8. Voorstel van de Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging van de Bouwverordening bijlagen nos. 4, 7, 89 en 10). ♦air» 52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1907. Dit voorstel luidt: Door den lieer L. Faber Jr. alhier, wordt bij zijn hiernevens overgelegd adres d.d. Februari 1.1. ver gunning gevraagd tot het maken van een inrit in het trottoir vóór de te bouwen kachelfabriek aan de Willem Lodewijkstraat. Bij ons bestaat tegen de inwilliging van dit verzoek goon bezwaar, zoodat wij in overeenstemming met het advies van den Gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht, waarmee de Directeur der Gemeente werken zich vereenigt, dan ook de eer hebben U voor to stellen te besluiten aan den heer L. Faber Jr. alhier, vergunning te vorleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van den bedoelden inrit onder voorwaarde a. dat de inrit ten genoegen van Burgemeester en Wethouders en op kosten van den adressant worde aangelegd in klinkers in zand en de afgesneden kant ingen of trottoirbanden rond worden bijgewerkt; b. dat de inrit voor den duur der vergunning door adressant of zijne rechtverkrijgenden worde onder houden in gelijke materialen als de overigo gedeelten van het trottoir door de gemeente worden onderhouden, terwijl bij opheffing van den inrit het trottoir ter plaatse in gelijken staat moet worden gebracht als waarin het zich bevond op het tijdstip, waarop de vergunning werd verleend, oen en ander ter beoor deeling en ten genoege van Burgemeester en Wet houders en op kosten van den adressant of diens rechtverkrijgenden dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarop de inrit wordt go- maakt, door adressant of zijne rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of op 1 Mei, het eerst voor of op 1 Mei 1907, ten kantore van den gemeente-ontvanger worde betaald een recognitie van 1. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verhuring van de woning Oostersingel no. 2 Dit voorstel luidt als volgt Bij nevonsgaand adres verzoekt P. N. Boomsma, alhier, in huur te mogen ontvangen de benedenwoning van het perceel Oostersingel no. 2, hoek Noordvliet, tot 12 Mei a.s. verhuurd aan Joh. de Vries voor 78. por jaar. Blijkens het hierbij overgelegd advies heeft de Directeur der Gemeentewerken tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar. Ons met dit advies vereenigende, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten I. met ingang van 12 Mei 1907, of zooveel eerder als gewenscht zal blijken, tot den 12 Mei 1908 in huur af te staan aan P. N. Boomsma, alhier, de benedenwoning van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 2404, als huis en erf, groot 42 cA., tegen een huurprijs van 78. per jaar en onder de voorwaarden, die Burgemeester en Wethouders geraden zullen voorkomen. II. te bepalen, dat na expiratie van den huurtijd, de huur stilzwijgend geacht zal worden van jaar tot jaar te zijn verlengd, indien zij niet door een van beide partijen drie maanden te voren wordt opgezegd. Mot algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter stelt voor geen algemeene beschou wingen te houden. De heer G. W- Koopmans zegt dat er enkele artikelen zijn, die niet in de voorgestelde wijziging zijn opgenomen on toch herziening eischen. Er zijn artikelen, die wel op papier bestaan, doch niet worden toegepast, anderen die niet zijn uit te voeren. Zou spreker, als die bedoelde artikelen aan de beurt zijn, daarover mogen spreken De Voorzitter antwoordt dat uitsluitend die artikelen, welke voor wijziging zijn voorgedragen en dus zijn opgenomen in bijlage no. 4, thans aan de orde zijn. Het is zijn voornemen die achtereenvolgens in be handeling te brengen en daarna, als dus de geheele wijzigings-verordoning zal zijn afgedaan, den leden die over andere artikelen wenschen te spreken, daartoe, met verlof van den Raad en overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 30 en 31 van het R. v. O., gelegenheid te geven. In dat geval ver keert vooralsnog alleen de heer Baart de la Faillo ten opzichte van art. 12 der Bouwverordening. Spreker stelt nogmaals voor geen algemeene be schouwingen te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. De beraadslaging wordt geopend Do Voorzitter deelt mede dat het zijn voornemen is de laatste twee lodon van art. 5 met do daarop door do hoeren Menalda en Baart de la Faillo ingediende amendementen in behandeling to brengen vóór art. 3. In art. 5 toch