10 Verslag -van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1907.
hoord, en dit wordt ook door den Directeur erkend,
dat de oorzaak mede moet worden gezocht in het
strenge toezicht. Spreker meent, dat men het toezicht
wel wat gemakkelijker kan maken en toch goed
werk krijgen. Het is hem er niet om te doen den
Directeur te bewegen, bij werken iets door de vingers
te zien, wat niet goed is, maar hem in overweging-
te geven er iets op te vinden dat ook de belasting
betalende Leeuwarder aannemers met ambitie op
de gemeentewerken kunnen inschrijven.
Verder heeft spreker eene clausule gevonden waarin
staat „dat de fundeering zoo goedkoop mogelijk zal
worden gemaakt en er zal daardoor in geen geval
nog afdoende zekerheid gegeven kunnen worden voor
eventueele verzakkingen". Toen spreker dit las, was
hij ten einde raad. Deze clausule toch geeft een
valschen indruk, want er zal werk gemaakt worden
dat een eeuw kan staan en voor niet verzakking kan
niet worden ingestaan. Daarmee vervalt dan al de
degelijkheid.
Verdei heeft spreker nog eene opmerking te maken.
In een brief van den heer Feddema dd. (i November
staat„indien aan het gevoelen van de minderheid
een plaats ware gegeven enz". Hieruit maakt spreker
op. dat geweigerd is het gevoelen der minderheid op
te nemen in het rapport. De voorzitter heeft zelf
erkend in een der vorige vergaderingen dat de meer
derheid art. 56 van het reglement van orde moet
handhaven en alzoo moet toestaan dat de minder
heid op hare wijze uiting geeft over de zaak. Spreker
weet niet. of het idee der minderheid in het voorstel
van Burgemeester en Wethouders voorkomt. Hij is
zeer gesteld op het inzicht van die minderheid over
het voorstel. Komt dat inzicht er in voor, dan zal
hij er zich bij neerleggen. Uit do stukken heeft hij
echter niet kunnen opmaken dat dit het geval is.
Spreker zou hieromtrent gaarne worden ingelicht
hetzij door den Voorzitter, hetzij door een der raads
leden en zal zijn stem uitbrengen naar mate hem
inlichtingen worden verstrekt.
De heer Haverschmidt had wel verwacht dat de
bouwcommissie iets zou moeten hooren over het
ontbreken van de handteekening van een harer leden.
Spreker, die rapporteur was, kan mededeelen, dat
de bezwaren tegen dit voorstel breed zijn uitgeme
ten, bezwaren, die in hoofdzaak afkomstig zijn van
een der leden, maar die naar diens meening zeker
nog nog niet scherp genoeg zijn geformuleerd.
Spreker stelt de vraag of men eigenlijk niet te
veel waarde hecht aan die onderteekening, sedert
men uit eigen verklaring van den heer Feddema
weet, dat deze ook wel rapporten teekent, met welks
inhoud hij het niet heelemaal eens is.
Spreker zegt dit niet uit gebrek aan waardeering
voor den heer Feddema hij betreurt integendeel, dat
na het overlijden van den heer Jansen en na het aan
gekondigde vertrek van don heer Feddema de bouw
commissie van alle deskundige kritiek zal zijn ver
stoken.
De plannen voor dezen bouw zijn inderdaad lang
in behandeling geweest, maar de zaak had in de
maand Mei afgeloopen kunnen zijn, want met het
tweede ontwerp konden alle leden der bouwcom
missie zich vereenigen en adviseerde mon, behoudens
enkele opmerkingen, tot uitvoering van dit plan.
Daarna kwamen Burgemeester en Wethouders met
bezwaren voor den dag en opperden deze het denk
beeld van eene bovenwoning, hetgeen bij de bouw
commissie slechts matigen bijval vond.
Thans is het aan den Raad eene beslissing te nemen.
De directeur wijst nog eens op het groote verschil,
dat er bestaat tusschen het bouwen van een parti
culier, die voor een menschenlcven, en de gemeente,
die zeker voor een eeuw dient te bouwen, en waar
deze ambtenaar tevens den nadruk er op legt, dat de
grens van bezuiniging is bereikt, adviseert spreker
zijn medeleden liet voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan te nemen.
