294 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Het presentiegeld mag dus niet als zoodanig worden in
gevoerd of aanbevolen en daarom moet men betook niet,
gelijk de beer Koopmans deed, tot een uurloon gaan
herleiden. Het is niet anders dan een prikkel tot het
geregeld bijwonen der vergaderingen en spreker betwijfelt
zeer of Gedeputeerde Staten hunne goedkeuring zouden
geven aan een besluit, dat van eene andere opvatting
blijk gaf.
Burgemeester en Wethouders hebben nu overwogen
hoe hoog het presentiegeld moet worden gesteld om een
voldoenden prikkel te wezen en zijn alstoen gekomen tot
bet bedrag van ƒ1.per lid en per vergadering. In
hun voorstel is nader toegelicht, wanneer eene vergade
ring als eene nieuwe zal moeten worden beschouwd.
Die grens enger te trekken dan daar is aangegeven,
schijnt spreker onnoodig en allerminst kan hij zich ver
eenigen met het denkbeeld van den lieer Burger, om,
wanneer eene vergadering langer duurt dan 4 uren, haar
na verloop van dien tijd als eene nieuwe vergadering te
beschouwen. Onder eene vergadering wenscht spreker
in het algemeen beschouwd te zien den tijd, die aan be
raadslaging wordt besteed, zonder dat eene periode van
rust dien behoeft te onderbreken en zulks is volstrekt
niet het geval als men van te voren zegt dat na 4 uur
beraadslaging, onverschillig of men die al dan niet on
middellijk voortzet, eene nieuwe vergadering begint.
De heer Ivomter, zijn denkbeeld verdedigende dat het
presentiegeld alleen zou worden genoten door lien die
zulks verlangden, zeide dat zoodanig denkbeeld oorspron
kelijk in het voorstel was belichaamd. Zulks is minder
juist. Het denkbeeld kwam bij de eerste behandeling
dezer zaak, bij Burgemeester en Wethouders ter sprake,
doch werd door de grootst mogelijke meerderheid van
het college verworpen. En zeer tot spi eker's voldoening.
Want van opname eener bepaling, als door den heer
Komter gewenscht, zou toch onvermijdelijk het gevolg
zijn dat er ten opzichte van het vragen om presentiegeld
eene zekere edelmoedigheid ontstond en eene onderlinge
bcoordceling of men al dan niet dat vragen achterwege
had belmoren te laten. Om dit te voorkomen is het be-
taalbaarstcllcn van het presentiegeld aan alle leden hier
voorgedragen. Zij die het niet willen accepteeren, blij
ven hierin vrij.
De heer Besuijcn komt weer ter vergadering.
De beraadslaging wordt gesloten.
liet voorstel van Burgemeester en Wethouders komt
in stemming.
Onderdeel a wordt met algemecne stemmen aangenomen.
Bij onderdeel b wordt in stemming gebracht het voor-
stel-Koopmans om in de plaats van 1.per lid en
per vergadering te lezen ƒ1.50.
Dit voorstel wordt verworpen met 13 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de hceren Oosterlmtf, Besuijen, Burger,
Koopmans en Beerends.
Tegen de heeren: Duparc, Schoondermark, Bcucker
Andreae, Feitz, Komter, Feddema, Beekhuis, Hijlkema,
van Ketwieh Verschuur, Menalda, van Mossel, Ilaver-
sclimidt en Tigler Wijbrandi.
De hoeren Wilhelmij en Baart de la Faille zijn bij
deze stemming niet aanwezig.
Onderdeel b wordt hierna met algemeene stemmen
aangenomen.
Artt. I, II en III van onderdeel c worden achtereen
volgens evenals ten slotte het geheele onderdeel c, met
algemeene stemmen aangenomen.
De heer Duparc verlaat de vergadering.
10. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in j
van TiCeuwarden van Dinsdag 11 December 1900.
zake het nader ingekomen adres der vereeniging Leeu
warder Werkverschaffing
Te dezer zake is door Burgemeester en Wethouders
het navolgende prae-advies uitgebracht.
