Yoortgezef Donderdag 1 1MO". 1906.'
246 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906.
De Voorzitter zal nu de motie-Besuijen in stemming
brengen.
Zij wordt verworpen met 17 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Koopmans, Lautenbach,
Jansen en Besuijen.
Tegen de heeren: Beucker Andreae, Oosterhoff,
KomterBurger HaverschmidtBaart de la Faille,
Beerends, SchoondermarkMenalda, Feitz, Hijlkema,
Beekhuis, Tigler Wijbrandi, van Ketwich Verschuur,
Duparc, van Messel en Tromp.
Het voorstel van den heer Besuijen om volgno.
143 met 1300.— te verhoogen, wordt niet onder
steund en maakt dus geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
Het voorstel van den heer Lautenbach om volgno.
143 met f988.— te verhoogen, wordt verworpen met
16 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Koopmans, Lautenbach,
Beerends, Jansen en Besuijen.
Tegen de heerenBeucker AndreaeOosterhoff
KomterBurgerHaverschmidtBaart de la Faille
Schoondermark, Menalda, Feitz, Hijlkema, Beekhuis,
Tigler Wijbrandi, van Ketwich Verschuur, Duparc,
van Messel en Tromp.
De Voorzitter kan het voorstel van den heer Tromp
niet in zijn geheel als amendement aannemen. Het
laatste gedeelte toch ,is een kwestie van uitvoering
en die behoort tot de competentie van Burgemeester
en Wethouders. Als spreker het als amendement
zou kunnen accepteeren, zou de redactie moeten luiden
Volgno. 143 te verhoogen met f 842.
De heer Hijlkema moet het aannemen van dit amen
dement zeer beslist ontraden. Spreker acht het ge
vaarlijk dat de gemeente zich met den verkoop be
lasten geldelijk nadeelig, omdat de werklieden er dan
geen belang meer bij hebben. De opbrengst zou veel
minder zijn. Spreker geeft in overweging de zaak
te laten zooals ze is. Hij kan zich niet begrijpen,
dat de commissie van rapporteurs het voorstel heeft
overgenomen, nadat door spreker is beloold, met Bur
gemeester en Wethouders te zullen overleggen in
hoeverre het mogelijk is bij het loon een zeker be
drag voor emolumenten te voegen voor den pensioens
grondslag. Zij krijgen dan toch wat zij wenschen
De heer Tromp zegt dat het beroep van den heer
Hijlkema op de rapporteurs niet opgaat. Bij het
nemen van dien maatregel toch wordt de onhygiënische
toestand niet opgeheven Dat de opbrengst lager is,
daarop is gerekend dat echter de werklieden er geen
belang meer bij zouden hebben is onjuist. Door
evenals thans geschiedt, onder de werkzaamheden de
lompen althans voorloopig op grove wijze te sortee-
ren, hebben zij de opbrengst der lompen in hunne
macht in zooverre als eene nauwkeurige voorloopige
schifting hen zeiven ten goede komt.
Het komt den heer Oosterhoff voor dat de heer
Hijlkema het voorstel van de commissie van rappor
teurs niet goed gehoord heeft. De commissie heeft
voorgesteld volgno. 143 met/1842.— te verhoogen.
Daarna heeft spreker gezegdmocht dit voorstel
verworpen worden dan wenscht hij Burgemeester
en Wethouders in overweging te geven de emolu
menten te laten tellen bij de berekening van het
pensioen.
De heer Baart de la Faille zegtdat het doel kan
worden bereikt als er een verbod wordt uitgevaardigd
om de lompen mee naar huis te nemen. Het bedrijf
blijft hetzelfde en de bezwaren omtrent den onhy
giënischen toestand zijn dan vervallen.
Het amendement-Tromp wordt hierna verworpen
met 14 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Koopmans, Oosterhoff',
Lautenbach, Beerends, Jansen, Besuijen en Tromp,
Tegen de heeren Beucker Andreae, Komter,Bur
ger, Haverschmidt, Baart de la Faille, Schoonder
mark Menalda Feitz Hijlkema Beekhuis ^Tigler
Wijbrand, van Ketwich Verschuur, Duparc en van
Messel.
De heer Wilhelmy was bij de laatste vier stem
mingen niet aanwezig.
Volgno. 143 wordt nu ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 144- 148 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 149. Onderhoud van de marktplaatsge
bouwen enz.
De heer Koopmans geeft te kennen, dat driemaal
schippersrecht is. Tweemaal reeds heeft spreker er
op gewezen dat de toestand op do veemarkt, wat
betreft de waterplaatsen, niet is zooals die moet zijn.
