14: Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Februari 1907.
bare Werken is in het oorspronkelijk voorstel van
Burgemeester en Wethouders eenigo wijziging
aangebracht.
Voorgesteld wordt dezo zaak thans voorde volgondo
vergadering aan de orde to stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
IV. Rapporten.
De heer Beucker Andreae deelt mede, dat de
reclame-commissie gereed is met het rapport omtrent
een 20-tal reclames tegen het ie suppletoir kohier.
Spreker stelt voor het rapport als gelezen te be
schouwen en het in eene volgende vorgadering te
behandelen.
De Voorzitter stelt voor te besluiten conform het
voorstel der commissie.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
V. Hierna komen de voor heden op den oproepings
brief geplaatste punten aan de orde.
1. Benoeming van een onderwijzer aan gemeenteschool
no. 10 vacature .1 de Lang).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen wensclit, alvorens tot stemming
over te gaan, een paar opmerkingen te maken. De
usance is, dat bij vertrek of overlijden van een onder
wijzer eene oproeping plaats heeft waarbij het bezit
der hoofdacto niet verplichtend wordt gestold. Men
vraagt eenvoudig een onderwijzer zonder meer en
slechts bij uitzondering adviseert de Commissie van
Toezicht tot het stellen van bijzondere eischen; zij
motiveert dan waarom die bijzondere eischen worden
gesteld.
De bijzondere eischen betreffen, voor zoover spreker
bekend, nooit het bezit der hoofdacte aan school 1
bijvoorbeeld gingen van de 6 leerkrachten met hoofd
acte 4 weg en werden door hulponderwijzers ver
vangen. Voor een oningewijde moet het dus zeker
bevreemding wekken dat aan school 10 de hoofdacte
verplichtend wordt gesteld, terwijl daar reeds 5 leer
krachten met hoofdacte werkzaam zijn.
Het ware niet ondienstig geweest als Burgemeester
en Wethouders met een enkele regel of met meer
regels hadden gemotiveerd, hoe het komt dat zij nu
zoo royaal in de gemeentekas ingrijpen. Spreker zou
die motieven thans gaarne vernemen.
De heer Schoondermark antwoordt, dat de voor
stelling, die de heer Besuijen van de zaak geeft, niet
volkomen juist is. De kwestie is n.l. deze. Bij het
ontstaan van een vacature wordt aan de schoolcom
missie om advies gevraagd omtrent het te verieenen
ontslag. Onder aan het advies, dat van de commissie
ontvangen wordt, geeft deze ongevraagd te kennen
of er al dan niet bepaalde eischen voor een opvolger
worden gesteld. Dit was ook het geval mot do
vacature-Siekman. Om openhartig te zijn wil spreker
mededoolen, dat het de bedoeling is geweest, dat de
heer de Lang den heer Siekman zou opvolgen. De
heer de Lang echter is gestorven en zoo is de zaak
hier nu eenigszins anders. In dit geval behoefde de
schoolcommissie geen advies te geven en kon dus
ook niet adviseeren omtrent te stellen bijzondere
eischen.
Burgemeester en Wethouders nu hebben overleg ge
pleegd met hot hoofd van school 10 en den commissaris
dier school. Op de vraag of er ook bijzondere eischen
voor een opvolger moesten worden gesteld, is geant
woord „ja, het bezit der hoofdacte." Dit is geschied
omdat vóór dien tijd iemand ontslag had gekregen,
die plaatsvervangend hoofd was.
Do heer Besuijen repliceert dat zijne voorstelling
wel juist is en zijn vermoeden ook. Spreker was van
oordeel dat er al een bijzondere roden moet zijn voor
don heer van dor Schaaf om woer te solliciteeren,
nadat hij pas een half jaar geleden dezelfde school
heeft verlaten. Dio bijzondere reden meent spreker
te moeten zoeken in de veronderstelling, dat hem
een zekere belofte is gedaan, hetzij door hot hoofd,
hetzij door Burgemeester en Wethouders, hotzij dooi
den wethouder van onderwijs. Er zal hem zijn toe
gezegd, dat hij waarschijnlijk de opvolger zal worden
van den heer Siekman, dus le onderwijzer. Indien
dezo veronderstelling juist is, wordt eene groote on
rechtvaardigheid begaan tegenover den oudsten onder
wijzer, die het recht heoft volgens de usance om len
onderwijzer to worden. Dat die usance bestaat blijkt
uit hetgeen is gebeurd aan de scholen 5, 2 on 9.