Na uw besluit van den 28 Augustus 1.1., waarbij aan
de vereeniging de „Leeuwarder Werkverschaffing" in bruik
leen werd afgestaan een grootcr terrein der gemeente
aan de Eestraat dan aldaar door haar reeds werd bezeten,
doch op het tevens gedaan verzoek tot het verkrijgen
van een subsidie uit de gemeentekas niet werd ingegaan,
heeft het bestuur zich opnieuw tot U gericht.
Het wijst er daarbij op, dat, waar Burgemeester en
Wethouders als vaststaande aannamen dat hier sprake
is van eene instelling van weldadigheid, dit karakter aan
du vereeniging nog niet zoo stellig kan worden toegekend
en dat het zeer de vraag is, of deze niet is eene instel
ling uitsluitend bestemd tot het voorkomen van armoede,
op welke de armenwet en derhalve ook de artt. 59 en
60, niet van toepassing zijn (art. 1 der wet.)
Aannemende evenwel dat de stelling van Burgemeester
en Wethouders de juiste is, legt adressant de bij voor
noemd art. 60 gevorderde rekening en verantwoording
over het vorige en de begrooting over het loopende jaar
over, waaruit, daargelaten of de noodzakelijkheid van het
gevraagde subsidie is aangetoond, althans blijkt, dat liet
voor oogen gestelde doel uitbreiding der inrichting
uit de gewone inkomsten niet zal kunnen worden be
streden.
Burgemeester en Wethouders meenen voor hunne op
vatting, dat eene vereeniging voor Werkverschaffing niet
is „eene instelling tot voorkoming van armoede", doch
zeker eene „die armenverzorging voortdurend ten doel
heeft" en dus door de armenwet wordt geregeld, te kun
nen volstaan met zich te beroepen op van Emden's Rechts
spraak op de armenwet van Mr. II. Cramer, 's Graven-
hago 1894, aant. 7 op art. 1, en op het oordeel van den
Minister van Binnenlandsche Zaken (gemeentestem 19
Februari 1894 no. 2212), docli brengen voor het overige
in herinnering, dat hierin door hen het bezwaar tegen
inwilliging van het adres der vereeniging niet in hoofd
zaak gezocht was. Waarom ons college ten slotte eene
gunstige beschikking op hetgeen gevraagd werd meende
te moeten ontraden, was gelegen in het verschil in op
zet der commissie bij hare oprichting, destijds in 1886,
en liet karakter dat deze instelling langzamerhand heeft
verkregen.
Ten opzichte van dit punt merkt het adresseerende
bestuur thans evenwel op, dat, al moge wellicht bij de
oprichting de toenmalige commissie als tijdelijk zijn ge-
qualificeerd, de feiten sinds het blijvende karakter hebben
aangetoond en ook de oprichters de instelling als zoodanig
steeds hebben beschouwd. Ook deze redeneering treft
den gedachtengang van het prae-advies niet.
In dit laatste toch is in het midden gelaten, of de
opvatting, die in 1886 de Raad van de Commissie voor
de werkverschaffing had, toenmaals wel de juiste was
en of de latere feiten die opvatting al of niet hebben
gestaafd doch er is alleen gezegd late men zich ook
nu houden aan de beschouwing, die gegolden heeft in
1886, omdat, neemt men de commissie als permanent
aan, vermoedelijk reeds toen eene tegemoetkoming van
gemeentewege niet zou zijn verkregen.
Het schijnt evenwel onnoodig hierop nader in te gaan.
Uit de weder bij de stukken gevoegde retroacta kan,
zoo nog gewenscht, ons vorige prae-advies worden ge
raadpleegd. Wij zouden dan ook in dit tweede adres
van de vereeniging geene aanleiding gevonden hebben
U voor te stellen te dezen aanzien wederom onze voor
lichting te verzoeken, had ons niet een passus daarin
getroffen, die voor eene herziening van het besluit van
28 Augustus 1.1. alleszins pleitte. Wij bedoelen de be
wering, dat, alleen wanneer de verlangde grond in erf
pacht wordt verkregen, liet der vereeniging mogelijk
Verslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1906. 295
zal zijn zich geld te verschaffen onder hypothecair ver
band. Dit schijnt ons juist en logisch en onzerzijds
bestaat er dan ook geen bezwaar liet terrein, in plaats
van in bruikleen voor onbepaalden tijd, in erfpacht b.v.