Wat de lieer Haverschmidt zoo juist opmerkte, dat
do onderhavige zaak een breedo geschiedenis achter
zich heeft, is volkomen waar, zegt de heer Feddema.
Maar spreker vindt het noodig, nu in den breedo
nogmaals op do feiten, die aan deze behandeling-
vooraf gingen, het volle licht wordt geworpen, zijne
houding nader te verklaren.
Nadat de bouwcommissie, en met haar, Burge
meester en Wethouders het eerste ontwerp om ver
schillende redenen niet konden goedkeuren, is door
den Directeur van Gemeentewerken een tweede ont
werp gemaakt, met welk ontwerp als zoodanig de
bouwcommissie kon medegaan, die echter nog hare
bezwaren tegen do liooge bouwkosten ook van dit
ontwerp niet kon prijsgeven. Nadat dit ontwerp bij
Burgemeester en Wethouders was teruggekeerd, kon
dit College echter dit ontwerp als zoodanig ook niet
goedkeuren en zoodoende kwam in handen dei-
bouwcommissie het derde plan, thans het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. De bouwcom
missie was bij haar onderzoek vrij wel en bloc om
de hooge bouwsom ook tegen dit ontwerp, maar de
slotsom van de besprekingen was, dat onze com
missie, althans de meerderheid der leden, vóór de
uitvoering was, ouder beding, dat aan Burgemeester
en Wethouders nogmaals bezuiniging op de onkosten
zou worden geadviseerd. Spreker echter was tegen
de uitvoering en tegen het rapport, omdat het hem
te vaag was gesteld.
De rapporteur der bouwcommissie, de heer Haver
schmidt, gaf aan spreker te kennen, toen zij over
het rapport spraken„Och nou, er moet toch eenmaal
een eind aan de kwestie komen". En nu moge dit
eene gemakkelijke manier zijn om do zaak af te
doen, spreker vond zich als Raadslid daarmede niet
verantwoord. Een dergelijk ondergeschikt gebouw
moet geen f 16,000.kosten naar sprekers oordeel.
Spreker was zoo mal om zelf een ontwerp te maken,
dat 9000.had moeten kosten maar èn de Di
recteur èn de medeleden der bouwcommissie zijn
voor dergelijk werk ongevoelig en daarom nam
hij zijn plan zoo spoedig mogelijk terug.
Maar sprekers bezwaren tegen de onderscheidene
ontweipen worden overigens zeer goed in bijlage 2
weergegevenhij heeft daaraan niets meer toe te
voegen. Wat hij echter zoo even verklaarde, was hij
na het gesprokene van den heer Haverschmidt aan
zich zelf verplicht en is tevens de verklaring voor
zijne houding tot nu toe en de motiveering van
zijn stem.
Do heer Besuijen begint, en dit zal den heer Beek
huis wel aanstaan, hulde te brengen aan het Dage-
lijksch Bestuur voor de degelijke wijze, waarop het
met het stukje grond heeft gewoekerd en voor het
mooie gebouw dat erop zal worden geplaatst.
Met genoegen constateert spreker dat zijn buurman
ter rechterzijde (de hoer Koopmans) klaarblijkelijk is
bekeerd inzake zijn meening over het recht der min
derheid in de een of andere commissie en zelfs reeds
zijn kritisch oog gebruikt om zijn medeleden te be
hoeden voor een onrechtvaardige behandeling van het
soort als hij in samenwerking met Mr. Burger
sjweker deed ondergaan.
Ondertusschen wenscht spreker te doen opmerken
dat de heer Haverschmidt met den heer Feddema
verschilt over de vraag of de mindcrheid.smeening al
of niet in het rapport der bouwcommissie is te vinden;
iu zooverre is dus het geval niet congruent met de
bekende kwestie. Het reglement van orde geeft de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1907. 11
minderheid hot recht, haar meening to doen opnemen,
uitgedrukt op de wijze zooals zij dit verlangt. De
heer Feddema had daarom zijn meening geformuleerd
moeten inzenden aan den rapporteur, daardoor ware
het geschil tusschen hem en dien rapporteur waar
schijnlijk vei meden.
