232 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906.
brengen. Met deze wetenschap voor oogen heeft
spreker, die even bang is als de heer Haverschmidt
om onnoodig een boom te laten vallen, gunstig ge
adviseerd. Wanneer te kort is gedaan aan den wensch
om den Raad hierin te kennen, meent spreker Bur
gemeester en Wethouders te kunnen verontschuldigen
met de opmerking dat de Raad wist, dat het terrein
niet zou blijven zooals het was vóór de tentoonstel
ling. Deze kwestie is indertijd breedvoerig besproken,
waarom spreker het niet noodig oordeelde haar op
nieuw in bespreking te brengen. De verandering van
het plantsoen zal naar sprekers meening eene ver
betering blijken te zijn.
De heer Hijlkema, (met verlof der vergadering voor
de 3e maal het woord bekomen hebbende,) wijst er
op, dat, nu de heer Jansen heeft gezegd het voorstel
te willen vastknoopen aan een minimum van f 9.
er bij de reiniging 23 werklieden zijn, die op f 8.25
of lager staan. Deze zouden dan ook op f 9.— worden
gebradht. Men moet echter niet vergeten, dat door
bijna al die werklieden emolumenten worden genoten,
zoodat bij vaststelling van een minimum van f 9.
het werkelijke loon dezer werklieden belangrijk ver
hoogd zou worden en wel onevenredig in verhouding
tot anderen. Hierdoor zou de pas ingevoerde alge
meene regeling totaal in de war worden gebracht en
aandrang tot loonsverhooging van andere groepen
zou dadelijk volgen.
De heer Burger deelt tot geruststelling van den
heer Hijlkema mede, dat hij, als hij voor deze ver
hooging stemt, niet geacht wil worden het principe
te erkennen. Spreker heeft met voorstemmen alleen
de bedoeling dat hij een loon van f 9.— voor dezen
werkman, die, naar is medegedeeld en niet weer
sproken, een vakman moet zijn, niet te hoog vindt.
Bovendien al zou spreker voor een algemeen loon-
minimum zijn, dan zou hij wellicht toch nog afwij
kingen daarvan voor werklieden met emolumenten,
zoo als de reinigers, kunnen goedkeuren
De heer Besuijen is van oordeel, dat over het prin-
cipiëele dezer kwestie wel bij het werkliedenreglement
kan worden gesproken.
De heer Komter verklaart niet mee te zullen gaan.
De regeling der loonen is ontworpen door den Direc
teur, die de loonverhoudingen kent en daarom in dit
geval beter adviseur is dan een lid van den Raad
kan zijn. Spreker zal zich dan ook aan diens advies
houden.
De heer van Messel zegt, dat door den heer Komter
is opgemerkt, dat de Directeur in deze beter adviseur
is dan een lid van den Raad. Het is echter de vraag
of de Directeur er op gelet heeft, dat deze man slechts
f 8.50 verdient, hij kan vergeten zijn. Bovendien,
al is de Directeur adviseur, dan kunnen de leden
van den Raad van oordeel zijn dat het loon te laag
is. Zij kunnen de zaak in overweging nemen en er
over beslissen. Met den heer Burger is spreker het
eens, dat door aanneming van het voorstel het prin-
eipe niet is uitgemaakt.
De Voorzitter doet opmerken, dat op 1 Januari 1906
de loonen der plantsoenarbeiders verhoogd zijn Spre
ker kan zich dus voorstellen, dat het de bedoeling
niet is anderen voor vorhooging voor te dragen. Wan
neer het voorstel wordt aangenomen, zal spreker het
beschouwen alsof was voorgesteld Visser met f 0.50
per week te verhoogen.
Het voorstel wordt hierna met 15 tegen 7 stem
men aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: Koopmans, Oosterhoff,
Lautenbach, Burger, Baart de la Faille, Haverschmidt,
Beerends, Schoondermark, Menalda, Feitz, Jansen,
Besuijen, Duparc, van Messel en Tromp.
Tegen de heeren Wilhelmy, Beekhuis, Beucker
Andreae, Komter, Tigler Wijbrandi, van Ketwich
Verschuur en Hijlkema.
De heer Koopmans heeft bij dit volgno. nog iets in
het midden te brengen. Spreker heeft opgemerkt,
dat het maaien van het Rengerspark pl.m. f 200.
kost, dus zoowat f 11.55 per week. Dit komt hem
te hoog voor. Indien men het gras verpachtte en
den pachter voorschreef te maaien wanneer men het
verkoos, zou het nog geld opbrengen, want het gras
is duur. Wordt het gemaaide gras niet verkocht?
Als dit gebeurde, zou de post opbrengst van grasge
was met dit bedrag moeten zijn verhoogd. Dit heeft
spreker bij de betrokken ontvangposten niet aange
troffen.