Wanneer aan school 10 iemand er tusschen wordt
gehaald, wordt er eene onrechtvaardigheid begaan
mede tegenover nog 4 andere leerkrachten met hoofd
acte. Spreker ziet in dezo heele zaak een gevaarlijk
drijven van het hoofd van school 10, die coute que
coute wil voorkomen dat b.v. do heer Uilkema eorsto
onderwijzer wordt en zich niet ontziet dezen jaarlijks
100. te benadeelen.
Do Voorzitter interrompeert den heer Besuijen zeg
gende, dat aan de orde is de voordracht voor een te
benoemen onderwijzer aan school 10, terwijl spreker
tevens doet opmerken, dat door Burgemeester en
Wethouders tot nog toe niet besloten is, dat de heer
van der Schaaf le onderwijzer zal worden.
Do heer Besuijen zegt, dat dit toch door den Wet
houder Schoondermark is gezegd. Bovendien staat in
het bericht van het hoofd een zinsnede, die een wenk
aan Burgemeester en Wethouders is om den nu te be
noemen onderwijzer reeds bij voorbaat tot len onderwijzer
te benoemen. Men leest daar: „Het ligt mij nog verscli
in het geheugen, hoe hij (de hoer van der Schaaf) als
mensch ijverde tegen de kwade invloeden, die het
onmisbare gezag trachten te ondermijnen en deze
wenscht terug te komen tot zijne goede vrienden en
collega's".
In dit bericht staat dus vrij duidelijk, dat er aan
school 10 menschen zijn, die de eenheid trachten te
verbreken en het gezag ondermijnen. Wanneer der
gelijke beschuldingen, zonder bewijzen door de heeren
Raadsleden worden gelezen en vaker gelezen, dan worden
ze onwillekeurig gebiologeerd. De meening vat post, dat
daar de waarheid staat en naar bewijzen wordt ten
slotto niet meer gevraagd. Is dat soms de bedoeling
van een dergelijke clausule dan constateert spreker, dat
hij hiertegenover zetten kan: dat de mogelijkheid groot
is, dat het schoolhoofd mis ziet en do ondermijning
van gezag of verbreking van eenheid van hemzelf
uitgaan. Spreker voert hiervoor geen bewijzen aan,
maar dat werd ook door het hoofd nagelatenzoo
staat dan bewering tegenover bewering. Dat ook een
hoofd het gezag ondermijnen kan is een feit. Wat
denkt men bijvoorbeeld van een schoolhoofd, die in
't bijzijn van leerlingen over een onderwijzer spreekt
met de aanduiding „die aap", dat is toch zeker geen
middel om het prestige van 't gezag te verboogen.
Benoemt men nu inderdaad den heer van der Schaaf
tot 1 cn onderwijzer dan opent men de mogelijkheid, dat
groote verbittering ontstaat bij hen, die zich gepas
seerd achten; zij immers voelen zich gestraft, zonder
redenen, met een jaarlijksche geldboete van /'100.
Deze verbittering kan langen tijd duren. Volgt men
daarentegen den tot heden steeds gevolgden weg, de
usance, dan is dat wel tegen den zin van het hoofd
en zal misschien de samenwerking tusschen dezen en
eersten onderwijzer iets te wenschen overlaten -
ofschoon ook kans bestaat, dat de verhouding er juist
beter door wordt maar zal in het slechtste geval
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Februari 1907. 15
na drie jaar toch orde cn rust in de school kunnen
terugkeeren, als wanneer dan het hoofd zijn pensioen
zal hebben genomen.
