202 Verslag van de handelingen van den gemeen terat terug te zullen komen, hij dezen niet behoeft te ant woorden. Den heer Besuijen vraagt spreker, wat is te verstaan onder bevoorrechte personen. Spreker wijst op de stokersbazen en de stokers, wier vaste weekloonen vroeger te hoog zijn opgevoerd, doch die niet door de commissie zijn verlaagd, omdat het waren vaste werkloonen. De bevoorrechte positie, waarvan spreker gewaagde, was een gevolg van de wijze van uitbetaling der overuren door den vorigen Directeur. Als er 1 overuur gemaakt was betaalde deze aan sommigen 2 a 3 uren uit. Dat loon was dus in werkelijkheid niet verdiendWanneer nu daarin verandering wordt gebracht, dan is dat toch geen krenking van recht, geen terugbrengen van loon. De 5 lantaarnopstekers willen de oude regeling terug, de 3 andere lantaarnopstekers vragen dit niet. Spreker is overtuigd, dat geen een der andere werklieden dit wil. Het vijftal lantaarnopstekers is gebracht van 62 op 60 uren, de andere 3 teruggebracht van 74 op 68. De cominssie heeft gemeend dat de door haar getroffen re geling billijk is, ook voor het geheels corps lantaarnop stekers. Hiermede wordt het debat over deze zaak gesloten. IV. Rapporten. De heer Haverschmidt rapporteert, dat de commissie belast met het nazien der begrooting der Stads Bank van Leening geen aanleiding heeft gevonden tot het maken van op- en aanmerkingen en voorstelt de begroo ting goed te keureu tot een bedrag van /521U. De Voorzitter stelt voor liet rapport in de volgende vergadering^ te behandelenonder dankzegging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Beucker Andreae deelt mede, dat de reclame commissie gereed is mot haar rapport omtrent een 100- tal reclames. Spreker verzoekt het rapport als gelezen te beschouwen en stelt voor het in de volgende verga dering te behandelen. De Voorzitter stelt voor het rapport in de volgende vergadering te behandelen en zegt der commissie dank voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Koopmans deelt nog mededat de sectie vergaderingen over de begrooting zijn afgeloopen en dat het concept-verslag van de commissie van rapporteurs van daag of morgen bij Burgemeester en Wethouders inkomt om te worden gedrukt. De Voorzitter dankt den heer Koopmans voor de mc- dedeeling. V. Thans komen aan de orde de voor heden op den oproepingsbrief geplaatste punten. 1. Benoeming van twee tijdelijke leeraren aan de B urgeravondschoo l. De aanbeveling bestaat uit de hoeren a. voor rechtlijnig teekenen: 1. D. L. de Vries, 2. S. Goud. Benoemd wordt met 19 stemmen de heer D. L. de Vries. Op elk der heeren S. Goud en D. Kalma is 1 stem uitgebracht. b. voor wiskunde S. Boersma. Benoemd wordt met algemeene stemmen de heer S. Boersma. van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1906. De heer Tromp was vóór deze stemming vertrokken. De Voorzitter stelt nog even in het licht, dat deze benoeming is geschied tot wederopzeggens en niet zooals tot nu toe voor 1 jaar. 2. Benoeming van twee leden in het stembureau voor de verkiezing van leden der Kamer van Koophandel en Fabrieken. Benoemd worden de heeren D. Tigler Wijbrandi met 17 stemmen terwijl op elk der heeren Wilhelmy, Lau- tenbach, Beerends en Burger 1 stem is uitgebracht en P. A. Wilhelmy met 14 stemmen. Bij deze stemming- zijn op den heer van Messel 4 en op elk der heeren Burger, Beerends en Lautenbach 1 stem uitgebracht. 3. De Voorzitter stelt voor over te gaan tot benoeming van een leeraar aan het Gymnasium. De aanbeveling bestaat uit de heeren 1. Dr. C. Albers leeraar aan het gymnasium te Doetinchem. 2. Dr. A. Rutgers leeraar aan liet instituut Prins te Haarlem. De heer Besuijen is niet in de gelegenheid geweest de stukken met den noodigen ernst in te zien waarom hij te kennen geeft blanco te zullen stemmen. De Voorzitter staat buiten de zaak en wil den Raad niets opdringen. Hij heeft slechts een verzoek van hee ren curatoren overgebracht. Wordt besloten tot benoeming over te gaan. Van de 21 uitgebrachte stemmen zijn uitgebracht op den heer Dr. C. Alberts 17, op den heer Dr. A. Rut gers 2, terwijl 2 briefjes in blanco zjjn ingeleverd, zoo dat benoemd is de heer Dr. C. Alberts. 