292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1906. in de Nederlandsclie Bank om zonder bezwaar haar eigen domsrecht op de inschrijvingen aan deze over te dragen. De heer van Ketwich Verschuur beriep zich op het formulier, bij de Nederlandsclie Bank in gebruik, waarin van inpandgeving wordt gesproken. Spreker heeft dit ingezien en bevonden dat het bestemd is om te dienen bij beleening op effecten, dus bij werkelijke inpandgeving. Hij verneemt dat de Bank het ook gebruikt in gevallen als hier bedoeld. Dat vindt spreker dwaas, want voor die gevallen past het niet, doch het doet niets af aan de kwestie, want al gebruikt de Bank het formulier van inpandge ving, dit kan niet wegnemen dat de overschrijving, die zij eischt, naar de wet, die zij niet kan veranderen, den eigendom der gemeente doet verloren gaan. Spreker blijft bij het door hem ingenomen standpunt en heeft tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen bezwaar. De heer Besuijen verlaat de vergadering. liet doet ook den heer Beucker Antlreae genoegen, dat de behandeling van dit punt in de vorige vergade ring is uitgesteld, want de Baad is daardoor nu in de gelegenheid geweest verschillende juridische beschouwin gen te hooren. Met instemming heeft hij ook vernomen hetgeen door den heer Beerends omtrent deze kwestie is te berde gebracht. In verband met het gesprokene in de vorige vergade ring schaart spreker zich aan de zijde van de heeren Beerends en Duparc. Waar toch duidelijk uit liet rap port van 1864 is gebleken, dat de gemeente Leeuwarden slechts de vrije beschikking had over een bedrag van 50.000.kan van rcaliseeren, noch van overschrijving van de thans bestaande inschrijvingen op liet Grootboek sprake zijn. Spreker zal tegen liet voorstel van Burge meester en Wethouders stemmen. Dc heer van Messel is zeer gevoelig voor het compli ment, dat de lieer Burger hem heeft gemaakt. Tegenover de bewering van dat raadslid, dat spreker zijn voorbeeld wel zou begrijpen, spijt liet hem te moeten constateeren dat hij zoo dom is het niet te begrijpen want het is geheel iets anders. Wanneer spreker toch een wissel endosseert aan een kassier of een bankier, dan krijgt die door dit endossement liet recht en is gehouden dien wissel te realiseeren, doch moet liet bedrag aan spreker afdragen. Wordt de wissel niet betaald, dan stuurt de kassier de wissel eenvoudig terug. Dit is en blijft spre kers standpunt en hij kan dan ook de redeneering van den heer Burger niet vatten. De heer Komter deelt mede dat Burgemeester en Wet houders, erkentelijk voor de uitvoerige beschouwingen door de rechtsgeleerde leden van den Baad aan deze zaak gewijd, met genoegen constateeren, dat de heeren Beek huis en Burger ten slotte beide, zij het ook op uitcen- loopende overwegingen, van oordeel zijn, dat tegen de voorgenomen transactie geen bezwaar bestaat. Alleen maken beide heeren bezwaar ten opzichte van de 18.100, die in 1817 als inschrijving van de Provincie op de ge meente is overgegaan. Het komt Burgemeester en Wet houders voor, dat, als deze post aanleiding geeft tot be zwaren tegen het voorstel, het het best is deze er uit te nemen, omdat dat bedrag desnoods kan worden gemist. Burgemeester en Wethouders zullen gaarne een arnende- mont in dien geest overnemen. Wanneer in den 2den regel van het voorstel achter het woord „schuld" wordt ingevoegd: met uitzondering vm de f 18.100.van 1817 en het bedrag van ƒ160.000.wordt veranderd in ƒ142.000.is de zaak in orde. De heeren Beerends en Beucker Andreae hebben den financiëelen kant der kwestie besproken. De eerste heeft eenige woorden van waardeering en vertrouwen tot spre ker gericht. Hij is daar dankbaar voor, maar daar mag de zaak niet op drijven. Wanneer spreker er iets in had kunnen zien, dat de financiën nu of in de toekomst kon schaden of in risico brengen, zou hij niet met het voorstel zijn medegegaan. De heer Beerends heeft een vergelijking gemaakt met een eersten gang naar de Bank van Leening. Dit gaat toch niet op. De gemeente is, zooals men weet, reeds voor tal van jaren begonnen geld te leenen, zoodat van een eersten stap geen sprake kan zijn, maar buitendien bedoelt dit voorstel slechts overbrenging van loopende tijdelijke leeningen naar de Ned. Bank, tegen den koers van beleeningen voor binnenlandsche effecten en ter besparing van minstens t/2 pCt. rente. Een en ander, zooals ook duidelijk in het voorstel is uit gedrukt, binnen de perken der begrooting. Het spreekt dus van zelf dat de actie der geldmidde len hierdoor geen uitbreiding krijgt. De vrees, dat wat voor buitengewone uitgaven wordt geleend, voor gewone uitgaven zal worden besteed, wordt er niet door gerecht vaardigd. In de laatste jaren staat op elke begrooting eene tijdelijke leening van 1UU.000,ter voorziening in de behoefte aan kasgeld, die