54 Verslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1907.
is, in contact gesteld met een paar bouwers, o.a. met
iemand, die veel moeilijkheden heeft juist met sloot-
demping en dezen hunne opinie gevraagd. Deze
verklaarden dat een imperatief voorschrift tot dempiug
een gezonden toestand zou scheppen
Het amendement van-den heer Menalda wordt
verworpen met 15 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Besuijen, Zandstra,
Menalda en Baart de la Faille.
Tegen de heeren Lautenbach, Oosterhoff, G. W.
Koopmans, Beerends, Duparc, Burger, van Mossel,
Schoondermark, van Ketwich Verschuur, Komter,
J. Koopmans, Boekhnis, Haverschmidt, Feddema en
Tromp.
Aan de orde komt nu het amendement op art. 5
van den hoer Baart de la Faille, luidende
„In het 6e lid, tweede.n volzin, in plaats van
„25 Meter" te lezen „5 Meter" en achter „te stichten"
„in te lasschen de woorden: „terwijl langs de slooten
„schuttingen van ten minste 2 Meter boven don
„beganen grond moeten worden aangebracht."
De heer Baart de la Faille zegt dat de gezondheids
commissie van oordeel is, dat het niet aangaat 25 M.
onbebouwd te laten. Wat zal gebeuren? In het
gunstigste geval wordt een tuin aangelegd, in het
ongunstigste blijft hot open terroin, waarop allicht
een mesthoop komt of ten minste een bewaarplaats
van allerlei vuil. Dit is niet bevorderlijk aan do
hygiëne. Door den afstand te wijzigen in 5 M., met
de voorgestelde schutting van 2 M. hoog, wordt het
gevaar dat alles in de sloot terecht komt, kleiner en
zal er een betrekkelijk gunstige toestand kunnen
worden geboren.
De heer Feddema heeft met eenige verwondering
het amendement van den heer Baart de la Faille, dien
hij beschouwt als orgaan der gezondheidscommissie,
gelezen. Spreker zou zich bij de toevoeging van art.
5 nog kunnen neerleggen, mits do afstand 25 M.
bedraagt. Dan toch alléén bestaat er weinig gevaar
dat er vuil in de sloot terecht komt. Wordt die echter
tot 5 M. teruggebracht, dan komt de keukenmeid de
achterdeur uit en werpt al het vuil onder de schutting
door in de sloot. Deze redeneering is volgens spre
ker voor geen tegenspraak vatbaar. Wanneer de
'afstand blijft bepaald op 25 M., zal dit een drang
zijn voor de bouwers om de slooten te dempen, waar
door allo vervuiling wordt voorkomen.
De hoer van Ketwich Verschuur deelt de meening,
dat juist in het bepalen van den afstand op 25 Meter
het meest wordt tegemoetgekomen aan den wensch
van den heer Menalda, wiens amendement echter,
naar 's Raads zoo juist genomen besluit, de gelegen
heid tot bouwen te veel beperkte. Dio leden dus, die
voor het amendement-Menalda stemden, moeten ook
het voorstel der commissie steunen.
De heer Baart de la Faille voelt iets en zelfs veel
voor 25 Meter uit hygiënisch oogpunt, omdat het 't
meest nadert aan het door den heer Menalda voorge
stelde amendement. Men vorgete echter niet, dat, als
de toegang tot de sloot onbeperkt blijft, het gevaar
voor vervuiling blijft bestaan.
Spreker heeft voor oogen den toestand in de Zaan
streek. Daar liggen slooten ook minstens 25 Meter
achter de huizen en het is ongelooflijk, hoe zij vervuild
zijn. Men raakt er langzamerhand zoo aan gewoon,
dat men er toe overgaat privaten in die slooten te
laten uitloopen. De afstand is dus illusoir, want ook
bij 25 M. bestaat vervuiling. Er zal wel een gat in
de schutting kunnen worden gemaakt, doch bij be
hoorlijk toezicht kan dit worden voorkomen.
Do heer Beerends is het met de gezondheidscom
missie eens als deze zegt, dat de afstand van 25 Meter
niets geeft om vervuiling te voorkomen. Misschien
geeft die groote afstand aanleiding tot nog erger
vervuiling omdat de menschen er dan niet rechtstreeks
last van krijgen. Over een schutting van 2 Meter
hoogte zal men het vuil niet zoo gemakkelijk
werpen. Spreker is vóór het amendement-Baart do
la Faillo.
Do heer Besuijen zegt dat de heer Beerends meent,
dat het vuil alleen over de schutting zal worden
gegooid. In de praktijk zal 't er ook op neerkomen
dat men van een rattegat onder de schutting gebruik
maakt om zijn spoelwater in do sloot te doen loopen.
Langzamerhand wordt dit een, voor do huismoeders,
erg gemakkelijk kanaaltje.
