38 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1907.
gunning tot waterlevering zonder nadeel voor deze
gemeente kon worden gegeven, werd daarbij over
wogen om van zoodanige gunstige beschikking de
gemeentekas te doen profiteeren. Als gevolg daarvan
werd den Raad toen in dien geest een voorstel gedaan
en werd bij Raadsbesluit van 24 December 1901 art.
25 der concessievoorwaarden aangevuld met eene
bepaling, die de levering aan de bier genoemde 3
gemeenten toeliet, onder beding dat van de bruto-
ontvangsten wegens dit water 20 °/0 aan Leeuwarden
zou worden uitgekeerd. De concessionaris vereonigde
zich met die aanvulling en zoo kwam de tegenwoor
dige redactie van art. 25 tot stand. Het spreekt van
zelf dat de Raad allerminst bevoegd is, om zijnerzijds
bestaande concessievoorwaarden te gaan wijzigen
daartoe is overeenstemming tusschen partijen noodig
en voor amendementen is dus hier geen plaats.
Thans wordt door den concessionaris aan Burge
meester en Wethouders verzocht, om water buiten
het grondgebied dezer gemeente te mogen leveren
ten behoeve der 2 groote spoorwegmaatschappijen in
deze provincie.
Burgemeester en Wethouders hebben in de eerste
plaats weder onderzocht, of zoodanige vergunning
door hen zou kunnen worden gegeven, zonder schade
voor onze gemeente; vandaar de uiteenzetting in do
toelichting tot het onderwerpelijk voorstel. Toen
tegen de inwilliging geen bezwaar bleek te bestaan,
werd het wenschelijk geoordeeld, het beding der 20 °/0
uit art. 25 der concessievoorwaarden ook op deze
levering toepasselijk te verklaren en meteen op alle
toekomstige leveringen, waartoe Burgemeester en
Wethouders toestemming zouden willen geven. Van
daar opnieuw een voorstel tot wijziging van art. 25,
waaromtrent met den concessionaris overeenstemming
is verkregen.
Maar op al die toekomstige leveringen blijft de
hoofdregel toepasselijkn.l. het vereischte van de
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.
Van deze gelegenheid is nu meteen gebruik gemaakt
om Burgemeester en Wethouders eene bevoegdheid
te verzekeren, die zij, in afwijking van de opvatting
van den heer Beekhuis, naar hun oordeel niet bezaten
te weten om hot 6de lid van art. 18 dor concessie
voorwaarden toepasselijk te verklaren op de 20 °/0
der bruto-ontvangsten. Bij dat artikel is de subsidie
geregeld die de gemeente aan den concessionaris uit
betalen zoude en tevens het aandeel in de winst dat
der gemeente zou worden toegekend; dit laatste vast
gekoppeld aan de besteding der jaarlijksche ontvang
sten. Voor dit doel, dus om na te gaan of de gemeente
reeds aan haar winstaandeel toe was, kreeg zij het
recht om door haar bestuur inzage te doen nemen
van de boeken der maatschappij. Maar waar de aan
vulling van art. 25 met eene bepaling omtrent de
20 °/0 eerst veel later werd gemaakt, stond het nog
niet zoo vast dat, om èn die 20 °/0 èn de hoegroot
heid der levering te controleeren, Burgemeester en
Wethouders inzage der boeken zouden kunnen eischen.
Door de thans voorgestelde redactie van art. 25 is
die twijfel opgeheven.
Spieker meent na deze uiteenzetting te mogen aan
nemen dat de heeren Feddema en Besuijen hunne
amendementen zullen intrekken.
De heeren Feddema en Besuijen antwoorden hierop
bevestigend.
De Voorzitter deelt mede dat de heeren Feddema
en Besuijen hunne amendementen hebben ingetrokken
en deze dus geen onderwerp van beraadslaging meer
uitmaken.
Het komt den heer Beekhuis voor, dat art. 18 aan
Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid verleent
inzage te nemen van de boeken in den meest uitge-
breiden zin. Wanneer men toch het recht heeft na te
gaan of de gemeente aan een zeker percentage winst
toe is, mag men inzage nemen van alle bescheiden,
die daarop betrekking hebben.
De Voorzitter herhaalt dat art. 18 uitsluitend handelt
over het uit te betalen subsidie en over het winst
aandeel, dat de gemeente daartegenover onder bepaald
omschreven voorwaarden, zal genieten. Om zich te
kunnen overtuigen hoe het met de vooruitzichten en
de aanspraken op dat mogelijke winstaandeel staat,
heeft het gemeentebestuur destijds het recht gekregen
om inzage der boeken te nemen, maar niet om na te
gaan iets wat, toen art. 18 werd gemaakt, nog heele-
maal niet bestond, noch was voorzien.