4. Rapport der Commissiebelast geweest met het on derzoek van de begrooting der Stads-Armenkamer, dienst 1907. De heer Lautenbach heeft het reglement op het be stuur van de Stads-Armenkamer ingezien en het is hem gebleken, dat in art. 27 is bepaald, dat de levering van brood, turf en grondstoffen voor kleeding in 't openbaar wordt aanbesteed, tenzij dat de voogden door onder- handschen aankoop het benoodigde goedkooper kunnen aanschaffen, behoudens goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. Spreker heeft herhaalde malen van manufacturiers ge hoord, dat de besteding vrijwel vorm is geworden en onderhandsche aankoop regel. Zelfs werd nog meegedeeld, dat van een paar soorten manufacturen eene breedte wordt verlangd die niet in den handel voorkomt. Reeds het vorige jaar was spreker dit medegedeeld en pogingen zijnerzijds, om dit tot hel derheid te brengen, mislukten. Nu denkt spreker er niet aan, heeren voogden te be schuldigen of reclame te maken, neen, in het belang van de voogden zelve vraagt hijis het waar, dat op die wijze gehandeld wordtzoodat de levering van ma nufacturen bijna geheel in handen van denzelfden leve rancier is? De Voorzitter kan deze vragen niet beantwoorden. Hij zegt den heer Lautenbach toe ze aan heeren voogden te zullen overbrengen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1906. 203 De heer Lautenbach dankt den Voorzitter voor de gedane toezegging. Met algemeene stemmen wordt besloten, overeenkom stig het advies der commissie, de begrooting der Stads Armenkamer goed te keuren tot een bedrag van 41.645.08. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan O. van der Molen vergunning te verleenen tot het leggen van een stankvrije kolk in het trottoir vóór het perceel Noorderweg no. 104. Met algemeene stemmen wordt besloten: aan O. van der Molen alhier, vergunning te verleenen tot het leggen en tot wederopzeggens toe hebben van een stankvrije kolk in het trottoir voor het perceel Noorderweg no. -04 onder voorwaarde: dat die kolk wordt gelegd in het bestaande trottoir b. dat de kolk zoo laag wordt geplaatst, dat de klin kers van het trottoir hooger liggen dan de kolk c. dat de kolk en hare bedekking zoo sterk worden gemaakt en onderhouden, dat zij voldoenden weerstand kunnen bieden aan alle daarover te voeren vrachten d. dat als erkenning van het eigendomsrecht der ge meente op den grond waar de kolk wordt gemaakt, door adressant en zijne rechtverkrijgenden jaarlijks, voor het eerst voor 12 November 1906, ten kantore van den ge meente-ontvanger worde betaald eene recognitie van 0.50. 6. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van P. J. Anema alhierom hem alsnog ver gunning te verleenen to' het bouwen van twee woonhuizen aan den Stienserweg. Te dezer zake is het volgend prae-advies uitgebracht. Bij adres d.d. 22 Augustus j.l. door uwe vergadering- ten fine van prae-advies in onze handen gesteld, wordt door P. J. Anema alhier, beroep ingesteld van ons be sluit d.d. 25 Juli 1906 no. 2537/683, waarbij afwijzend werd beschikt op een door hem gedaan verzoek om ver gunning tot het bouwen van twee woonhuizen op het door amotie van het perceel Stienserweg no. 13 vrijko mend terrein. De weigering der vergunning berustte op de overwe ging, dat de afvoer van spoelwater niet zou plaats vinden op de bij de Bouwverordening voorgeschreven wijze. Vermits sedert geene nieuwe gezichtspunten zijn ge opend en in den toestand ter plaatse geene verandering- is gekomen, meenen wij ons van nadere toelichting te kunnen onthouden en enkel te kunnen volstaan met eene verwijzing naar het imperatieve voorschrift van art. 38 der Bouwverordening. Onder overlegging van een afschrift van ons bestreden besluit en van de door ons ingewonnen adviezen van den Gemeentelijke Inspecteur van het Woningtoezicht en den Directeur der gemeentewerken hebben wij dan ook de eer, onder wederaanbieding van het adres, u voor te stellen te besluiten met handhaving van het besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 25 Juli 1906 no. 2537/683, het daar tegen ingesteld beroep ongegrond te verklaren. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille heeft de stukken ingezien en daaruit is hem gebleken, dat Burgemeester en Wet houders bezwaar maken de gevraagde vergunning te ver leenen, omdat daarbij niet kan worden voldaan aan het bepaalde bij art. 38 der bouwverordening, dat voorschrijft, dat de afvoer van menagewater moet plaats hebben op een gemeentelijk riool, op kosten van den eigenaar. Er is nu te dezer plaatse geen gemeentelijk riool, waarom de aanvrager moeielijk aan die bepaling kan voldoen. Wanneer men echter alinea 2 van dit artikel leest, dan kan van het bepaalde bij alinea 1 worden afgeweken, als naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders een goede afvoer kan worden verkregen in een openbaar water. Spreker meent nu dat adressant den bestaanden toestand wenscht te continueeren, en het water wil af leiden in de bestaande sloot, die in verbinding staat met het water van het Waterschap „het Leeuwarder Oud en Nieuwland". Spreker heeft in het advies van den gemeentelijken Inspecteur gelezen, dat er termen bestaan, om dit toe te staan; hij heeft zelfs de voorwaarden ge noemd. Spreker nu juicht van harte toe dat Burge meester en Wethouders de hand houden aan art. 38, alinea 1. Maar bij absentie van een gemeentelijk riool, meent spreker dat er wel termen gevonden kunnen wor den om deu bestaanden toestand te handhaven. Anders vraagt hij of Burgemeester en Wethouders niet nog ver gunning kunnen verleenen op de wijze zooals door den gemeentelijken Inspecteur wordt voorgesteld. De beide oude huisjes ontsieren den weg. Spreker zou nog willen vragen in welke conditie vcr- keeren de huizen er naast in Z.-O.lijke richting? Ook daar is geen gemeentelijk riool en is de sloot gedempt. Spreker zoude intusschen gaarne weten of er op grond van alinea 2 van art. 38 ook termen bestaan alsnog ver gunning te verleenen. De heer Baart de la Faille heeft don lieer Lauten bach liet spreken bijna overbodig gemaakt. Spreker wil er nog iets aan toevoegen. Hij heeft uit het adres ge lezen, dat adressant het water wil loozen in eene sloot, behoorende tot bet waterschap liet Leeuwarder Oud- en Nieuwland. Waar de gemeentelijke Inspecteur er op wijst, dat de duiker, die de verbinding vormt met het openbaar water, moet worden veranderd, is dat volgens spreker openbaar water. Hij is liet met adressant eens, als deze vraagt, „word ik niet onbillijk behandeld?" Het heeft alle schijn, dat de bewoners van den Stienserweg alle hoop moeten laten varen, liet aansluiten aan het houfdriool is door den verren afstand en de hooge kosten bijna onmogelijk. De heer Beekhuis doet opmerken, dat beide sprekers terecht hebben gezegd, dat afvoer van spoelwater moet plaats hebben op een gemeentelijk riool, en dat Bur gemeester cn Wethouders kunnen toestaan, dat liet op een openbaar water geschiedt. Zij dwalen echter waar zjj meenen dat hier een openbaar water zoude zijn het is slechts een gewone sloot, die door een duiker in ver band staat met ander water. Vroeger stond in de ver ordening „openbaar wwirwater," dit is later geworden „openbaar water", maar openbaar moet het water dan toch zijn. Vandaar dat Burgemeester en Wethouders in casu de gevraagde bouwvergunning niet kunnen geven. De lieer Feddema zegt eene andere meening te zijn toegedaan dan de lieer Beekhuis. Wat de lieer Baart de la Faille omtrent deze zaak heeft gezegd, is vrijwel ook sprekers opinie. Daarbij komt, dat de geest van onzen verordening een andere is, dan de heer Beekhuis daarin legt. Toen bij de behandeling en vaststelling dezer bouwverordening dit artikel ter sprake was, heeft de heer Troelstra er o.a. nog op gewezen, hoe noodzakelijk het was voor afgelegen woningen zoodanige bepaling te treffen, dat het bouwen op eenigen afstand van de stad niet onmogelijk werd gemaakt. En hoewel spreker niet gaarne afwijkt van de bepalingen onzer bouwverordening, meent hij, dat ten opzichte van dit beroep meer gelet moet worden op den geest dan op de letter der verbods bepaling. Wel liggen deze huizen niet iii een ver verwijderd gedeelte der gemeente, maar aansluiting op een gemeentelijk hoofdriool is niet mogelijk, omdat hier zoodanig riool ontbreekt. Indien hier op een vrij terrein nu twee nieuwe huizen moesten worden gesticht, zou

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 4