Nog acht spreker het niet overbodig erop te wijzen
dat het zijn gevaarlijke zijde heeft over den Direc
teur der Gemeentewerken te spreken zooals hier werd
gedaan. Als men zoo speciaal onder zijn aandacht
meent te moeten brengen, dat de Leeuwarder aan
nemers niet gauw op gemeentewerken inschrijven,
iets wat de Directeur immers zelf weet, heeft dit de
bedoeling of misschien het gevolg, dat de ijver van
dezen ambtenaar voor de gemeente verflauwt. Het is
volstrekt geen kunst, noch een verdienste, met uit
voerders goede vrienden te zijn. Wie slap is in zijn
toezicht en veel over zijn kant laat gaan, krijgt go-
makkelijk een krans van do aannemers op zijn graf.
Men vervalle daartegenover niet in het uiterste, er
dient getracht naar „le justo milieu". Een gegronde
klacht van een aannemer zal hier zeker een verdediger
vinden.
De Voorzitter heeft slechts weinig too te voegen
aan hetgeen door den heer Haverschmidt zooeven is
gesproken tor verdediging van het rapport der Com
missie van bijstand. Spreker wenscht voor dat lid
niet onder te doen in waardeering voor den arbeid
van den heer Feddema in die Commissie, en ook hij
heeft met leedwezen kennis genomen van diens be
sluit om in den loop dezes jaars zijn taak in's Raads
Vergaderzaal als geëindigd te beschouwen; maar toch
staat hij ten opzichte van de onderwerpelijke zaak
op een geheel ander standpunt. Hot is waar dat do
heer Feddema aan de commissie van bijstand een
ontwerp-teekoning voor een politiepost met brug
wachters woning heeft overgelegd en dat de commissie
dat ontwerp niet heeft overgenomen. Maar mag
daarvan der commissie een grief worden gemaakt
Naar sprekers oordeel geenszins, daar toch immers de
bouwcommissie niet over 't hoofd mocht zien dat
Burgemeester en Wethouders, zullen zij geheel ver
antwoord zijn, hunne voorstellen ten opzichte van
bouwwerken hebben te baseeren op de adviezen van
do verantwoordelijke technische ambtenaren, die do
Raad zelf voor dat doel heeft aangewezen en benoemd.
Eu zoolang die ambtenaren het vertrouwen van het
Dagelijksch Bestuur bezitten, gaat het toch niet aan
hunne bouw-ontworpen te vervangen door die van
het aan dat college niet-verantwoordelijk lid dezer
Vergadering; wil de Rond. dat doen, dan eindigt de
verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders
en treedt daarvoor die van deze Vergadering in de
plaats.
Spreker dankt den heer Besuijen voor diens wel
willende woorden, ten opzichte van de voorbereiding
dezer zaak gesproken en vertrouwt dat do zeer groote
meerderheid van den Raad met dat lid de overtui
ging zal hebben gekregen dat niets onbeproefd is
gelaten om, in verband met do eischen die de plaatse
lijke ligging nu eenmaal stelde, het kostenbedrag
zooveel mogelijk te beperken.
Op het beschikbare terrein wcnschten Burgemeester
en AVethouders, zij hebben dit in den aanhef van hun
voorstel (bijlage no. 2) nog eens herhaald, een gebouw
te stichten dat althans met de omgeving niet dishar-
moniëerde en daarom werd van den aanvang af be
geerd een gebouw met eene verdieping, dat aan
zekere eischen van welstand voldeed. Zoo ontstond
het eerste plan politiepost beneden, brugwachters-
woning boven. Dit plan werd door de bouwcom
missie, die den brugwachter beneden gehuisvest wilde
zien en de kosten te hoog vond, verworpen en zij
gaf den Directeur van gemeentewerken de opdracht,
een ander plan voor haar te ontworpen, waarop haar
advies van 2 Mei betiekking hoeft. Toen Burge
meester en Wethouders dit advies ontvingen, bleek
hun het ontstaan van dit tweede plan, hetwelk hun
tot dusverre onbekend was en waarmede zij zich om
redenen van welstand niet hebben kunnen vereenigen.
