen in den royalistischen
geest wenschen te zien opgevoed. Het onderwijs behoort
op de openbare school zoo neutraal mogelijk te zijn
socialistische en anarchistische ouders moeten met even
veel vertrouwen hunne kinderen kunnen zenden als de
liberalen. Spreker weet wel dat eene absolute neutra
liteit onmogelijk is, maar het neemt uiet weg, dat men
er naar te streven heeft. De handeling van den lieer
Iiengers en de hoofden schaadt de neutraliteit en is scha
delijk voor het prestige der onderwijzers.
Brengen de kinderen b.v. de circulaire aan niet sym-
pathiseerende ouders, dan verscheuren of verbranden deze
liet geschrift. De kinderen zullen deze handeling met een
cadeautje van meester vreemd vindentot nadeel van
den onderwijzer. Spreker kan zich echter ook voorstel
len dat er arbeiders zijndie ongevraagde giften niet
wenschen te accepteerén en het met de kinderen terug
zenden onder de boodschap: „compliment, meester mag
zijn rommeltje wel houden." Wat zal meester dan doen?
Spreker acht het dan ook goed gezien van de Leeu
warder afdeeling van den Bond van Ned. Onderwijzers,
welke in eene vergadering met algemeene stemmen eeu
motie aannam waarin de verspreiding werd afgekeurd.
Zij hadden te meer rechtomdat een hoofdhier in
den Raad reeds meer genoemd, zijn onderwijzers op
droeg de circulaire te gaan verklaren en toelichten.
Een groote partijdigheid moeten de onderwijzers wel
gevoeld hebben toen ze vernamendat liet schoolhoofd
Boddé aan het verzoek tot verspreiding gevolg had ge
geven en doen geven.
Dat schoolhoofd toch meet met twee maten. De af
deeling Ned. Onderw. Dropagandaclub geeft n. 1. aan de
leerlingen die de school verlaten een geschriftje „sterker
dan sterk", een propagandageschriftje voor de geheel
onthouding. De heer Boddé, die wel de „Us Heit"-cir-
culaire verspreiden doetverbiedt de uitreiking der ge-
heelonthoudersgeschriftjes. Een fraai standpunt.
Men tracht de verspreiding goed te praten door te
beweren dat de circulaires het geschiedenisonderwijs ten
goede kwam. Als dit zoo was, wogen dan de genoemde
bezwaren niet meer, en mag dan niet de vraag worden
gesteld, met welk recht verspreidt een hoofd leermidde
len, door een particulier verstrekt?
Art. 6 der verordening ter uitvoering van de veror
dening tot regeling van het openbaar onderwijs in de
gemeente (1904 no. 14) zegt: de leermiddelen worden
verstrekt door de gemeente, de commissie van toezicht
of de ouders, terwijl art. 21 der Wet op het L. O bepaalt
dat de boekenlijst wordt vastgesteld door het hoofd onder
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders en den
districtsschoolopziener.
Overigens dit aan het adres van „Een paar onder
wijzers in de Leeuw, courant geven wij op school geen
speciaal Friesche geschiedenis maar volgens art. 5 der
verordening regelende het openbaar lager onderwijs
beginselen der vaderlandsclie geschiedenis.
Wat zouden de hoofden doen als wij eens eene histo-
risch-materialistische geschiedenisbeschrijving rondzon
den of eene geschiedenis over de arbeidersbeweging
wat volgens vele geleerden voor de kennis van bet heden
van meer gewicht is dan het opdreunen van stamhuizen,
moorden en veldslagen. .Zou het dan ook luiden „het
onderwijs is er mee gebaat"?
Spreker meentdat het voor de vrede maar beter is
om de school ongemoeid te latenmen verwekt dan geen
strijd met de oudersondermijnt niet het prestige der
onderwijzersbehoeft niet te meten met twee maten a
la Boddé en neemt een principieel standpunt in.
Spreker hoopt, dat de Raad deze meening deelt, liet
vorig jaar verboden wij de verspreiding van een circu
laire, door Minister Ellis toegezonden
De Voorzitter interrumpeert den heer Besuijen zeg
gende „de Raad had niets te verbieden."
