280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 .November 1 OOG.
landsche Onderwijzerspropagandaclub (voor drankbestrij
ding).
Om zich tot de laatste jaren te bepalen, is den 14 Ja
nuari 1902 op een soortgelijk verzoek van liet bestuur
der afdeeling Leeuwarden der „Nederlandsche vereeni-
ging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken" met
op 1 na algemeene stemmen,
den 11 October 1904 op een verzoek der plaatselijke
afdeeling „Neen Nooit!" derzelfde vereenigingzonder j
discussie en met algemeene stemmen,
den 14 November 1905 op een adres van onderschei- j
dene drankbestrijdcrsvereenigingen waarmede o. a. ook
de thans adresseerende adhaesie had betuigdmet 15
tegen 3 stemmen afwijzend beschikt.
Gevraagd mag worden welk resultaat men zich thans
van eene hernieuwde adresbeweging voorstelt
Onder verwijzing naar het vroeger in deze aangele
genheid voorgevallene, waaromtrent de „Handelingen"
en de hiernevens gevoegde prae-adviezen kunnen worden
geraadpleegd, hebben wij onder weder aanbieding van J
het adres, de eer 1' in overweging te geven in antwoord
aan het bestuur der afd. Leeuwarden e. o. der Neder
landsche Onder w ij zers-propagandaclub (voor drankbe
strijding) te doen weten dat daarop afwijzend wordt
beschikt.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen zegt, dat, als men de woorden van het
prae-advies leest, het blijkt dat Burgemeester en Wet
houders eenigszins wrevelig waren. Spreker meent, dat
er geen reden tot wrevel voor het Dagelijksch Bestuur
bestond, dat het zich integendeel moest verheugen over
het feit, dat er nog een vereeniging bestaat, die door nog
eens met een subsidie-aanvraag te komen, blijk geeft nog
niet aan de beterschap van den Raad in dezen te wan
hopen. Bovendien heeft die vereeniging ook een zeker
recht om aan te kloppen. Sedert de laatste behandeling
toch is de samenstelling van den Raad eenigszins anders
geworden en is er een man in gekomen die tevens lid
is van den Volksbond, een vereeniging, waarin de drank
bestrijding ook wel eens een onderwerp van bespreking uit
maakte. Dit lid wordt in de gelegenheid gesteld zijn ar
gumenten te doen hooren en zal misschien anderen over-
tuigen.
Verwijzen naar vroegere prae-adviezen gaat niet ge
heel op, want deze zaak is van anderen aard, tenminste
van eenigszins anderen aard. Tot nu toe ging het om
subsidie voor directe drankbestrijding, deze subsidie wordt
gevraagd oin in de gelegenheid te zijn een lokaal te kun
nen huren, waarin onderwijs in het alcoholvraagstuk zal
worden gegeven. Men zou deze subsidie kunnen be
schouwen als eene voor bijzonder onderwijs. Het leervak
toch wordt niet zonder doel aan de kweekscholen gedo
ceerd en het zou van belang zijn als de kinderendie
van school gaanook iets daarvan wisten of leerden.
De vereeniging heeft reeds bij het Dagelijksch Bestuur
aangeklopt zonder succes. Wanneer de gemeente nu voor
slöjd Zondagsschooltuinbouwcursus schoollokalen af
staat, is het niet meer dan billijk dat ook deze vereeniging
er een krijgt of anders de subsidie van J 10.
Spreker zou kunnen uiteenzetten hoe die/ 10.op
den duur een winst wordt voor de gemeente en betoogen
dat het in het zedelijk belang der gemeente is, het ver
zoek van adressanten in te willigen hij zal dit niet
doen, maar verwijst daarvoor naar de Handelingen van
het vorig jaar.
De heer Hljlkema doet opmerken, dat de heer Besuijen
zich tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
kant. Hij noemt als argumenten: een gewijzigde samen
stelling van den Raad en een anderen aard van het
verzoek. Voorzichtigheidshalve voegt hij er direct aan
toe dat het verzoek is van eenigszins anderen aard. (Jok
wijst de heer Besuijen op tal van precedenten.
De wijziging in de samenstelling van den Raad, meent
spreker, kan niet van invlped zijn op den uitslagwant
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders zijn
indertijd met groote meerderheid aangenomen. Een
enkele stem kan daarin dus geen verandering brengen.