De Voorzitter antwoordt dat van 15 Mei tot 15
September een losse man werkzaam is met het maaien
van het Rengerspark. Deze verdient daar gedurende
dien tijd f 11,22 per week of 17 centen per uur.
Spreker was ook bang, dat de man niet voldoende
werk had. De Directeur heeft hem echter verze
kerd, dat er doorloopend gewerkt moet wor
den om het gras kort te houden. In de plant
soenen gaat het evenzoo. Ook daar kost het f 200.
Spreker meent te weten dat het gemaaide gras ver
kocht wordt, ofschoon het natuurlijk, daar het steeds
wordt kort gehouden, slechts geringe waarde kan
hebben.
De heer Koopmans zou in overweging willen geven
het terrein te verhuren. Dan kost het niets, want
er zijn lui genoeg te vinden, die het willen doen
enkel voor het gras.
De Voorzitter repliceert dat dit nagelaten wordt,
omdat het gras dan willekeurig gemaaid wordt, nu
is het doorloopend kort.
De heer Beekhuis is het met don Voorzitter eens.
Het gras wordt niet gemaaid om het gewas, maar
om het park in goeden staat te houden. Het gras
is dan ook te kort om handelswaarde te hebben.
Volgno. 123 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 124. Onderhoud van privaten en water
plaatsen
De heer Oosterhoff zegt, dat Burgemeester en Wet
houders in de Memorie van antwoord te kennen
geven, dat een proef mot reukelooze olie urinoirs
achterwege is gebleven met het oog op de groote
daaraan verbonden kosten. Dit spijt spreker, daar
hij korten tijd geleden met dergelijke urinoirs kennis
heeft gemaakt op het tentoonstellingsterrein, waar
zij, in weerwil van de ongunstige omstandigheden
waaronder zij daar dienst deden, zeer goed hebben
voldaan. Zij hebben toch volkomen aan het doel
beantwoord Dit is ook het geval op verscheidene
andere plaatsen. In Utrecht b.v. worden ze met
succes gebruikt op het station der Staatsspoor. Spre
ker zou willen zeggen, dat dit wel een doorslaand
bewijs is dat zij afdoende zijn, aangezien er weinig
plaatsen zijn, waar zij gewoonlijk meer verontreinigd
worden dan juist daar. Spreker zou daarom aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Burgemeester en Wethouders in overweging willen
geven om eens te onderzoeken of aan de bestaande
urinoirs ook olie-syphons aangebracht zouden
kunnen worden. Verder wijzen Burgemeester en
Wethouders op de onderhoudskosten. Dit bezwaar
acht spreker minder gegrond. In de brochure, die
spreker in handen heeft, wordt uitgerekend, dat de
kosten van olie niet hooger komen dan f 5. per
jaar en per urinoir, dus evenredig veel goedkooper
dan doorspoelen met water. Spreker dringt aan op
het nemen van een proef
De heer Baart de la Faille is niet op de hoogte van
het nut en de werking van dergelijke urinoirs. Spre
ker wil in overweging geven de zaak in handen der
gezondheidscommissie te stellen. Hij weet niet of
de zoogenaamde olie wel olie is en of deze ook van
invloed is op de urine. Spreker weet niet of de
Directeur der Stadsreiniging bezwaar tegen deze uri
noirs heeft. Tegenwoordig toch is men bezig mest
stof te maken van ier en turfstrooisel en deze mest
stof wordt veel getrokken. Spreker zou niet gaarne
de grondstof willen bederven en stelt er prijs op
deze zaak in studie te nemen. De Raad kan daar
moeielijk over oordeelen.
De heer Hijlkema merkt op dat een onderzoek reeds
is geschied. Den Directeur is reeds gevraagd hoe
die urinoirs voldeden en deze heeft de conclusie ge
trokken, dat zij voor straatgebruik niet praktisch zijn
Spreker is het ook met den heer Baart de la Faille
eens, dat de olie schadelijk kan werken op de nieuwe
meststoffen een onderzoek ook daarnaar zou moeten
voorafgaan. Spreker vindt het echter practisch, dat
de gezondheidscommissie de zaak ter hand neemt.
De Voorzitter zegt een onderzoek toe.
Volgno. 124 wordt hierna ongewijzigd goedgekeurd.
Volgnos. 125 127 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 128. Daggelden van werklieden der ge
meentewerken.
De heer Besuijen zal zich wederom van het doen
van voorstellen onthouden, maar wijst er, evenals
het vorig jaar op, dat de gemeente het voorbeeld
moet geven en niet mag achter staan bij een parti
culieren werkgever Nu is er sedert April 1905 door
de vakvereeniging van timmerlieden en metselaars
verkregen dat des morgens niet eerder dan te 6 uur
wordt aangevangen. De gemeente laat circa 5 maan
den om 5 uur beginnen; de mannen dienen daartoe
om 4 uur op te staan
De gemeente had vóór moeten gaan, maar komt
nu zelfs 2 jaar achteraan, terwijl ook het loon der
timmerlieden geen tred houdt met dat van den par
ticulieren timmergezel.
