me* 70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907. Het amendement-Baart de la Faille wordt aange nomen met 18 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beerends, J. Koopmans, Tigler AVijbrandi, Oosterhoff, Schoondermark, Komter, van Messel, Menalda, Beekhuis, Beucker Andreae, Duparc, G. AV. Koopmans, Haverschmidt, Zandstra, van Ketwich Verschuur, Feitz, Baart de la Faille en Tromp. Tegen de heeren Lautenbach, AVilhelmij, Burger en Feddema. Art. '20, aldus gewijzigd, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de' orde is art. 38. Het doet den heer G. W. Koopmans genoegen te kunnen eonstateeren, dat aan dit artikel eene bepaling is toegevoegd, dat Burgemeester en AVethouders vrijstelling kunnen verleen en. Hij zal dan ook alleen terugkomen op alinea 26. Hieraan is toegevoegd het woordje ook. Dit doet spreker veronderstellen dat er behalve op het terrein ook daar huiten iets is. Spreker heeft gehoord, dat voor eene aansluiting Achter de Hoven buiten het terrein f 500 is gevraagd. Men schijnt dus ook de kosten van aansluiting buiten het terrein te kixnnen opleggen. Het komt spreker eigenaardig voor, dat men 500 kan vragen voor aansluiting. Spreker kent daarvoor geen regels. Hij zou dit gaarne willen weten. Verder zou hij het woord daarop willen veranderen in daarin opdat men duidelijk aangeve wat de bedoeling is. Daarop afwateren of daariw is lang niet hetzelfde. Ook zou spreker gaarne willen weten wat onder een openbaar water wordt verstaan. Burgemeester en AVethouders nemen als openbaar water aan, die wateren, die voorkomen op den ligger van openbare AVaterstaatswerkenof alleen de vaarwaters. Dit is een groot verschil. Op den ligger komen echter ook vaarten voor, welke geen openbaar vaarwater zijn. AV anneer het de bedoeling is dat het een vaarwater moet zijn, moet het in de verordening worden vermeld. De Voorzitter antwoordt dat hij de eerste vraag van den heer Koopmans niet goed begrijpt. Burge meester en AVethouders toch laten niets betalen en hebben het recht niet dat te doen. Indien er een bijdrage wordt geheven dan wordt die door den llaad geëischt. AVat aangaat de tweede vraag wat verstaan wordt onder „openbaar water", hierop antwoordt spreker dat Burgemeester en AVethouders ieder concreet geval op zich zelf beoordeelen en spreker is, waar in de bouwverordening opzettelijk werd vermeden tal van speciale begrippen, als woning, woonvertrek enz. te gaan definieeren, niet bereid hier eene definitie te geven van wat in ieder geval onder „openbaar water" moet worden verstaan. De heer Beekhuis heeft bij een vorige gelegenheid reeds gezegd, dat er vroeger gestaan heeft openbaar ?-aarwater, maar dat dit is weggelaten omdat er ook openbare wateren zijn die geen vaarwater zijn, b.v. de Fonteinsloot. Op dit water kan geloosd worden. In ieder concreet geval wordt het uitgemaakt. De heer G. W. Koopmans dankt den heer Beekhuis voor diens inlichtingen. AVat de bewering van den Voorzitter betreft dat Burgemeester en AATethouders niets laten betalen, hiertegen voert spreker aan dat hij gehoord heeft dat een aanvrager eerst 500 moest aannemen te betalen en dat daarna een voorstel om vergunning te verleenen zou worden gedaan. Het amendement van den heer Koopmans wordt niet ondersteund en maakt mitsdien geen onderwerp van beraadslaging uit. Art. 38 wordt thans met algemeene stemmen aange nomen. Op art. 40 is door den heer Baart de la Faille een amendement ingediend, luidende In het 6e lid de woorden„met eene werkende doorsnede van ten minste 3 dM2." te vervangen door de woorden „ten genoegen van Burgemeester en AVethouders". De heer Baart de la Faille heeft dit amendement voorgesteld op autoriteit van een bouwkundig lid der gezondheidscommissie en wel omdat een ventilatie opening met de voorgestelde werkende doorsnede tocht veroorzaakt. Spreker zou willen weten hoe men aan dien diameter van 3 dM. is gekomen. Het verbaast den heer Burger dat door den heer Baart de la Faille niet is opgemerkt dat hier een misverstand heerscht. Een ventilatiekoker met een werkende doorsnede van 3 dM2. heeft toch geen diameter van 3 dM. Op dit misverstand heeft de Commissie voor de Strafverordeningen in hare toelichting reeds gewezen het amendement komt dus voort uit een foutief uit gangspunt en het bezwaar van de Gezondheidscom missie, waarvan de heer Baart de la Faille de tolk is, is ongegrond. Maar bovendien acht spreker het onjuist gezien om in plaats van een vaste maat aan te geven, de beslissing voor elk geval aan Burgemeester en AVet houders over te laten. Deze worden daardoor noo- deloos bezwaard met, herhaalde beslissing over nietige details het aangeven van een bepaalde maat, is xmor hen gemakkelijker en tevens beter, omdat de bouwers dan precies weten waar zij aan toe zijn. Een ronde ventilatiekoker van 3 dM2. werken.de doorsnede heeft een diameter van circa 2 dM. De heer Baart de la Faille ziet dat er in liet- verslag der