Ten derde male wil spreker weer op hetzelfde aam
beeld hameren. Burgemeester en Wethouders zeggen,
dat als de lui van den trein komen, zij meest allen
eerst naar de waterplaats gaan. Dit is niet het geval, de
meesten gaan direct naar de markt. Tijdens de markt
hebben de menschen geen tijd en nu gebeurt het
vaak, dat bij de waterplaatsen aan den Oostkant
7 a 8 man staan te wachten. Dit komt de menschen
ook niet van pas en daardoor gebeurt er vaak iets,
wat niet mag gebeuren. Spreker kan zich niet voor
stellen wat er tegen is aan de Oostzijde nog een paar
waterplaatsen te maken. Veel geld behoeven ze niet
te kosten en plaats is er voldoende. Men zal kunnen
zeggen,laat de lui zelf requesteèren, dit gaat ook al weer
niet best want zij komen eens in de week naar stad
en dan hebben zij geen tijd daarover te denken.
Wanneer sprekers pogingen in deze geen succes heb
ben verwacht hij binnenkort toch iets in die richting.
De Voorzitter kan niet anders doen dan verwijzen
naar de Memorie van antwoord ten opzichte van
volgno. 149.
Burgemeester en Wethouders komen zoo nu en
dan zelf wel eens op de veemarkt en hebben deze
zaak onderzocht en besproken.
Volgnos. 149 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 150—152 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 153. Uitkeering aan den eigenaar van de
zwem- en badinrichting.
De heer Tromp gaat in hoofdzaak mee met wat
door Burgemeester en Wethouders in de Memorie
van antwoord is aangevoerd. De toestand is onvol
doende en de plaats deugt ook niet. Daarmee is
men echter niet van de kwestie af. Spreker meent
dat er een onderzoek van gemeentewege dient te
worden ingesteld om in de behoefte te voorzien.
Het gaat toch niet aandat er in een stad van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 247
35000 inwoners geen enkele gelegenheid is tot baden
of zwemmen.
Spreker wil Burgemeester en Wethouders in over
weging geven de wonschelijkheid na te gaan van de
oprichting eener gemeentelijke inriohting voor kuip
en sproeibaden De erkenning van den onvoldoenden
toestand, wat spreker volkomen beaamt, legt de ver
plichting op om te trachten te komen tot een vol
doenden toestand.
De heer Koopmans deelt mede, dat rapporteurs de
kwestie zeer belangrijk vonden. Zij vroegen dan ook
in het voorloopig verslag: „Wat dan?" Zij hoopten
daardoor aan Burgemeester en Wethouders genoeg
gelegenheid te geven mede te deelen wat dan hun
plan was. Burgemeester en Wethouders kunnen toch
in groote trekken wel een klein schema mededeelen.
Dan worden misschien veel vragen voorkomen.
Het doet den heer Haverschmidt genoegen dat geen
nieuw contract met den eigenaar van de zwem- en
badinrichting wordt voorgesteld De kans bestaat nu
dat het pover ingerichte badhuis, dat het stadsge
deelte in groote mate ontsiert, eindelijk zal verdwij
nen, want de subsidie van 500 gulden voor de sproei-
inrichting houdt de heele onderneming op de been.
Gebruik van eenige beteekenis wordt van het sproei-
bad niet gemaakt. In 1903 kostte ieder sproeibad
aan de gemeente 20 cent subsidie nu is het iets
gunstiger, maar het kost nog altijd 15 cent. Het
badhuis heeft een recht van opstal op den vasten
wal, wordt dit prijsgegeven en hiervoor bestaat nu
alle reden, dan verwacht spreker dat een onderne
mend man of desnoods de gemeente wel wat beters
op een andere plaats gaat maken.
De heer Besuijen zegt dat men in de begrooting
van den Directeur der gemeentewerken de volgende
zinsnede vindt
„Daar op 31 December 1906 het contract eindigt
„en Burgemeester en Wethouders mij het vorig jaar
„reeds modedeelden, dat het niet weer verlengd zou
„worden, is deze post voor memorie uitgetrokken."
Dit is van Burgemeester en Wethouders wel wat
voorbarig. De Raad zal moeten beslissen. In te
genstelling met den heer Haverschmidt is spreker
van oordeel dat het contract moet worden vernieuwd.
Volgens hot jaarverslag toch zijn in 1904 nog 3400,
in 1905 nog 3521 sproeibaden genomen. Inderdaad
kan het er, naar spreker bij onderzoek gebleken is
Zondagsmorgens erg druk zijn, ondanks de ongerie
felijke inrichting.