elk jaar weer wordt afge lost. Voorts vindt men op de begrooting tijdelijke lee- niugen voor buitengewone uitgaven, bestemd om in oene definitieve leening te worden opgenomen, zoodra de om standigheden daarvoor gunstig zijn. Deze tijdelijke lee- niugen, op dit oogenblik een bedrag uitmakende van pl.m. 145.000, worden tot zoolang van de eene begrooting naar de andere overgebracht. Spreker wil er nog ten slotte op wijzen, dat Burge meester en Wethouders in het ook door den heer Bee rends onderteekende verslag van de commissie van rap porteurs der laatste begrooting een wenk hebben gekregen om zuinig te zijn. Welnu, die zuinigheid betrachten zij door het doen van dit voorstel. De heer Beerends is liet met veel, wat de beer Kom ter heeft gezegd, volkomen eens en hij heeft wel begre pen, dat het de bedoeling is geweest zoo goedkoop mo gelijk aan geld te komen. Dit is echter sprekers bezwaar niet. liet bezwaar, dat spreker er tegen heeft, zit iu het principe. Wij zetten den voet op den verkeerden weg. Wanneer wij nu gaan verpanden zal er b.v. in een volgend jaar geen bezwaar zijn hypotheek te nemen op vastigheden en zoo gaat men verder en verder. Vandaar sprekers vergelijking met de Bank van Leening. 1 let is de eerste stap en zooals het voorstel bedoeltzal ten slotte het geld in de gewone middelen vloeienals kasgeld van het bedrijf, als spreker bet zoo mag noemen. Na eenige jaren, spreker herhaalt het, zal men aan deze manier van doen zoo gewoon zijn geraakt, dat men niet beter weet of het behoort zoo. Spreker vertrouwt wel dat de tegenwoordige Wethouder van financiën zooveel hem doenlijk is daartegen zal waken, maar een eventueel opvolger kan de zaken wel weer op een ander pad leiden. Spreker dringt er ernstig op aan het voorstel te ver werpen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, ge wijzigd in oier voege, dat buiten do overschrijving zal blijven het fonds van ƒ18.100.door de Staten van Friesland in 1773 gesticht tot verbetering der Fransehe scholen en het onderwijs der jeugd, wordt aangenomen met 12 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren Schoondermark, Oosterhoff, Wilhelmy, Komter, Burger, Koopmans, Beekhuis, llijl- kema, Menalda, van Messel, Haverschmidt en Tigler Wijbrandi. Tegen de heerenDuparc, Beucker Andreae, Eeitz, Feddema, Beerends en van Ketwich Verschuur. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan den heer A. G. van der Meij vergunning te ver leenen tot Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1906. 293 het maken van twee inritten in het trottoir aan de Wil lem Loréstraat. Met algemeene stemmen wordt besloten aan A. G. van der Meij alhier vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van bedoelde inritten onder voorwaarde a. dat de inritten ten genoegen van Burgemeester en Wethouders door en op kosten van adressant worden aangelegd in klinkers in zand en op de plaats op de bijbehoorende situatieteekeningen aangeduid b. dat de inritten voor den duur der vergunning dooi den adressant ten genoegen van Burgemeester en Wet houders worden onderhouden, terwijl bij opheffing daar van liet trottoir ter plaatse in denzelfden toestand moet worden gebracht als waarin het zich bevond op het tijd stip waarop de vergunning werd verleend, een en ander ter beoordeeling van den Directeur der gemeentewerken en op kosten van den adressant c. dat als erkenning van het eigendomsrecht der ge meente op den grond, waarop de inritten worden ge maakt, door adressant of zijne rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of op 12 November, het eerst vóór of op 15 De cember 1906, ten kantore van den gemeente-ontvanger moet worden betaald voor eiken inrit eene recognitie van 1.—. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betref fende de hoegrootheid van het presentiegeld voor de leden van den Baad en. tot wijziging van het reglement van orde voor zijne vergaderingen. (Bijlage no. 20.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Koopmans zal niet herhalen wat te dezer zake reeds bij de begrooting is besproken, doch wil slechts even terugkomen op liet door Burgemeester en Wethou ders voorgestelde bedrag van t.per lid en per dag. Nu de Baad eenmaal hoeft besloten tot het toekennen van presentiegeld voor het bijwonen zijner zittingen, moet ook de billijkheid worden betracht ten opzichte van werk lieden-leden, die in den Baad zijn of komen. Spreker wil daarom voorstellen het bedrag te bepalen op ƒ1.50 per lid en per vergadering. Veronderstel toch dat een lid per vergadering 5 uren besteedt in het gemeentebe lang, dan wordt het per uur 0.30. Dit is volgens spreker niet te hoog betaald voor het werk dat men doet als lid van den Baad, want het loon van de werklieden in het algemeen zal bij den tegenwoordigen drang „steeds vooruit" wel tot dat