Zou men dat willen voorkomen dan mocht wol
bepaald, dat de schuttingen niet alleen boven den grond
maar ook in den grond moeten worden gezet.
Ook de heer Tromp is tegen het amendement-Baart
do la Faillo, omdat zoowel bij 5 als bij 25 Meter een
toestand van vervuiling geboren wordt en de afstand
van 25 Meter geen meerderen waarborg geeft dan 5
Meter met of zonder schutting.
Het amendement-Baart de la Faille wordt verwor
pen mot 17 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heerenBeerends en Baart de
la Faille.
Tegen de heerenLautenbach, Oosterhoff, G. W.
Koopmans, Duparc, Burger, Besuijen, Zandstra, van
Messel, Menalda, Schoondermark, van Ketwich Ver
schuur, Komter, J. Koopmans, Beekhuis, Haverschmidt,
Feddema en Tromp.
De Voorzitter stolt voor thans over te gaan tot de
behandeling van art B.
De beide eerste leden van het artikel worden met
algemeene stemmen aangenomen.
Op het 3e lid a is door den heer Menalda een amen
dement ingediend, (zie bijlage no. 9) luidende:
„De tweede zinsnede van het 3e lid a te laten
„vervallen".
De Voorzitter geeft den heer Menalda in overweging
dit amendement in te trekken in verband met het lot
van het door hetzelfde raadslid voorgestelde amende
ment op art. 5.
Do heer Menalda trekt hot amendement in.
Op art. 3, 3o lid a zijn twee amendementen inge
komen van de heeren Beerends (zie bijlage no. 7) en
Baart de la Faille (zie bijlage no. 8) resp. luidende
„De woorden aan het slot der eersto zinsnede van
„het 3e lid a, „dat hunnerzijds tegen de demping dier
„slooten geen bezwaar bestaat," te vervangen door
„de woorden „dat zij den aanvrager der vergunning,
„die met name in de verklaring moet worden genoemd,
„het recht hebben gegoven die slooten te dempen." on
het 3e lid a eerste zinsnede, te lezen
„de op schrift gebrachte overeenkomst van de recht
hebbenden op de slooten in of langs de terreinen,
„waarop de straat of straten zullen worden aangelegd,
„om die slooten te dempen."
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1907. 55
De heer Beerends zegt, dat art. 5, 2e lid, reeds
voorschrijft, dat slooten langs straten of bouwterreinen
door den bouwondernemer moeten worden gedempt.
In de toelichting der voorgestelde bijvoeging wordt
medegedeeld, dat het voorkomt, dat door onwil van
de rechthebbenden op die slooten de concessionarissen
niet aan hunne verplichtingen tot demping dier slooten
kunnen voldoon en dat uit het oogpunt van billijkheid
niet licht kan worden overgegaan tot intrekking der
vergunning. Do voorgestelde bijvoeging heeft ten doel
dit in het vervolg te voorkomen. Wordt dit doel
wel bereikt? Spreker gelooft dit to moeten betwijfeleri.
Met de gezondheids-commissie acht hij de verklaring-
onvoldoende en vreost hij, dat aanneming tot teleurstel
ling zal leiden.
De commissie voor de strafverordeningen zegt. in haar
antwoord aan de gezondheids-commissie, dat eene ge
kegelde verklaring in de praktijk zal blijken voldoenden
waarborg te geven. Spreker is hot daarmede eens,
mits de inhoud van die verklaring is in overeenstem
ming met hetgeen men eischt.
Met de door de commissio van strafverordeningen
voorgestelde verklaring van de rechthebbenden, dat
hunnerzijds tegen de demping dier slooten geen be
swaar bestaat, is slechts uitgesproken oen „principe"
eon aanvang of beweeggrond voor verdere onderhan
delingen, geenszins, dat do bouwondernemer het recht
heeft gekregen die slooten te dempen, en dat heeft
men noodig en wordt ook zeker met de aanvulling
bedoeld.
Het is den heer Baart de la Faille duidelijk, dat zijn
amendement verband houdt met dat van den heer
Beerends. Hot zijne is echter duidelijker. Spreker is
in dezen het orgaan van de juridische leden der ge
zondheids-commissie, die zeggen, dat oen eenzijdige
verklaring geen verbintenis schept.
De heer van Ketwich Verschuur deelt die meening.
Een eenzijdige verklaring is niet afdoende. De heer
Baart de la Faille wenscht met de gezondheids-com
missie, dat een schriftelijke verbintenis tot stand komt.
Daaraan heeft men houvast en met de wet in de hand
kan dan een onwillige worden gedwongen die ver
bintenis na te komen. De heer Beerends verlangt
alleen dat een verklaring wordt gegeven inhoudende,
dat men genegen is tot demping. Dit is geen ver
bintenis als gevolg eener overeenkomst. Spreker
wenscht die verbintenis en geeft dus de voorkeur aan
hot amendement-Baart de la Faillle.