Burgemeester en Wethouders wenschen hier nu,
duidelijk omschreven, ook het recht om uit de boeken
te controleeren hoeveel water buiten de grenzen dezer
gemeente wordt geleverd en hoeveel geld daarvoor
bruto wordt ontvangen. Dit recht is, dat zal de heer
Beekhuis wel willen toegeven, dan toch, op zijn zachtst
genomen, twijfelachtig. Spreker blijft op onveranderde
aanneming van het voorstel aandringen.
Do beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt daarop met algemeene stemmen aangenomen.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
blok XIII gedeelte a, der terreinen ten zuiden van het
Nieuive Kanaal uit den koop te nemen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Van den voorzitter, namens de commissie voor de
Openbare Werken, ontvangen wij het hierbij gaande
door ons college geïnspireerde voorstel om het gansche
blok XIII onderdeel a der terreinen ton zuiden van
het Nieuwe Kanaal en bij Uw besluit van 24 Januari
1905 voor 6.per M!. aan de markt gebracht, uit
den koop te nemen. Met een gedeelte daarvan was
dit reeds bij raadsbesluit van 12 December 1905 geschied.
Dit voorstel, waarvan do gronden in het aangehaalde
schrijven van den Burgemeester, voorzitter der com
missie van bijstand, worden aangetroffen, thans tot
het onze makende, hebben wij de eer U in overweging
te geven te besluiten:
Blok XIII, gedeelte a, der terreinen ten zuiden van
het Nieuwe Kanaal, gelijk het bij raadsbesluiten van
24 Januari en 12 December 1905 nos. 3863'04 7 en
322R/180 naar 6.den M1. is uitgegeven, uit den
koop te nemen en daartoe de lijst, aanwijzende de mi
nimumprijzen van de verschillende bouwblokken, be
doeld in artikel 1 der betreffende bepalingen van uit
gifte, dienovereenkomstig te wijzigen.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aangenomen.
11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het verzoek om medewerking der gemeente voor
het houden van een wedstrijd van politie honden te Breda.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Door den voorzitter en den secretaris der commissie,
belast met de regeling van een wedstrijd van politie
honden, uitgeschreven door de kynologenclub te Breda,
wordt op grond van het nut, dat de politie, en dus
de gemeente, kan trekken van goed afgerichte politie
honden, aan Uwe Vergadering verzocht:
eene bijdrage in de kosten van den wedstrijd be
schikbaar te stellen en een bevoegd ambtenaar te
zenden om dezen bij te wonen en aan Uwen Raad
daarvan verslag uit te brengen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1907. 39
De Commissaris van Politie, over het adros gehoord,
stelt zich van de diensten, die de hond voor zijne
administratie kan opleveren, niet bijster veel voor.
Met hom zijn wij, mede na het gevoelen te hebben
vernomen van den Burgemeester, die zich met het
advies van den Commissaris van Politie vereenigt,
van oordeel dat, in het algemeen gesproken, het ge
bruik van dit dier voor de politie zeker zijn «goede
zijde kan hebben, doch meenen overigons, dat in eene
stad hare taak er niet noemenswaard door kan worden
verlicht. Bovendien schijnt ons het nutdat de
justitiëele politie van den hond kan hebben, grooter,
dan do politie in haren meer begrensden gemeente
lijken werkkring.
Wordt dus met de africhting van den hond voor
politiediensten een meer algemeen belang gediend,
het belang voor onze gemeente komt ons in dezen
niet zoo overwegend voordat geldelijke offers
harerzijds er voor mogen worden gebracht.
Het is daarom dat wij, het adres weder aan U over
leggende, de eer hebben U voor te stollen te besluiten
adressanten in antwoord op hun verzoek te doen weten,
dat daarop afwijzend moet worden beschikt.
IHet voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
12. Voorstel van Burgemeoster en Wethouders om aan
J. van Althuis en R. D. Bootsma vergunning te ver
leen en tot straataanleg op een terrein aan den weg Achter
de Hoven.
Dit voorstel luidt#als volgt:
Door J. van Althuis alhier en R. D. Bootsma te
Huizum is, onder overlegging der vereischte stukken
vergunning aangevraagd tot aanleg eener straat op
de kadastrale perceelen sectie G nos. 7697 en 7698
in het verlengde der op het straten-complex-de Walle
en IJsbrandy geprojecteerde 8e Yegelin-dwarsstraat
en zich van daar in zuidwestelijke richting uitstrek
kende en aansluitende aan den weg Achter de Hoven.