wordt ontheffing van do verplichting tot slootdemping mogelijk gemaakt; het amendement van den heer Menalda wil die ontheffing- niet dat van den hoer Baart do la Faille wil haar wel, maar onder andere voorwaarden dan het ontwerp. Het beginsel, ontheffing of geen ontheffing, wenscht hij eerst uitgemaakt te zien en hij stelt mitsdien aan de orde de laatste tweo leden van art. 5, met, in de eerste plaats, het daarop ingediend amendement van den lieer Menalda, (zie bijlage no. 9) zoo dit althans wordt ondersteund. Het amendement van den heer Menalda wordt ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter verleent het woord aan den heer Menalda tot toelichting van zijn amendement, luidende De beide laatste leden (van art. 5) te doen ver vallen. De heer Menalda zal zich onderwerpen aan do werkwijze, door den Voorzitter voorgesteld. Hij moet echter opmerken, dat hij zich niet geheel buiten art. 3 kan houden, voor zoover het in betrekking staat tot zijn amendement. Het zij spreker vergund even terug te treden en te zien wat ten opzichte der slootdemping wordt bepaald. Spreker behoeft zeker niet te zeggen hoeveel gewicht hij daaraan hecht, want dit wordt reeds door liet ingediende amendement bewezen. De commissie is er op bedacht geweest, zooveel mogelijk de slooten, die zich in bouwterreinen bevinden, gedempt te krijgen. Er wordt gesproken over een gezegelde verklaring, die behelst dat de eigenaren te vinden zijn voor demping. Nu staat in het laatste lid van art. 3 dat de ver gunning vervallen is als niet aan de bepaalde voor waarden is voldaan. In de laatste woorden van dat lid staat dat de gebouwen niet in gebruik mo<ren Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1907. 53 worden genomen zoolang do straataanleg niet is voltooid. Spreker hoofc er, toon hij zijn amendement inzond, reeds op gewezen, dat het te betwijfelen valt of onder de uitdrukking straataanleg ook de sloot demping begrepen is. Hij zou dan ook willen inlasschen dat gebouwen niet in gebruik mogen worden genomen als de slootdemping niet voltooid is. Hij zal daarop echter bij art. 3 terugkomen. Spreker stolt 2 gevallen lu. dat bij straataanleg geen ontheffing van sloot demping wordt gevraagd. Hierbij heeft men do moeielijkheid, dat do aanvrager geen voldoende ga rantie kan verkrijgen en dus ook niet geven, dat do sloot gedempt wordt. De eenzijdige verklaring van den eigenaar toch is in rechten niet voldoende, evenmin trouwens als een contract. Er bestaat dus geen zekerheid dat do slootdemping plaats heeft. Spreker wonscht daaromtrent wel zekerheid en wil de bouwers gewaarschuwd hebben, dat de woningen niet mogen worden betrokken, voordat de slooten gedempt zijn. Nu het tweede geval dat er redonen bestaan om onthoven to worden van de slootdemping. Do commissie heeft zelf getoond hoe mooielijk het is ontheffiing to verleenen. Dit blijkt uit de bepaling dat 25 M. vrij moet blijven. Aan deze bepaling zal spreker nooit zijn stem goven, al prijst hij de bedoeling der commissie, die tracht de nadeelige gevolgen zoo veel mogelijk weg te nemen. Spreker is van oordeel dat het rationeel en alleen afdoende is te zeggen demp alle slooten. De maatregel, door de gezondheidscommissie voor gesteld om den afstand van 25 M. te veranderen in 5 M., met een schutting van 2 M. hoog, is niet vol doende. Eeu schutting toch is een tijdelijk iets en er komen al spoedig kwesties over bet onderhoud enz., terwijl de afstand van 5 M. niet garandeert, dat toch niet van alles in de sloot terecht komt. Maar er is nog een punt. Zooals is voorgesteld, zal de Raad de kwestie van al of niet ontheffing hebben te beoordeelen. Spreker verwijst hiervoor naar de memorie van toelichting op art. 3, 3o lid en zegt dat het voor den Raad bijna onmogelijk is, te beoordeelen of alles is gedaan om te geraken tot demping, waarom hij er dan ook niet toe wil medewerken om dat van den Raad to vragen. Hij doet een beroep op Burgemeester en Wethouders die tot nu toe over de al of niet- ontheffing hadden te oordeelen en is overtuigd dat aan dit collego gebleken is hoo moeilijk dit is. Rosumeerende komt spreker tot de conclusie, dat hij van geen ontheffing wil weten. Bij dwingend voorschrijven van demping ontstaat een gezonder toestand. De bouwer weet waaraan hij toe is en do rechthebbenden op slooten zullen zich ook wel eerst «ocd bedenken oer zij door niet toeschietelijk te zijn iiun terrein voor bouwterrein ongeschikt maken. Do heer Baart de la Faille moet