De heer Besuijen vervolgt, dat de Raad Burgemeester
en Wethouders heeft uitgenoodigd de hoofden te ver
zoeken de circulaire niet te verspreiden. Dat was een
frisch moment in den Raad. Ilij handhaafde zijn auto
nomie en autoriteit in onderwijszaken tegenover de hooge
regeering. Zal de Raad slapper zijn tegenover een par
ticulier? Spreker stelt voor
Burgemeester en Wethouders te verzoeken de veror
deninghoudende bepalingen van orde en tucht (1904
no. 17) in dier voege te wijzigen dat de verspreiding
van eenig geschrift of voorwerpbuiten medeweten van
den Raad, verboden is.
De heer Burger heeft voor hetgeen door den heer
Besuijen is opgemerkt, wel ecnige sympathie. Spreker
zou durven zeggen datwat er ook in moge hebben
gestaan het ontactvol is de verspreiding der circulaires
op deze wijze te doen plaats hebben. Er is echter een
punt ten opzichte waarvan spreker het niet met den
heer Besuijen eens is, n.l. de gelijkstelling van dit geval
met de marine-circulaire. Bij die circulaire gold het een
handeling der regeering, en spreker keurt een dergelijke
handeling ten stelligste af van een autoriteitwiens
weusch voor de hoofden der scholen als het ware een
bevel is. Hier geldt het een particulier en dit is dus
een heel ander gevalal is het ook waar dat van den
eenen particulier meer autoriteit uitgaat dan van den
anderen. Spreker ziet dus de gelijkheid tusschen de
beide gevallen niet in en hij gelooftdat de Raad zich
op een gevaarlijken weg begeeft door te doen zooals de
heer Besuijen voorstelt. De verhouding van den onder
wijzer tot het kind is teer, ingrijpen moet met de noo-
dige tact geschieden. Het lijkt zonderling, den onder
wijzer te bevelendat hij de kinderen niet iets mag
meegeven nog dwazer wordt het als in elk bijzonder
geval de Raad mout worden gekend. Spreker zal tegen
de motie stemmen en wel speciaal om de woorden bui
ten medeweten van den Raad. Spreker zou het verkeerd
vinden als de Raad zich moest mengen in de verhou
ding tusschen den onderwijzer en de leerlingen, verkeerd
dat een onderwijzer direct in overtreding zou ziju als
hij een kind iets voor zijne ouders meegeeft.
De heer Haverschmidt is tegen een algemeen verbod;
als het noodig is zal het schoolhoofd zijn schooleommis-
saris wel raadplegen. De heer Besuijen maakt van deze
eenvoudige zaak een storm in een glas water. Deze had
indertijd met de marinecirculaire eenig succeshoewel
achterna is gebleken dat dit boekwerk, hetgeen trouwens
uit het formaat en de inkleeding reeds blijkt, niet be
stemd was noch gediend heeft tot verspreiding onder de
leerlingen. Op een school van bijna 50U leerlingen werd
slechts één exemplaar aan het hoofd verstrekt.
Welk bezwaar de heer Besuijen tegen de verspreiding-
van de bekende samenspraak van Dr. L. Wagenaar kan
hebben is spreker een raadsel, of het moest zijn de op
wekking om oranje te dragen, hetgeen de kinderen wel
uit eigen beweging doen.
Zeer terecht vonden de hoofden het niet noodig hier
voor toestemming te vragen en als lid der schoolcom
missie neemt spreker, wat zijne school betreft, gaarne
de verantwoording op zich voor de uitdeeling van der
gelijke vlugschriften zonder politieke strekking.
De heer Besuijen antwoordt, dat de heer Burger ge
zegd heeftdat vergelijking van deze circulaire met de
marinecirculaire niet opgaat. Spreker is van oordeel,
dat de toestand nu veel erger is. Wat toen door de
regeering geschieddegebeurt nu door een particulier.
