MEMORIE VAN TOELICHTING. PROVINCIE FRIESLAND. 1906 GEMEENTE LEEUWARDEN, Bijlage no. 1 van 190(ï. 303 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1906. 5 of 10 per pondemaat kan het toch niet worden uit gemaakt, wat de waarde kan zijn, want de op- en neer gaande markten der producten beheorschen in dezen alles. In dezen brengt het belang der gemeente mede dat zoo mogelijk de tegenwoordige huurders het land in huur behouden. Spreker kan de Friesche pachtcommissie echter niet aanbevelen. Deze bestaat uit landeigenaren en deze heb ben in de verschillende deelen der Provincie een taxateur, die hun rapport uitbrengt. Spreker meent te weten, dat indertijd een der leden zjjn eigendom heeft laten taxeeren en later die taxatie niet wilde handhaven. Spreker her haalt, de Friesche pachtcommissie is in dezen niet het aangewezen lichaam. Bovendien is de zaak niet van zoo groot belang. De heer Beekhuis is het met den heer Feddema eens, dat het van belang is dat een huurder, die zijn plicht doet, weet dat hij kan blijven, echter onder conditie, dat hij met zijn tijd moet meegaan, d. w. z. als de huurprijzen stijgen moet hij daarnaar betalen. Spreker wil den llaad in overweging geven Burgemeester en Wethouders uit te noodigen om, voordat ze overgaan tot publieke verhu ring, te trachten het land aan de tegenwoordige huurders ondershands te verhuren tegen den prijs, die door den deskundige van de gemeente wordt aangegeven. De lieer Hijlkema zegt dat juist Burgemeester en Wet houders op de moeielijkheid zijn afgestuit: wie is in deze deskundig. Wanneer de werkelijke huurwaarde bekend was, zou den huurders kunnen worden gevraagd, of zij voor dien prijs genegen waren weer in te huren. Dit weten echter Burgemeester en Wethouders niet en ook niet wie in deze de aangewezen persoon is om te taxeeren. Vandaar het voorstel tot publieke verhuring, omdat nie mand boter, dan de verschillende gegadigden zelf, kunnen beoordeelen, wat het meer waard is. Burgemeester en Wethouders nemen het voorstel van den heer Beekhuis over. Dit wordt nu met algemeene stemmen aangenomen. Hierna komt aan de orde het rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek van den geloofsbrief vau het nieuw gekozen lid van den Baad, den heer L. Zand- stra. De conclusie strekt tot toelating. De Voorzitter stelt voor overeenkomstig deze conclusie te besluiten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Alvorens de vergadering in comité gaat, wenscht de heer Duparc zich tot den heer Hijlkema te richten en zegt het volgende: Toen wij onlangs kennis namen van uw besluit waar bij gij ontslag naamt als lid van den Baad en daardoor tevens ophieldt wethouder te zijn, was dit voor ons allen een hoogst onaangename verrassing. Onze Voorzitter gaf hieraan uiting op een voor u alleszins waardeerende wijze. Nu het heden de laatste maal wasj dat gij onze vergaderingen bijwoondetzij het mij nog vergund, ook namens mijn medeleden, het woord tot U te richten. Door geboorte bohoordet gij niet tot Leeuwarden, doch door Uw algeheele toewijding aan de bevordering van haar belangen op velerlei gebied, nadat gij er Uw woonplaats hadt gevestigd, waart gij spoedig een van haar wakkerste zonen geworden. Gij toondet dit in vele opzichten, toen gij nog geen lid van den Baad waart. Maar het bleek vooral, nadat gij ruim twintig jaren ge leden door het vertrouwen van de meerderheid der kie zers tot hun vertegenwoordiger hier werdt geroepen en van 1899 af door Uw medeleden voor de betrekking van wethouder werdt waardig gekeurd. Uw zaakkennis, uw onvermoeide arbeidslust, uw strenge plichtsopvatting hadden u tot een der beste raadsleden gemaakt. Meer dan eens rees er strijd, zelfs ernstige strijd van meening tusschen u en ons, de geest van wederzijdsche waar deering en van onderlinge welwillendheid leed er echter nooit onder. Ook als de beslissing was gevallen tegen uw zin, werd de strijd door u geëindigd beschouwd en nooit werd hij ook door u door woord of bij ge schrift voortgezet op een terrein, buiten de raadszaal gelegen. Voor u zelf zal de tijd van uw lidmaatschap van den Baad steeds niet anders dan een groote voldoening kun nen zijn. En wat ons betreft, zoo meen ik uit naam van allen de verzekering tc kunnen geven, dat wij de aangenaamste herinneringen zullen bewaren èn van uw persoon èn van alles wat gij gedurende een zoo lange reeks van jaren ten goede van de gemeente en van haar burgerij mede hebt helpen tot stand brengen. De heer Hijlkema dankt den heer Duparc voor de welwillende woorden, tot hem gericht en de leden, die hunne instemming met die woorden hebben betuigd. In zekeren zin neemt spreker met leedwezen afscheid, omdat hij het lidmaatschap van den Baad en het wet houderschap met genoegen heeft vervuld. Ilij spreekt de hoop uit, dat de gemeente Leeuwarden in groei en bloei moge toenemen, waaraan hij onder de beproefde leiding van den Voorzitter niet twijfelt. De Baad gaat hierna in comité ter behandeling van het rapport der commissie voor reclames tegen aanslagen in den Iloofdelijken Omslag, dienst 1906. Na heropening der vergadering wordt deze, daar niets meer te behandelen is, door den Voorzitter gesloten. I Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. VAN DE VOOR HET DIENSTJAAR MET Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 4