bedrag worden opgevoerd. De heer Wilhelm jj verlaat de vergadering. Het verwondert den heer van Messel geenszins, dat er over dit punt het woord wordt gevoerd, llij had gedacht dat de heer Besuijen dit zou doen deze is echter op het oogenblik niet aanwezig en daarom beschouwt spreker den heer Koopmans, als hij het zoo mag noemen, als remplagant voor den heer Besuijen. Spreker wil verwijzen naar het voorgevallene bij de behandeling der begrooting. Toen is door liet raadslid Besuijen in betrekking tot het presentiegeld gezegd „Verzuim mag niet worden vergoed, maar het presentie geld moet een prikkel zijn tot het bijwonen der verga deringen". De heer Koopmans, die als remplacant op treedt, zegt evenwelverzuim moet worden vergoed en hij rekent uit, dat die vergoeding voor dc Baadsleden J 0.30 per uur moet bedragen. Het valt spreker dood eenvoudig niet in, zijn tijd voor 30 cent per uur dispo nibel te stellen, want als hij niet meer kon verdienen, zou hij zich niet kunnen scharen onder de middenstanders. En waar feitelijk nu de heer Koopmans het presen tiegeld wil verhoogen om den prikkel tot bijwoning der Bondsvergaderingen sterker te maken, daar veroorlooft spreker zich, dit te gaan vergelijken bij iemand, die, j tot opwekking, den noodigen spiritus moet hebben. Gaat nu de Baad mee met het voorstel van den heer Koop- mans, dan zou het zijnhoe meer geld, hoe grooter de prikkel. Als dat geachte lid dan ook geen andere mo tieven aanvoert, zal spreker tegen het voorstel stemmen. De heer Burger gelooft wel dat er iets voor het voor stel van den heer Koopmans te zeggen valt. llij zal dit echter laten rusten en op iets anders wijzen. Terecht hebben Burgemeester en Wethouders in hun ontwerp de bepaling opgenomen, dat, als eene vergadering langer duurt dan één dag, elke dag voor eene vergadering wordt gerekend. De heer Koopmans nu gaat bj zijne bereke ning uit van een normalen duur der vergaderingen. De hegrootingsvergaderingen echter duren veel langer. Spreker zou in overweging willen geven om, als eene vergadering langer duurt dan 4 uren, elke 4 uren voor eene vergadering te rekenen. Spreker wil afwachten of dit idéé ook steun vindt en eerst daarna ecu voorstel doen. De heer Komter heeft ten opzichte dezer zaak eene andere observatie te maken. Bij de bespreking van het presentiegeld is er door de voorstellers op gewezen, dat men den leden kan vrijlaten het al of niet te innen. Spreker kan zich voorstellen, dat er leden zijn, die liever geen vergoeding wenschen voor deze aan de gemeente bewezen diensten, terwijl anderen het presentiegeld be zwaarlijk kunnen missen. Hij zou den leden de keuze willen laten en dit kan geschieden door aan art. 11 toe te voegen de uitkeering heeft niet plaats aan die loden, die van hunne aanspraak er op afstand hebben gedaan. Zij kun nen dezen afstand echter te allen tijde herroepen. Spreker zal er echter, evenals de lieer Burger, geen voorstel van maken, zoolang hij niet weet of zijn idéé steun vindt. De aanvulling van den heer Komter lacht den heer Beekhuis niet toe. liet is toch onaangenaam voor die leden, die het moeten aannemen, dat het door anderen wordt geweigerd. Bovendien komt er nog bij, dat ook zonder de aanvulling de leden niet verplicht zijn het presentiegeld te accepteeren. Spreker wil het voorstel van Burgemeester en Wethouders ongewijzigd aannemen. De heer Koopmans heeft den heer van Messel door een hoofdknik het recht toegekend hem te beschouwen als remplacant voor den heer Besuijen. Wanneer het dusdanige voorstellen betreft, wil hij als representant voor ieder zijner medeleden optreden. In de secties is gespro ken over een bedrag van ƒ1.25 per lid en per dag. Het verschil tusschen dit en 't door spreker voorgestelde bedrag is niet zoo groot en als nu straks het voorstel van Bur gemeester en Wethouders wordt aangenomenis ieder verplicht voor eenige centen per uur minder de verga deringen bij te wonen. Dit kan echter de bedoeling van den heer van Messel niet zijn. Wat echter de opmerking van dat raadslid aangaat dat het zou werken als een borrelspreker wil opmer ken dat er toch zeker ook vreugde bestaat zonder drank. De Voorzitter wil, alvorens de sprekers te beantwoor den, constateeren dat de Baad, blijkens het gevoerde debat, heeft aanvaard de zienswijze van Burgemeester en Wet houders, dat ten opzichte van dit voorstel niet behoeft te worden toegepast het bepaalde bij art. 68 van het reglement van orde, waarbij is voorgeschreven dat wij ziging van dat reglement alleen op een schriftelijk voor stel van ten minste vijf leden in overweging wordt ge nomen. Dit vastgesteld zijnde, wil spreker in herinnering bron gen, dat de leden van den Baad noch bezoldiging, noch schadeloosstelling voor moeite en tijdverlies ontvangen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 6