50 jaar uit te geven, en als tegemoetkoming aan de
vereeniging, tegen een canon van ƒ10.een bedrag
verre beneden de huuropbrengst.
De nadere beschouwingen in het adres hebben ons
evenwel gelijk uit het bovenstaande blijkt, geene aan
leiding gegeven tot wijziging van ons oordeel ten aanzien
van het subsidie en wij hebben dan ook de eer U voor
te stellen te besluiten
I. aan het bestuur der vereeniging „de Leeuwarder
Werkverschaffing" te Leeuwarden mede te deelen dat er,
ook na haar adres van 19 October 1906, voor het ge
vraagde subsidie uit de gemeentekas geene termen
bestaan
II. a. aan de voornoemde vereeniging met intrekking
van het raadsbesluit van 26 October 1886 no. 5 en met
wijziging van 's Raadsbesluit van 28 Augustus 1906 no.
283r 126, voor den tijd van 50 achtereenvolgende jaren
en ingaande op een nader door Burgemeester en Wet
houders te bepalen tijdstip, op door hen te stellen voor
waarden in erfpacht af te staan tegen een jaarlijkschen
canon van 10.het aan de gemeente toebehoorend
terrein, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
F. no. 2108 en no. 2107, gedeeltelijk groot pl. m.
41 bij 45 c.A. gelijk nader op de overgelegde situatie
met roode lijnen is aangegeven, met bevoegdheid van de
erfpachtster om bij het eindigen van het recht de gestelde
gebouwen en werken tot zich te nemen;
b. te bepalen dat de schadeloosstelling, die tengevolge
van het sub IIa bepaalde aan den huurder van het
perceel no. 2107 zal verschuldigd worden, door de ge
meente zal worden gedragen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Burger zal niet terugkomen op de kwestie
van het aangevraagde subsidie. Spreker heeft thans ech
ter een ernstig bezwaar, dat niet in de lijn ligt van de
bezwaren, die hij den vorigeu keer heeft ontwikkeld. Thans
toch wordt voorgesteld het terrein in erfpacht af te staan
voor 50 achtereenvolgende jaren, terwijl het de vorige
keer in bruikleen zou worden afgestaan. Dit is een
groote sprong van Burgemeester en Wethouders en spre
ker acht het niet zonder bedenking. Heeft men eenige
zekerheid, dat de vereeniging, die nu goed werkt, met
50 jaar nog in dezelfde conditie verkeert Die zekerheid
bestaat niet, vooral als wij geen subsidie geven en de
vereeniging misschien ƒ4000.op hypotheek zal kunnen
krijgen, terwijl zij 8000.noodig heeft. Waarom
wordt het terrein in erfpacht gevraagd Om hypotheek
te kunnen krijgen. De gemeente geeft liet terrein in
erfpacht, de vereeniging bezwaart hot en zit in de schuld.
De vereeniging kan op een gegeven moment niet aan
hare verplichtingen voldoen en het erfpachtsrecht wordt
geëxecuteerd. De gemeente krijgt dan den een of an
deren crediteur als erfpachter voor ƒ10.per jaar tot
dat de 50 jaar om zijn. Zoo weinig bezwaar spreker
heeft tegen een subsidie in geld, zooveel bezwaren heeft
hij tegen eene uitgifte in erfpacht, die het doel voorbij
streeft.
De heer Haverschmidt is weinig bevredigd door het
voorstel. Bij de discussie van 28 Augustus was spreker
tot zijn spijt niet tegenwoordig, maar bij de lezing daar
van kreeg hij den indruk dat men eigenlijk geen prin
cipieel bezwaar had tegen het geven van subsidie, maar
dat het een kwestie was van moer of minder en dat men
8000 gulden wat veel vond.