De heer Beerends verbaast zich over den heer van
Ketwich Verschuur. Als toch de rechthebbende aan
den bouwer oen gezegelde verklaring geeft waarin
staat, dat hij recht heeft gegeven aan den bouwer
om die slooten te dempen, dan kan die eigenaar zich
er niet op beroepen dat het slechts een praatje is
geweest.
De heer Burger is het niet met den heer van Ketwich
A erschuur eens, dat het amendement van den heer
Baart de la Faille meer waarborg geeft. Integendeel
komt hem het amendement-Beerends nog iets beter
voor, hoewel, zooals de heer Menalda reeds heeft
gozegd, een absoluut goede waarborg niet is te ver
krijgen en dus ook niet door dit amendement wordt
boreikt. Het wordt voorgesteld alsof men in het
erne geval eene overeenkomst heeft en in het andore
niet. Bij het amendement-Baart de la Faillo wordt
geoischt het bewijs van eene overeenkomst tot demping
der sloot, doch niet het bewijs, dat do bouwer zelf
met die demping belast is en ze zonder verdere medo-
werking der andere belanghebbenden zal kunnen
«itvoeren.
Bij het amendement-Beerends krijgt men wel is
waar eene eenzijdige verklaring, doch die in handen
der bouwers het bewijs oplevert van de totstand
koming eener overeenkomst krachtons welke hij mag
dempen. Hier is dus een sterkere waarborg, want
de bouwer heeft zelf in zijn macht te doen wat de
verordening verlangt en de gemeente kan dus met te
meer recht van hem verlangen dat hij de verordening
zonder fout naleeft.
Overlegging dor geheele overeenkomst acht spreker
niet goed. Er kunnen soms allerlei bedingen en
voorwaarden noodig blijken, die bepaald onder do
overeenkomende partijen moeten blijven. Met den
inhoud hunner onderlinge overeenkomsten heeft do
Raad ook niets te maken. Hij behoeft alleen de
verzekering, dat het effect er is.
Do heer van Ketwich Verschuur is van oordeel dat
op de eenzijdige verbintenis, die door het amende
ment-Beerends wordt geschapen, niet kan worden
toegepast art. 1354 Burgerlijk Wetboek. Het blijkt
n.l. niet, dat er iets bestaat dat op latere eigenaren
kan overgaan. Daarom blijft spreker ook de voorkeur
geven aan het amendement-Baart, de la Faille.
De hoer Beerends zou alleen, om aan het bezwaar
van den heer van Ketwich Verschuur tegemoet te
komen, zonder dat hij het zelf noodig oordeelt, aan
zijn amendemonten wel willen toevoegen de woorden
„en deze door den aannemer is aangenomen." Dan
bestaat er een overeenkomst zooals de heer van
Ketwich Verschuur die zou wenschen. Hij herhaalt
evenwel het niet noodig te oordeelen, doch heeft ook
geen erg bezwaar daartegen.
De heer Burger zou met den heer van Ketwich
Verschuur meegaan als het waar was, wat dezo heeft
gezegd omtrent de werking van art. 1354 Burgerlijk
Wetboek. Maar de nieuwste leer van den Hoogen
Raad over dit artikel is juist dat op rechtverkrijgenden
ten aanzien van eenig vast goed wèl overgaan de
voordeelen, die hun rechtsvoorganger ten aanzien van
dat goed heeft bedongen, doch niet de verplichtingen,
die hij dienaangaande op zich heeft genomen. Juist
hierop doelde spreker, toen hij straks zeide dat een
volkomen zekore waarborg niet is te verkrijgen.
Evenmin acht hij het juist dat bij het amendement-
Beerends niet van het bestaan eener overeenkomst
zou blijken. Afgeving eener verklaring als in dat
amendement bedoeld en aanneming daarvan door de
wederpartij in ons geval den bouwer doet do
overeenkomst, zoo die nog niet bestond, tot stand
komen en zoo zij reeds bestond dan geeft do ver
klaring in handen van den bouwer het bewijs voor
haar bestaan. Eene overeenkomst bestaat bij dit
amendement zoo goed als bij het andere.
Het amendement Baart de la Faillo wordt verwor
pen met 17 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: van Ketwich Verschuur
en Baart de la Faille.
Tegen de heeren: Lautenbach, Oosterhoff, G. W.
Koopmans, Beerends, Duparc, Burger, Besuijen, Zand
stra, van Messel, Menalda, Schoondermark, Komter,
J. Koopmans, Beekhuis, Haverschmidt, Feddema cn
Tromp.
Het amendement-Beeronds wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
Do hoer Baart de la Faille trekt het amendement
op de 2e zinsnede 3do lid a in.
Het nieuwe 3e lid a van art. 3 wordt nu aangenomen.
Het amendement van den heer Baart de la Faille