Spreker vestigt er de aandacht op, dat de circulaire be
stemd was voor de oudera der leerlingen. De gever had,
zooals reeds gezegdhetzelfde resultaat bereikt door de
stukken op de post te doen. Hij heeft echter de school
gebruikt om zijne propagandalectuur gemakkelijk en zon
der kosten te verspreiden. Zou de verspreiding van het
kiesrechtmanifest niet verboden worden? Wat is hierop
het antwoord?
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1906.
199
Den heer Haverschmidt vraagt spreker of de geheel
onthouderscirculaires dan zoo gevaarlijk waren. Is hot
niet dun met twee maten te meten
De afkeurende uitspraak van de vakvereeniging van
onderwijzers geeft blijk van de zorg dezer onderwijs
krachten voor de school.
Vele onderwijzers blijken meer hart te gevoelen voor
de aan hun zorg toevertrouwde kinderen dan sommige
hoofdenwelke laatsle maar dadelijk gereed staan om
hun school als verspreidingsmiddel voor een particulier
in dienst te stellen.
De Voorzitter, den heer Besuijen interrompeerende
raadt dat raadslid om zich in zijne uitdrukkingen te
matigen. De heer Besuijen is toch door in het vuur
zijner rede te spreken zooals hij doet, bezig op beden
kelijke wijze het gezag te ondermijneniets wat hij
anderen verwijt. Ilij mag hier niet in het openbaar
zeggen dat de klasseonderwijzers meer hart voor de
leerlingen hebben dan de hoofdenzulks is door niets
te bewijzen en onwaar.
De heer Besuijen constateert dat zijne opvatting van
het gezag een geheel andere is dan die van den Voor
zitter. Den heer Burger wil spreker onder het oog-
brengen dat de onderwijzers over het verspreiden dei-
circulaires niets te vertellen hadden. Zij hadden een
voudig te doen wat het hoofd hun gelastte. Zie de ver
ordening „regelende de orde en tucht etc."
Spreker vraagt uitdrukkelijkals wij het voorbeeld
vau baron Rengers volgen wat zal er dan gebeuren
Hij handhaaft zijne motie.
De heer Burger zegt, dat door den heer Besuijen een
nieuw element iu het debat is gebracht. Als liet waar
is, dat de hoofden den onderwijzers hebben bevolen j de
circulaires te verspreiden, noemt spreker dat optreden
zeer verkeerd.
De heer Schoondermark merkt op, dat door den hoer
Besuijen wordt beweerd, dat de verspreiding der circulaires
den onderwijzers bevolen is. Spreker moet dit pertinent
ontkennen. Nadat het schrijven aan den Raad bij Bur
gemeester en Wethouders was ingekomen, heeft spreker
een bezoek gebracht aan alle openbare scholen en aan
een bijzondere, de R. C. I Let is hem bij di. bezoek ge
bleken dat er van bevelen in deze geen sprake is ge
weest. Dat de circulaire aan alle scholen is toegezonden
bewijst dat van partijdigheid geen kwestie is. Alle
hoofden en onderwijzers waren er mee ingenomen en
over verzet is bij geen enkele hunner gedacht.
Verder wordt door den heer Besuijen aangehaald, dat
op de vergadering van de afdeeling Leeuwarden van den
Bond van Nederlaudsche onderwijzers met algemeene
stemmen een afkeurend oordeel is uitgesproken. Spreker
vestigt er de aandacht op, dat die vergadering door slechts
12 lieeren was bezocht.
Ook de opmerkingdat de circulaire voor de ouders
bestemd wasis onjuist. Er is gezegddit mag je
thuis wel laten lezen. Spreker zou niet weten, waarom men
een kind 4 bladzijden zuiver vaderlandsclie geschiedenis
uiet mag laten lezen.
Spreker protesteert nogmaals ten sterkste tegen de uit
drukking, dat den onderwijzers de verspreiding bevolen is.
De heer Besuijen leest uit „de Bode" voor de mede-
deeling van een onderwijzer dat de circulaires voor de
ouders bestemd waren. Als de heer Schoondermark be
weert dat de vergadering der Bondsafdeeling slechts
door 12 leden bezocht was, is hij misom geen sterker
uitdrukking te gebruiken. Een zonderling argument is
het als men aanvoert dat „niemand onder de school
meesters in verzet is gekomen tegen de verspreiding."