Spreker keurt het afdat vereenigingen die eenmaal
eene afwijzende beschikking hebben gekregentelken
jare terug komen want dan krijgt het den schijn dat
men den Raad wil dwingen. De vereeniging in kwestie
is nu met een ander argument gekomen en heeft ƒ10.—
subsidie gevraagd om een zaal te kunnen huren. Het
bestuur heeft klaarblijkelijk dus zelf al gevoeld, dat het
toch niet aanging om geheel met hetzelfde argument
aan te komen. Uit het door den heer Besuijen gespro
kene blijkt ten duidelijkstedat men voorzichtig moet
zijn met het scheppen van precedenten.
Het bedrag is luttel, doch als de Raad meegaat met
den heer Besuijen wordt de barrière geopend voor een
geheel nieuwe groep van vragers. Al ware het dus
alleen om te toonen, dat de Raad niet gediend is van
zulk „dwingen", gelooft spreker dat aanneming van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders geraden is.
De heer Oosterhoff wenseht het verzoek te ondersteu
nen. Spreker wil echter vooraf laten gaan eene opmer
king, die wel niet rechtstreeks betrekking heeft op het
verzoek, maar nauw verband houdt met het prae-advies.
Daarin toch wordt de verwachting uitgesproken, dat de
Raad consequent zal blijven. Dit is eene uiting inden-
zelfden geest als bij een der onderdeelen van de begroo
ting is vernomen. Spreker antwoordt daarop, dat het
eerbied hebben voor 's Raads besluiten zijne grenzen moet
hebben. Hij is n.l. van meening, dat, als er een besluit
is genomen, een lid van den Raad daarop niet binnen
al te korten tijd moet terugkomen, maar iets anders is
het als er een verzoek van buitenaf komt. Indien men
alsdan zijne stem zou moeten uitbrengen, overeenkomstig
vroeger genomen besluiten, zou een nieuw raadslid of
een, die zijne meening intusschen gewijzigd had, genood
zaakt kunnen zijn tegen zijn opinie te stemmen, wat de
bedoeling niet kan en mag zijn.
Wat nu de zaak zelf betreft, spreker heeft kennis ge
nomen van de debatten, die indertijd te dezer zake zijn
gevoerd. Het is hem gebleken dat er in hoofdzaak drie
bezwaren werden aangevoerd, n.l.
1. dat de vereeniging zich op politiek terrein bewoog,
waardoor inen niet wist of de gelden werden besteed
voor het doel waarvoor zij werden gegeven
2. dat men vreesde, als eenmaal een stap op dien
weg was gezet, verder te zullen moeten gaan, en
3. dat de gemeente niet bevoegd was eene dergelijke
subsidie te verleenen.
Om met het laatste te beginnen zegt spreker te ge-
looven dat de bevoegdheidskwestie een open vraag is.
Mocht hij hierin dwalen, dan zou hij door een der des
kundige leden gaarne worden terecht gewezen. Te dezen
opzichte acht spreker het daarom goed te vragen wat is
in deze lichting reeds gebeurd, en hij wijst dan op den
kinderspeeltuin. Hier is wel is waar geen subsidie ver
leend, maar toch van gemeentewege gesteund. Spreker
is van oordeel, dat dit ook hier mag gebeuren daar het
in beide gevallen de bestrijding van een algemeen en
niet alleen plaatselijk kwaad geldt en het doel de moreele
verheffing van een deel der bevolking is.
Wat aangaat het bezwaar dat de gelden voor politieke
doeleinden zouden worden besteed, hiervoor behoeft in dit
geval geen vrees te bestaan, want deze vereeniging bestaat
in tegenstelling met de meeste andere drankbestrijders ver
eenigingen uit menscheu van allerlei realistische en gods
dienstige richting. Wat betreft het voortgaan op den weg
als er eenmaal een stap op is gezet, te dezen opzichte
sluit spreker zich gaarne aan bij de woorden van den heer
Duparc in 19U2, toen deze zeide: wij inoeten elk geval
op zichzelf beoordeeleii. Spreker gelooft dat er redenen
bestaan in dit geval de aanvraag toe te staan al was
Verslag van de handelingen van den gemeenteraa
het alleen maar omdat het onderwijs gegeven wordt door
menschen met een paedagogische opleiding. Spreker
geeft den Raad daarom in overweging tegen het prae-ad
vies te stemmen.
De heer Besuijen doet den heer Ilijlkema opmerken,
dat hem nog heden morgen door een der bestuursleden
der Nederlandsche Onderwijzers-propagandaclub werd
medegedeeld, dat deze vereeniging nog niet eerder adres
seerde aan den Raad. Is deze mededeeling juist, dan is
de opmerking„dat het niet goed is, dat eenmaal afge
wezen vereenigingen ieder jaar opnieuw aankloppen",
hierbij „niet thuis." Buitendien, de adressanten zouden
kunnen denken aan 't spreekwoord „frapperfrapper
toujours" of „een eik valt niet enz."