Bij dit artikel kan spreker Burgemeester en Wet
houders dank brengen, die na de opmerking door hem
in 1905 gemaakt over het vrije Zaterdagmiddaguurtje
bij de reiniging, dit nu ook bij de timmerlieden heb
ben ingevoerd.
Onder de werklieden vinden wij1 watertapper,
welke indertijd is aangesteld op een weekloon van
f8.—geen uurloon dus. Hij is in vasten gemeen
tedienst.
Het loon was laag, maar omdat het werk om 2
uur nam. gereed was, gaf men niet meer.
In de laatste 2 jaren kreeg hij bovendien de con
trole op de gewone drinkpompen, zonder loonsverhoo
ging. Nu vervalt Óen standpijp in de Weerklank en
van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 233
één op het Vliet Slot, welke laatste per jaar slechts
drie maanden open was. Het werk is nu vermin
derd en men gaat het loon verlagen. Sedert 15 Oc
tober is het f 6.— geworden. Toch staat er op den
staat van loonen, welke de Voorzitter daarvoorzich
heeft, f 8.— voor 1906 en f8.— voor 1907.
Zal nu het loon worden verlaagd Kan de water
tapper het helpen, dat de standpijp in de Weerklank
wordt gesloten?
De man Is 56 jaar, heeft 16 jaren gemeentedienst,
8 kinderen, waarvan 4 in huis. Hij is langzamerhand
ouder geworden en vindt na 2 uur geen werk meer.
Zullen Burgemeester en Wethouders ook trachten,
den tijd, die vrijgekomen is door opheffing van de
Weerklank-standpijp, voor hem productief te maken
door een andere opdracht
De Voorzitter zegt, dat hij den heer Besuijen, om
trent de kwestie van het beginnen om 5 uur 's mor
gens, waarbij de gemeente bij de vakvereeniging zou
achterstaan, thans niet kan beantwoorden, daar hij
toch niet voldoende bekend ismet alle omstandig
heden die eene vergelijking tusschen gemeente en
vakvereeniging mogelijk maken. Wat spreker wel
weet is, dat aan de vaste werklieden der gemeente
vrijwel een gelijk uurloon wordt betaald, als het
minimum-loon bedraagt bij aanbestede werken.
Wat den watertapper betreft, ten opzichte van deze
zaak is de heer Besuijen niet volledig ingelicht. De per
soon in kwestie, is bij besluit van Burgemeester en
Wethouders van 28 Maart 1891 tijdelijk belast met
het verstrekken van water uit de standpijpen ge
durende drie dagen per week tegen eene belooning
van f 4. Hij had toen een collega, die echter in
het jaar 1903 overleden is. Toen is aan Habekottée
ook de bediening der standpijpen van zijn overleden
collega opgedragen, waardoor hij de volle week werk
kreeg. Het loon werd toen vastgesteld op f8.
Tengevolge van het aanbrengen van waterleiding in
vele woningen is het gebruik van standpijpen be
langrijk verminderd. Daarom is in October van dit
jaar besloten de standpijpen Weerklank en Noordvliet
voor goed te sluitenterwijl ook de bedieningsuren
der overige standpijpen geleidelijk waren ingekrom
pen. Het ligt dus voor de hand, dat ook het loon
teruggebracht werd. In verhouding tot het aantal
uren, dat voortaan minder dienst gedaan moet wor
den, is het beslist niet te veel verminderd.
De heer Besuijen repliceert, dat zijne inlichtingen
iets anders zijn dan die van den voorzitter. Spreker
was medegedeeld, dat de standpijpen vroeger bediend
werden door 2 personen, die elk f4.25 verdienden.
Het loon is dus niet verdubbeld. Bovendien kreeg
Habekottée de controle over de drinkpompen. Dat
hij tijdelijk is aangesteld, zal wel waar zijn, maar de
man is 56 jaar en heeft 16 dienstjaren. Spreker
handhaaft zijn verzoek om de werkuren aan te vullen.
De Voorzitter doet opmerkendat hetgeen door
hem is gezegd, een gevolg is van door Burgemeester
en Wethouders genomen besluiten. De verlaging
van hot loon is zeker niet onevenredig geschied en
deze man staat gelijk met ieder, die in tijdelijken
dienst is.
Volgno. 129. Kosten van straatverlichting
De heer van Messel zegt, dat zijne opmerking in
de sectie door Burgemeester en Wethouders voldoende
beantwoord is. Spreker wenscht echter de aandacht
te vestigen op de slechte verlichting bij de Ooster-