Moet nu maar, zonder iets anders daarvoor in de
plaats te geven, de mogelijkheid tot het gebruik van
sproeibaden totaal worden afgesneden Dan mocht
de gezondheidscommissie zich wel eerst eens doen
hooren. Bij de opheffing van de sproeibaden vervalt
de heele inrichting waarschijnlijk en al is die zeer
leelijk en niets aanlokkelijk, het is beter wat dan
niets. Waar moeten zij heen, die zich de weelde
niet kunnen veroorloven, er in hun huis een badka
mer op na te houden?
Bovendien zijn de plannen van de commissie tot
oprichting van een badinrichting met water uit de
Groote Wielen mislukt. Laat Burgemeester en Wet
houders voor 1 jaar contracteeren en uitzien naar
een andere regeling in contact met de gezondheids
commissie. Bij opheffing zou spreker willen vragen,
met den jongen voor het Haagsche kantongerecht
„willen de heeren mij wel zeggen, waar ik dan baaje
moet
De heer Baart de la Faille sluit zich bij den heer
Besuijen aan en gelooft dat het voorbarig is als er
van tevoren reeds gedecreteerd is dat het contract
niet vernieuwd moet worden Indertijd toen de volks
zweminrichting niet voldoende bleek, werd in het
sproeibad het middel gezien om de menschen gele
genheid te geven zich op een goedkoope manier te
reinigen. Dit gebruik wordt grooter. Spreker is te
gen opheffing in afwachting of te eeniger tijd termen
zullen worden gevonden om van gemeentewege een
badhuis op te richten.
Toen voor eenigen tijd de ondernemende man van
wien de heer Haverschmidt spreekt, met voorstellen
en plannen bij den Raad is gekomen, op particulier
initiatief gegrond, heeft de meerderheid van den Raad
weinig sympathie getoond om de onderneming moge
lijk te maken.
De heer Tromp wijst er nogmaals op, dat de in
richting niet voldoende in de bestaande behoefte
voorziet. 10 baden per dag op 35000 inwoners, wijst
duidelijk uitdat het groote publiek deze inrichting
niet wil bezoeken Spreker zou gaarne het contract
opgezegd zien ten einde meer pressie te kunnen uit
oefenen op Burgemeester en Wethouders, om des
te spoediger zijn idéé, een onderzoek omtrent de
wenschelijkheid en de uitvoerbaarheid van eene ge
meentelijke inrichting voor sproei- en kuipbaden, ver
wezenlijkt te krijgen.
De heer Hijlkema doet opmerken, dat een comité
hier ter stede indertijd gepoogd heeft een zwem en
badinrichting op te richten met Wielen-water, waaraan
een volkszweminrichting zou worden verbonden. De
zaak zat echter op de financiën vast en toen is bij
den Raad aangeklopt om rentegarantie. Die rentegaran-
tie is door den Raad geweigerd, doch eene jaarlijksche
subsidie van f 2000.— werd verleend. Hiermee kon
men er nog niet komen. Het geld voor de zaak was
alleen te krijgen als de Raad rentegarantie verleende.
Eigenaardig is hot dat slechts 1 stem, die van den
heer Baart de la Faille, zich daarvoor verklaarde.
Het verwondert spreker, dat de heer Tromp nu
vraagt of er van gemeentewege niet iets kan worden
gedaan. Zeker, de gemeente zou de zaak kunnen
entameeren. Dit zou echter duur uitkomen. Dan
moet er bijv. leidingwater zijn en dat kost volgens
inlichting van genoemd comité alleen aan water
pl.m. f 3000. Het verwondert spreker, dat de
heer Tromp, die geen voorstander van rentegarantie
is geweest, nu op een onderzoek aanstuurt. Waarom
is de ƒ500-— subsidie verleend? Er is toen gezegd,
laten wij het contract verlengen, in afwachting van
wat het comité zal doen. Dat plan is echter toen
mislukt. De mogelijkheid bestaat dat een particu
liere vereeniging weer een dergelijk plan opzet Als
die nu op het oogenblik bij den Raad kwam, wat
zou die een gunstig onthaal vinden bij den heer
Tromp en enkele leden meer.
Het spijt den heer Baart de la Faille dat de heer
Hijlkema in de noodzakelijkheid heeft verkeerd om
dezelfde geschiedenis der geprojecteerde badinrichting
te berde te brengen, waar het bekend is dat lnj de
man was, die zich daar met den meesten ijver heeft
voorgespannen. Spreker moet zijne verwondering
uitspreken, dat men toon eene uitnemend voorbereide
gelegenheid heeft laten voorbijgaan om eene goede
badinrichting te verkrijgen zonder belangrijk bezwaar
voor de gemeentefinanciën.
Dc heer Tromp, mot verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangende, zou niet nog
maals het woord hebben behoeven te vragen indien