Met den heer Oosterhoff is spreker het eens dat van
openzetten van barrières geen sprake isieder geval
zal op zich zelf worden beoordeeld en getoetst aan het
belang der gemeente, moreel of materieel.
Naar aanleiding van den twijfel, welke bij sommige
heeren omtrent de bevoegheid tot verleenen van subsidie
nog bestaat, wenseht spreker nog in herinnering te bren
gen hoe reeds het vorige jaar door hem werd gewezen
op een groot aantal andere gemeentenook Friesche
waar op de begrooting een vaste post voor subsidie aan
drankbestrijdersorganisaties voorkomt. Vergist spreker
zich nietdan vindt men bij Prof. Oppenlieim een be
spreking over de vraag: „had een zekere gemeente op de
Veluwe de bevoegdheid een subsidie te verleenen aan
eene Noordpool-expeditie?" Prof. Oppenlieim komt tot de
conclusie dat daartegen geen wettelijke bezwaren zijn
aan te voeren. Of de bevoegdheid dan ook een rekbare
zaak is.
De heer Hijlkema wil den heer Oosterhoff op eene
kleine inconsequentie wijzen. Die geachte spreker toch
heeft gezegd, dat men ieder geval op zich zelf moet be-
oordeeleu, terwijl hij even te voren eene vergelijking
maakte ten opzichte van den kinderspeeltuin. Wel een
verband-zoeken aldus! Verder erkent de heer Oosterhoff,
dat de Raad eerbied moet hebben voor zijne besluiten,
echter alleen voor zoover deze voortkomen uit den Raad
zelf. Iets anders acht die spreker het als het van buiten
af komt. Daartegen dient de Raad echter evenzeer te
wakenAls men van buiten af weet, dat de Raad er
niet van gediend is, om telken jare gelijke of gelijksoor
tige verzoeken te behandelen, of er „la mort sans phrase"
op toepast, houdt zulk „dwingen" van zelf op. Spreker
vertrouwt dus dat reeds op dien grond de Raad het voor
stel van Burgemeester en Wethouders zal aannemen.
De heer Oosterhoff merkt op, dat de heer Ilijlkema
hem niet goed schijnt te hebben begrepen. Hij heeft
niet gezegd wij kunnen en moeten steunen, onulat wij
van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1906. 281
den kinderspeeltuin gesteund hebben. IIij heeft alleen
gezegd, wij moeten de kwestie der bevoegdheid toetsen
aan hetgeen vroeger is geschied. Dat was de strekking-
van zijn betoog.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 13 tegen 6 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Wilhclmy,
Beekhuis, Komter, Burger, van Messel, Haverschmidt,
Tigler Wijbrandi, Schoondermark, van Ketwich Verschuur,
Menalda, Baart de la Faille en Hijlkema.
Tegen de heeren: Oosterhoff, Duparc, Lautenbach,
Beerends, Koopmans en Besuijen.
6. Prae-advies op een adres van het bestuur der R.-
K. Timmergezellenvereeniging StJoseph"onder af deeling
der St. Vitus-vereeniging te Leeuwardentot het maken
van eenige bepalingen in bestekken van van gemeentewege
uitgevoerde werken.
Hetuitgebracht prae-advies luidt:
Bij besluit Uwer vergadering van den 31 October 1.1
word in onze handen gesteld ten fine van prae-advies
een verzoek van het bestuur der R. K. Timmergezellen
vereeniging „St. Joseph", onderafdeeling der St. Vitus-
vereeniging te Leeuwarden om te bepalen, dat in be
stekken van van wege de gemeente uitgevoerde werken
wordt voorgeschreven, dat de aannemer, die zijn werk
man wil ontslaan zoowel als de werkman die uit den
dienst van den aannemer wil worden ontslagen, aan de
wederpartij een week vooraf do dienstbetrekking moet
opzeggen.
Een dergelijk voorschrift zou het best zijn plaats moe
ten vinden in de van U uitgegane verordening, die reeds
regelen bevat omtrent loonen en werktijden in bestekken
van gemeentewerken, vastgesteld den 28 April 1903
(Gemeenteblad 110. 15).
Nu in de ter sprake gebrachte aangelegenheid even
wel in het door de Tweede Kamer der Staten-Generaal
bereids vastgestelde wetsontwerp op het Arbeidscontract,
bepaaldelijk in art. 1639» van dat ontwerp is voorzien
behoort ingrijpen van gemeentewege thans uit te blijven,
zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten:
Burgemeester en Wethoudeis te machtigen adressant
iii den bovenomschreven zin in te lichten.
Deze conclusie wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
De Voorzitter sluit hierna de vergadering.