Het spreekt immers van zelf dat, iu verband met art.
18 van de verordening regelende de tucht aan de open
bare scholenniemand weigeren durfde bij de versprei
ding behulpzaam te zijn. Daartoe behoeft een hoofd het
woord „bevelen" niet eens te gebruiken. Het niet vol
doen aan een uitnoodiging van het hoofd om voor ver
spreiding zorg te dragen, zou voor den onderwijzer na-
deelige gevolgen met zich brengen.
Aan school 10 heeft het hoofd, wanneer de inlichtin
gen welke spreker ontving juist zijn, bovendien nog den
onderwijzers opgedragen, de circulaire te gaan verklaren
en toelichten.
De Voorzitter zou gaarne van den heer Besuijen ver
nemen, welke de nadeelige gevolgen zouden zijn geweest
voor den onderwijzer, die geweigerd hadm. a. w. over
welke machtsmiddelen de Raad naar het oordeel van
den heer Besuijen, beschikt, om zoodanigen onderwijzer
nadeelig te zijn.
De heer Besuijen zegt, dat hij volgaarne bereid is op
deze interpellatie van den voorzitter te antwoorden. Al
zal dat antwoord ook aan vele zijner medeleden minder
aangenaam zijn t zal hem niet weerhouden precies te
zeggen hoe hjj, en niet alleen hij, maar bijna alle onder
wijzers plus een groot deel der ingezetenen er over denken.
Wanneer eeu der onderwijzers zich in dezen niet had
gedragen naar den wensch van het hoofd, maar geweigerd
had de verspreiding te bevorderenzou de man voor
revolutionairvoor „rood' zijn uitgekreten en bij zou
dit tot zijn nadeel bemerken in zijn verderen loopbaan.
Als hij b.v. solliciteerde naar een betrekking bij burger
avondschool, herhalingsonder wijs, school 12 etc. zouden
de heeren hem kalmpjes hebben gepasseerd. Het is hier
al eerder gebeurd dat een onderwijzeresdie no. 1 op
de voordracht stond, niet gekozeii werdomdat men
en nog wel ten onrechte meende dat zij „rood" was.
De Voorzitter antwoordt, dat hij nu weet wat hij
wilde weten. Hij zal de motie van den heer Besuijen
in stemming brengen.
Zjj wordt verworpen met 21 tegen 1 stem.
Vóór stemt de heer Besuijen.
1 ogen de heeren Beucker Andreae, Beekhuis, Ooster-
hoff, Schoondermark, Komter, Tromp, Wilhelmy, Hijl-
kema, Lautenbach, BurgerDupare, Feitz, Koopmans,
Menalda, Beerends, Baart de la Faille, Tigler Wijbrandï,
van Ketwich Verschuur, Haverschmidt, Feddema ei| van
Messel.
12. dat door Burgemeester en W ethouders de volgen
de namen aan straten zijn gegeven, als aan
de straat die ontworpen is op het stratenplan Dijk
stra, ter plaatse waar de Vredeman de Vriosstaat aan de
Oostzijde op de Emmakade N.Z. uitkomt, van deze kade
in noordelijke richting loopt: Saskia-Straat.
b. de straat ten Oosten van en evenwijdig aan de
vorige, op hetzelfde stratenplan Rembrandtstraat
c. de drie straten, die beide vorige verbinden en
evenwijdig loopen aan de Emmakade No. 2, te beginnen
met de meest zuidelijke: le, 2e en 3e Rembrandklwars-
straat
d. de aan bovenstaande verbindingsstraten evenwijdig
loopende meest noordelijke straat, die op den duur met
de V illem Loréstraat in verbinding zal worden gebracht
eveneens: Willem Loréstraat;
e. de straat op het plan de V alle en sbrandi ten
Oosten van en evenwjjdig aan de Vegelinstraatde
Ype ij straat
13. dat de levering van 400 privaattonnen ten dienste
der gemeentereiniging bij openbare inschrijving is ge
gund aan C. Wierda te Joure voor 745.
14. dat door Burgemeester en Wethouders zijn aan
gewezen als voorzitter van de commissie voor