Een on ander is voor spreker aanleiding niet op no.
1 maar op no. 2 der voordracht te stemmen.
De Voorzitter doet den heer Besuijen opmerken, dat
deze buiten do orde was in zijne bespreking van de
benoeming van een eersten onderwijzer aan school no.
10. Spreker heeft hem echter niet willen interrompeeren
in het vertrouwen dat, als door Burgemeester en Wet
houders de eerste onderwijzer zal zijn benoemd, alsdan
niet weder op deze kwestie, die thans al voldoende is
bekeken, zal worden teruggekomen. Het door den
heer Besuijen in dezen gesprokene, zal spreker be
schouwen als te zijn eene welwillende raadgeving aan
Burgemeester en Wethouders.
Do heer Schoondermark wenscht nog een enkel
woord te spreken. De heer Besuijen gaat to ver met zijn
gewaagde veronderstelling, dat den heer van der Schaaf
oeno belofte is gedaan. Spreker verzoekt den heer
Besuijen dio veronderstelling in te trekken. Hij hoeft
in het belang van het onderwijs openhartig gesproken.
Wat de usance betreft, dat de oudste onderwijzer
met hoofdacte plaatsvervangend hoofd wordt, daar
mede heeft spreker gebrokon. De heer Besuijen zal
ook wol do spreekwoorden kennen: „nieuwe heeren,
nieuwe wetten" en „nieuwe bezems vegen schoon".
Spreker is van oordeel, dat als de heer Besuijen aan
de bestuurstafel zat, hij ook wel met verscheidene
usances zou breken. Wanneer dus de oudste onder
wijzer met hoofdacto niet wordt benoemd tot ln onder
wijzer, wordt hij niet gepasseerd. Zoo oen ander
benoemd wordt, geschiedt zulks in het belang van
het onderwijs.
De Voorzitter doet opmerken, dat de discussiën zich
bewegen op oen terrein waar zij niet behooren. Het
spijt spreker, dat ook do Wothouder van onderwijs op
dat vorkeerde terrein is afgedwaald. Spreker herhaalt
dat hij den heer Besuijen heoft laten begaan in het
vertrouwen, dat later niet moer op deze kwestie zal
worden teruggekomen. Spreker stelt voor de dis
cussiën te sluiten en verzoekt in ieder geval om de
bespreking over eene benoeming, die nog niet is ge
schied, thans te staken.
De lieer Van Ketwich Verschuur wil een enkel woord
spreken naar aanleiding van deze voordracht. Spreker
is van oordeel, dat de benoeming van den heer van
der Schaaf een groot voordeel voor deze school zal
zijn. Uit de stukken blijkt, dat deze onderwijzer ook
ia het bezit is van do acte wiskunde, waardoor hij
uitblinkt boven do andere sollicitanten. Bij het ver
gelijkend examen voor hoofd der school te Wijnaldum,
waartoe acht van do BS sollicitanten waren opgeroepen,
heoft hij dan ook verreweg het beste examen afgelegd.
Burgemeester en Wethouders hebben juist gezien,
toen zij den heer van der Schaaf, die bekend is mot
school no. 10, do wijze van doceeren enz., op
no. 1 plaatsten, hunne keuze is eene zeer golukkige
geweest.
Als commissaris van school 10 wenscht de heer
Haverschmidt nog een en ander op te merken.
Spreker zegt dat do heer Besuijen slecht op do
hoogte is, wanneer hij het usance noemt dat een on
derwijzer met hoofdacto wordt vervangen door een
gewoon onderwijzer. In den regel is dit niet het
geval, maar bij do vacature-Siekman is, op sprekers
advies aan het hoofd, eene oproeping zonder hoofd
acte geschied om hot hoofd een ruime keuze te geven,
en die zienswijze is juist gebleken want er kwamen
20 sollicitanten. Eene oproeping met hoofdacte heeft
lang dat resultaat niet, want met een hoofdacte kan
men overal terecht, ook in Amsterdam waar men
uitsluitend hoofdacte wenscht, terwijl hier het klein
tractementsverschil, slechts 100 gulden, niet aan
moedigt. Men heeft langzamerhand het salaris van
den gewonen onderwijzer dermate opgevoerd, dat men,
met het oog op de finantiën, aan den bezitter van een
hoofdacte geen grooten voorsprong in salaris meer
vermag toe te kennen.