Nu het bestuur zijn verzoek tot de helft verminderde,
in de hoop de andere helft door een hypotheek te vinden,
heeft het voorstel van Burgemeester en Wethouders hem
zeer teleurgesteld en koestert hij, die als oud-bestuurder
met de werkverschaffing van nabij bekend is, met den
heer Burger de vrees, dat de zaak te gronde gaat, het
geen zou beteekenen eene moreelë en finantiöele schade
voor de gemeente.
De gemeente heeft zich trouwens nooit veel van de
werkverschaffing aangetrokken, wel er van geprofiteerd.
Het maken van basaltslag of steenpuin werd onvol
doende betaald, omgewaaide of gevelde boomen werden
slechts bij hooge uitzondering ten geschenke gegeven,
wèl worteleinden die geen waarde hadden, en de loonen
kwamen veelal ten goede aan de Armenkamer, dus aan
de gemeente, omdat de armbezoeker de werklieden aan-
teekende en zooveel minder aan onderstand uitkeerde.
Nu is het zoover gekomen dat de loodsen van ouder
dom ineenstorten en geen voldoende beschutting meer
geven tegen regen en sneeuw en vraagt men eene bijdrage,
geen jaarlijksch subsidie, tot vernieuwing der gebouwen,
tot een bedrag dat de gemeente in die 20 jaren al lang
beeft genoten.
Of de instelling in 1886 al of niet als tijdelijk is ge
kwalificeerd kan spreker niet beoordeelen, maar wel weet
hij, dat opheffing onmogelijk is. Dat er voor niet meer
dan 100 personen werk is, is wel jammer, maar men
bedenke dat achter die 100 menschen wel Ba 400 vrou
wen en kinderen staan, die op deze wijze den winter
doorkomen. Spreker geeft in overweging niet mee te
gaan met sub 1 van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, maar te stemmen voor een nieuw voorstel
van spreker, hetwelk luidt
„als tegemoetkomiug in de kosten van stichting van
het gebouw, volgens het overgelegde plan, eene subsidie
uit de gemeentekas te verleenen van 4000.
De Voorzitter deelt mede, dat bij hem is ingekomen
een voorstel van den heer Haverschmidt om te lezen in
de plaats van sub I van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders
„als tegemoetkoming in do kosten van stichting van
„het gebouw volgens overgelegd plan eene subsidie uit
„de gemeentekas te verleenen van 4000.
4
De heer Hijlkema heeft met belangstelling gehoord,
hoe de heer Haverschmidt deze zaak, om ze aannemelijker
te maken, onder een ander licht heeft gebracht, onder
een licht, waarin het door spreker nog niet is gezien.
Dê heer Haverschmidt heeft betoogd, dat de werkver
schaffing een voordeel is v.oor de gemeente en dus
eigenlijk niet de gemeente de werkverschaffing steunt,
maar omgekeerd.
Wat het door dien spreker ingediend amendement
betreft, merkt spreker op dat in de vorige vergadering
do subsidie-kwestie reeds in principe is uitgemaakt. De
subsidie-aanvraag is toen verworpenniettemin komt
de vereeniging met eene aanvraag om de helft van het
toen aangevraagde bedrag, misschien wel omdat in die
vergadering de som van 4000.is genoemd. De
zaak was echter beslist en Burgemeester en Wethouders
zouden er niet op teruggekomen zijn, indien niet een
ander motief te berde was gebracht. Er is gezegd
„als wij het terrein in bruikleen ontvangen, kunnen wij
geen hypotheek op het gebouw krijgen". Dit is de
reden geweest, waarom Burgemeester en Wethouders, die
gaarne zooveel mogelijk willen helpen, met het voorstel
zijn gekomen om „bruikleen" te wijzigen in „erfpacht".
Wat de door den heer Burger te berde gebrachte
bezwaren hiertegen aangaat, het is mogelijk dat deze
zich kunnen voordoen spreker heeft voor zich zelf
daaraan niet gedacht. Hij is echter van oordeel, dat
deze Vereeniging, die steun krijgt van particulieren en de
gemeente en reeds zoo vele jaren heeft bestaan, wel zal
blijven bestaan. Het bezwaar van den heer Burger
behoeft z. i. niet zoo heel zwaar te wegen.
De beraadslaging wordt gesloten.