Daar de bouwcommissie een lager kostenbedrag en
Burgemeester en Wethouders bovendien een gebouw
met eene verdieping begeerden, werd den Directeur
opgedragen een derde plan te ontwerpen, met eene
bovenwoning, opdat de huuropbrengst van deze de
kosten ten doele zou kunnen vergoeden. Op dit
derde plan heeft het laatste rapport der bouwcom
missie betrekking en spreker meent, dat de lieer
Haverschmidt er op gelukkige wijze in is geslaagd
om de bezwaren, die de hoer Feddema tegen de kosten
van dat plan had, in dit rapport tot hun recht te
doen komen en hot heeft hem bevreemd, dat dit lid
desniettemin weigerde het rapport te onderteekenen.
Hij acht het overbodig hier te verklaren dat in dit
rapport zou zijn opgenomen al hetgeen de heer Fed
dema daarin zou hebben gewenscht, maar zoodanige
wensch is noch aan spreker noch aan den rapporteur
met een enkel woord kenbaar gemaakt.
Spreker meent hiermede te hebben opgehelderd
wat onduidelijk scheen en verheugt er zich in dat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders overi
gens niet is bestreden.
De heer Lautenbach heeft van den Voorzitter de
opmerking gehooi d, dat een ambtenaar verantwoordelijk
is, terwijl dat niet van een raadslid gezegd of gevergd
kan worden. Verantwoordelijk zijn, beteekent niet dat
een ambtenaar bij misrekening van zijn plan of bij
teleurstellingen uit eigen zak bijpast.
Voorzien en absoluut garandeeren bij een bouwplan
kan geen ambtenaar.
Wat hij wol kan is het verantwoordelijk stellen zoo
toe te passen als een boeman om altijd zijn meening
door te drijven. Indien nu inderdaad een plan bij
de uitvoering blijkt niet te kunnen worden uitgevoerd,
dan verspeelt een ambtenaar zijn vertrouwen.
Een raadslid deskundige zal echter bij gelijk mal
heur hetzelfde verspelen. Het is een publiek geheim
dat vele bouwkundigen, in de gemeento woonachtig,
met den heer Feddema overeenstemmen in de meening,
dat do Directeur zeer duur bouwt.
Spreker is van oordeel dat verantwoordelijk een dik
woord zonder meer is.
De Voorzitter is het niet met den heer Lautenbach
eens, dat het woord „verantwoordelijk" een dik woord
zonder beteekenis is. Wanneer een lid van het
Dagelijksch Bestuur dat zoo opvatte, zou spreker ver
wachten, dat de geheelc Raad, waarschijnlijk ook de
heer Lautenbach, wel duidelijk van zijne tegenover
gestelde opvatting zou doen blijken.
De heer Feddema hoeft niet gezegd en heeft ook
niet willen zeggen, dat het plan zooals het wordt
voorgesteld te duur is, maar waar hij steeds tegen
heeft gestredenis ditzegt sprekerdat hij
eene brugwachterswoning met ceno politepost voor
16000.te duur gekocht vindt.
Spreker heeft nog ééne bemerking. Waar de voor
zitter zegt, dat het maken van het 2e ontwerp geheel
buiten Burgemeester en Wethouders is omgegaan,
meent spreker dat dit niet de juiste voorstelling is.
Toen het 2e ontwerp door de bouwcommissie werd
I gevraagd, was de heer Beekhuis nog wethouder en
voorzitter van de commissie voor openbare werken.
Dit toenmalige lid van het Dagelijksch Bestuur heeft
zelf de opdracht gedaan. Der commissie kan dus geen
verwijt treffen indien Burgemeester en Wethouders
zich gepasseerd achten, dan ligt de schuld in eene