Dat er bij de oproeping met hoofdacte na het
ovorlijden van de Lang sollicitanten zijn geweest die
rekening hielden met het feit, dat Burgemeester en
Wethouders uit het dan aangevulde personeel een
keuze zouden doen voor lsten onderwijzer, ligt na
tuurlijk voor de hand, en dit juist stelde het hoofd
in staat de mooie voordracht te doen die thans voor
ons ligt, met twee uitstekend aangeschreven school
hoofden als 1 en 2. Over de positie van den lsten
onderwijzer en over diens kwaliteiten zal spreker
overeenkomstig den wensch van den voorzitter niet
uitweiden. Aanspraken, omdat men aan de beurt meent
te zijn, kan nooit iemand doen gelden.
De benoeming berust trouwens bij Burgemeester
en Wethouders en deze zullen te zijner tijd wel aan
den Raad mededeelen, wien zij als zoodanig hebben
aangewezen, terwijl spreker er niet aan twijfelt of
de uitverkorene zal zijn de beste en de meest ge
schikte van het personeel.
Do heer Besuij8n (met verlof der vergadering voor
de 3e maal het woord erlangende) doet opmerken,
dat als iemand, die pas voor een half jaar onder de
nieuwe salarisregeling uit de gemeente is verdwenen,
weer naar de verlaten plaats solliciteert, daarvoor
bijzondere reden moet hebben. Of dan sprekers ver
onderstelling zoo gewaagd was als de heer Schoon
dermark zegt, zal blijken als de le onderwijzer is
benoemd. De heer Schoondermark zegt te hebben
gesproken in het belang van het onderwijs, maar zal
toegeven dat zoo'n opmerking een algemeenheid is
zonder meerimmers ook spreker staat hier om te
handelen in 't belang van het onderwijs. Bij de be
noeming van van der Schaaf, spreker herhaalt dit,
is kans op groote verbittering en eene die van
langen duur is. Dat is toch zeker niet in het belang
van hot onderwijs.
Wat het breken met de usance betreft, daardoor
wordt de benoeming van een ln onderwijzer eene
kwestie van willokeur, ontstaat oogondienarij en kan
ook dit weer een oorzaak van verbittering worden
aan verschillende scholen. Zoo zouden de oude bezems
wol eens schooner kunnen vegen dan de nieuwe.
De heer Haverschmidt heeft opgemerkt dat spreker
slecht op de hoogte is. Het ware beter geweest als
de Haverschmidt dit bewezen had.
Spreker zal eens een school nemen en het bestaan
der usance aantoonen. Aan school 1 ging weg de
heer P. Buwalda met hoofdacto, werd vervangen
door Ferwerda zonder hoofdacte, mej. A. Faber, met
hoofdacto, vervangen door mej. Meeuwis zonder hoofd
acte, H. Ringma met hoofdacte vervangen door G.
Kramer zonder hoofdacte, A. Wouda met hoofdacte
vervangen door K. van Eek zonder hoofdacto. Dit
zijn zooveel bewijzen dat aan opvolgers het bezit
der hoofdacte niet verplichtend wordt gesteld. Vier
gevallen aan één school. Spreker is ten slotte den
Voorzitter dankbaar dat deze hem heeft laten uit
spreken, omdat sprekers wenk nu nog wel resultaat
kan hobben, terwijl als de le onderwijzer benoemd
was, het min of moor mosterd na den maaltijd zou zijn.
De Voorzitter wenscht nog eene enkele opmerking
te maken, die do kwestie van een gedane belofte van
de baan kan brengen. De opmerking van den heer
Besuijen, dat de heer van der Schaaf wegging onder