zeggen, dat het denkboold van den heer Menalda in hooge mate zijn sympathio heeft. Het is een radicaal voorstel, dat de gezondheidscommissie alleen niet heeft willen doen, omdat zij overtuigd is, dat de bouwverordening be zwarende bepalingen bevat en het bouwen niet moet worden tegengegaan. Wanneer wij de Woningwet tor hand nemen, merken wij op, dat daarin de bedoe ling voorzit om te zorgen voor een betere huisvesting der mindergegoeden. Het streven, om die wet te ver wezenlijken, bestaat gelukkig, evenwol zijn wij nog ver van het ideaal verwijderd. Als voorzitter der gezondheidscommissie, die geen vrijheid heeft gevonden oen zoo radicale maatregel voor to stellen, sympathiseert spreker ovenwol met et voorstel van den heer Menalda. De ellende van en sloot, welke eon bebouwd terroin begrenst, is zoo groot, dat wel alles in het werk mag worden gesteld, dio uit de wereld te helpen. Als het denkbeeld practisch uitvoerbaar blijkt, zal spreker zijn stem geven. Hij wijst echter op de groote moeilijkheid, die men bij het onteigenen van slooten ondervindt. Vele rechthebbenden zijn zoo zwaar te bewegen, dat er goon aankomen aan is. Daarom heeft de ge zondheidscommissie kunnen meegaan om in sommige gevallen ontheffing te verleenen. De heer Beerends kan zich niet geheel met het voorstel vereenigen. De heer Menalda schijnt zich voor te stellen dat er wol gebouwd kan worden, ook bij aanneming van zijn voorstel, want hij spreekt er van dat do woningen niet mogen worden betrokken als de slooten niet zijn gedempt. In zoodanig geval is het toch moeilijk to zeggen dat de woningonweer moeten worden afgebroken. Spreker is van oordeel dat er bepaalde gevallen voorkomen, waarin ontheffing moet worden verleend. Want de om de stad liggende bouwterreinen zijn landen, die door slooten .van elkander gescheiden zijn. Do heer Beekhuis zogt, dat verschillonde sprekers hunne sympathio hebben betuigd met hot voorstel- Menalda, maar, zeggen zij er bij, wij deinzen er voor terug in sommige gevallen. Daarmee hebben die hoeren feitelijk tegen het amendement en voor het voorstel der commissie gesproken. Immers art. 5, 2e lid spreekt duidelijk genoeg uit, dat demping regel zal zijn, maar de praktijk heeft geleerd, dat er zich ge- vallon voordoen, waarin een absoluut gebod niet kan worden gehandhaafd. Vandaar do bepaling dat de bouwers bij den Raad kunnen komen om dispensatie, bij den Raad, niet bij Burgemeester en Wethouders. De Raad krijgt dan elk geval afzonderlijk te beoordeelen en kan uitmaken of er ook termen bestaan, de sloot in kwestie onge dempt te laten. Spreker hoeft er verder niets aan toe te voegen. Ook de heer Feddema heeft tegen het amendement- Menalda bezwaren. Art. 3 schrijft imperatief voor, dat het verboden is te bouwen als de aanvrager niet kan overleggen een gezegelde verklaring, dat bij de rechthebbenden op slooten geen bezwaar tot domping bestaat. Het meeste bouwterrein om do stad is door slooten ingeslotenwaarvan de naastlegers aan weerszijden eigenaars zijn. De heer Menalda maakt zich bezorgd, dat, handhavende het voorstel der com missie, er niet kan worden gebouwd, maar de door dat raadslid voorgestelde oplossing zal het nog be- zwarender maken. De bouwcommissie heeft bij do behandeling van het concept juist daarop het volle licht laton schijnen, dat, als er niet oen kansje was om van demping to worden onthoven, het bouwen onmogelijk werd gemaakt. Laat men de voorwaarden zóó stellen, dat de drang om te dempen groot wordt. Do bepaling om een schutting te plaatsen en den afstand te verkleinen, acht spreker verkeerd. Hij geeft in overweging mee te gaan met het voorstel dei- commissie. De heer Menalda heeft gehoord dat er bij verschillende sprekers bezwaren bestaan. De heer Beekhuis heeft op de practijk gewezen en gezegd, dat er gevallen kunnen komen, waarin men geen demping kan eischen. Dit is spreker wel bekend. Als de sloot niet gedempt kan worden, welnu laat men dan ergens anders bouwen. Er is bouwterrein genoeg. Do heer Beerends maakt zich bezorgd over wat gebeuren moet als de huizen klaar zijn en de sloot niet is gedempt. Welnu de sloot kan worden gedempt als het past, daarvoor is tijd, totdat de huizen klaar zijn om betrokken te worden. De bouwers moeten daar maar rekening mee houden. Spreker voor zich b.v. zou niet beginnen te bouwen voordat hij zeker wist, dat de sloot gedempt was. Spreker heeft zich, omdat hij geen bouwspecialiteit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 4