Do straat zal als derde klasse straat, evenals de
bovengenoemde waarop zij aansluit, worden aangelegd,
terwijl de rioleering met die van het achtergelegen
terrein in verbinding zal worden gebracht. Demping
der slooten in en om het bouwterrein is verzekerd en
adressanten hebben zich met de gebruikelijke aan de
vergunning te verbinden voorwaarden vereenigd, waar
onder deze, dat op hunne kosten de sloot tusschen
hun terrein en den weg Achter de Hoven, die voor de
helft gemeenteëigendom is, zal worden gedicht. Daar
tegenover zal van gemeentewege te zijner tijd in
trottoiraanleg ter plaatse moeten worden voorzien.
Voor de openbare belangen is aldus voldoende ge-
Szorgd, zoodat er geen bezwaar bestaat de gevraagde
vergunning te verleenen.
Met verwijzing naar de betrekkelijke ter visie ge-
I legde stukken hebben wij alzoo de eer U in over-
j weging te geven te besluiten volgens het aangeboden
I ontwerp.
De beraadslaging wordt geopend.
Do heer Beekhuis zegt dat uit den brief van den
I Directeur der Gemeentewerken blijkt, dat er ook een
f aanvrage is binnengekomen van Lerk om aan de
I overzij een straat aan te mogen leggen. Uit de
I teekening blijkt dat het riool Achter de Hoven meer
westelijk doorloopt dan de geprojecteerde straat.
Nu is bij spreker de vraag gerezen of het niet doel
matiger is het riool dezer straat door te trekken
dan is er een groot stuk aanwezig voor het riool
van Lerk.
De Voorzitter antwoordt dat deze adressanten het ge
meentelijk riool in den weg Achter de Hoven niet
noodig hebben, want zij sluiten aan op het riool, dooi
de "Walle gelegd in de 8ste Vegelin-dwarsstraat.
Over verlenging van het riool in den weg Achter
do Hoven, zijn de onderhandelingen met den daarbij
belanghebbende nog loopende.
De heer Beekhuis doet opmerken dat uit de teeke
ning blijkt dat het riool van Lerk niet aansluit aan
het riool in den weg Achter de Hoven.
Spreker is van oordeel dat dit moet geschieden en
hij vindt het ook wenschelijk, dat het riool van Boot
sma en Althuis aansluit. Het betreft hier slechts een
minime afstand, zoodat de kosten buiten aanmerking
kunnen blijven.
De Voorzitter repliceert dat het de bedoeling is ter
plaatse een nieuw riool te leggen waarop Lerk moet
aansluiten. Het bestaande riool heeft te weinig capa
citeit en ligt te diep.
Spreker herhaalt dat adressanten Althuis en Bootsma
het riool niet noodig hebben, waarom men er hen
ook niet mee kan belasten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter geeft in overweging de punten 14 en
15 te behandelen vóór punt 13, omdat bij de behan
deling der eerstgenoemde punten haast is.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter stelt voor over te gaan tot de behan
deling van punt 15:
Rapport van de Commissie voor de reclames omtrent
bezwaarschriften in beroep tegen aanslagen in den
Hoofdelijken Omslag, dienst 1906.
Spreker schorst hiervoor de openbare vergadering.
Na heropening wordt overgegaan tot behandeling
van punt
14. Voorstel van den heer Mr. H. D. van Ketwich
Verschuur en vijf andere leden van den Gemeenteraad
inzake de toelating \an kinderen uit andere gemeenten
tot de gemeenteschool no. 12 alhier.
De beraadslaging wordt geopend.
Naar aanleiding van eene opmerking van den heer
Feddema, ter vorige vergadering, wenscht de heer
van Ketwich Verschuur, namens de voorstellers
sprekende, het voorstel aan te vullen door het inlas-
schen tusschen de woorden „school" en „ook" van
deze zinsnede
„voor zoover er na plaatsing van alle leerlingen
„uit de gemeente gelegenheid bestaat."
Do voorstellers hadden het er niet bijgevoegd, om
dat zij van oordeel waren, dat dit iets is, dat van
zelf spreekt; doch het blijkt dat men er anders over
kan denken.
De heer Du pare zegt, dat de vraag, of kinderen
uit andere gemeenten ook op onze scholen zullen
worden toegelaten, een lange geschiedenis heeft. Het
zal door de raadsleden ook wel zijn begrepen uit het
debat van 24 Juli j.l. Wat is de kwestie De open
bare scholen stonden sinds jaar en dag open voor
buiten Leeuwarden wonende leerlingen. Nooit was
er aan gedachtdit te veranderen totdat ten slotte
vele jaren geleden de wal het schip keerde. De
scholen voor on- en minvermogenden in onze ge
meente werden n.l. overbevolkt, vooral door kinderen
uit Leeuwarderadeel, waarvan het gevolg was, dat