gezondheidscommissie inderdaad sprake is van 3 dM. middellijn. Dat is zeker minder juist. Spreker geeft echter de opinio weer van een bouw kundig lid der gezondheidscommissie, als zijnde eene ventilatieopening van 3 dM2. veel te wijd. De heer Feddema wenscht een enkel' woord te zeggen ten gunste van het voorstel der Commissie. Er staat „openingen". Elke bedstede dus kan b.v. 3 openingen in de zoldering hebben, met een werkende doorsnede van 1 dM2. of te zamen het bepaalde oppervlak. Den gebruikers van de bedstede is niet verbodeji die naar behoefte af te sluiten of desnoods alles dicht te doen. Spreker meent dat de ventilatieopeningen in hoqfd- zaak dienst moeten doen voor bedsteden als overdag de deuren gesloten zijn, meer dan om "s nachts tocht te veroorzaken. Spreker is van oordeel dat het voor stel der Commissie geen wijziging behoeft. De heer Baart de la Faille zou, als de explicatie van den heer Feddema juist is, willen inlasschen het woord „gezamenlijk". Als dit geschiedt zal spreker het amendement intrekken. De Voorzitter doet opmerken, dat het meervoud „openingen" slaat op het meervoud „bedsteden". De bedoeling kan dus niet zijn om in één bedstede drie openingen te hebben. Spreker is van oordeel dat de aangegeven redactie wel de meest duidelijke is. De heer Baart de la Faille trekt zijn amendement in. Art. 4041 worden hierna met algemeene stem men aangenomen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907. 71 Op art. 42 is door den heer Feddema een amende ment, ingediend, (zie bijlage 7) luidende „Tusschen de woorden „stellen" en „vernieuwen" aan het slot van het le lid in te lasschen het woord „gedeeltelijk". De heer Feddema zegt dat dit is geschied, omdat ook elders gesproken wordt van „gedeeltelijk"^ ver nieuwen. Burgemeester en AVethouders nemen het amende ment over. Art. 42, aldus gewijzigd, 43, 45bis, 46, worden met algemeene stemmen aangenomen. Het amendement van den heer Feddema op art. 47 wordt ingetrokken. Art. 47, 50, 61, 67, 74, 76, 77 en llbis worden met algemeene stemmen aangenomen. Thans is aan de orde art. II. De heer Feddema trekt, het hierop ingediende amen dement in. Burgemeester en AVethouders stellen voor den ter- mijn, in dit artikel gesteld op 1 Mei 1907, te wijzigen in 1 Juli. Dienovereenkomstig wordt besloten en art. II met algemeene stemmen aangenomen. De geheele verordening wordt aangenomen met 20 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heerenLautenbach, Beerends, J. Koopmans, AVilhelmij, Tigler AVijbrandi, Ooster hoff, Schoondermark, Komter, van Alessel, Menalda, Beekhuis, Beucker Andreae, Duparc, Burger, Haver gchmidt, v. Ketwich Verschuur, Feddema, Feitz, Baart de la Faille en Tromp. Tegen de heerenG. AV. Koopmans en Zandstra. De Voorzitter deelt mede dat door de heeren Baart de la Faille en G. AV. Koopmans verlof is gevraagd om nog een paar artikelen, vreemd aan de» orde van den dag, in behandeling te nemen. Spreker stelt voor het eerst den heer Baart de la Faille het woord te verleenen ter behandeling van art, 12. Dienovereenkomstig wordt besloten. Door den heer Baart de la Faille is op art. 12 een amendement ingediend, luidende (zie bijlage no. 8) in te lasschen „De afstand tusschen de achtergevels van twee woningen moet, indien beide ééne verdiepingshoogte krijgen, ten minste 5 Meter bedragen. Bij ongelijke verdiepingshoogte moet die afstand ten minste ander half maal de grootste hoogte van de tegenover elkan der staande muren bedragen. Bovendien moet de afstand van den achtergevel tot de perceelgrens bij een gebouw van ééne verdieping ten minste 2*/2 Meter en bij een gebouw van meer verdiepingen ten minste :3/4 van de grootste hoogste van den achtergevel be dragen. De heer Baart de la Faille zegt dat het der gezond heidscommissie ge wenscht is voorgekomen om een poging te doen ten einde een maatregel, die vroeger de goedkeuring niet heeft kunnen erlangen, nogmaals aan het oordeel van den Raad te onderwerpen. Het betreft de afstand tusschen de achtergevels der huizen. De gezondheidscommissie is er op attent gemaakt door den Inspecteur Faber, dien spreker ditmaal als autoriteit bij uitnemendheid beschouwt en die al zijn aandacht wijdt aan eene richtige uitvoering van de AVoningwet. Die heeft niet nagelaten er op te wijzen, dat er in art. 12 der bouwverordening een leemte is, omdat geen bepaling is opgenomen betreffende de afstand tusschen de achtergevels van huizen. Voorge schreven is dat minstens 1 onbebouwd moet blijven. Hiertegen is reeds een bezwaar kenbaar gemaakt, want het is ge wenscht dat dit wordt gesteld op Va- Ook heeft hij een bezwaar in het midden gebracht tegen de wijze van straataanleg. De heer Faber is van oordeel, dat de gemeente in gebreke is gebleven om volgens de AVoningwet een behoorlijk uitbreidingsplan vast te stellen. Als dit was geschied, dan zou ook een beter en vollediger stratenplan zijn ontworpen, met grooteren afstand van twee opvolgende rooilijnen en grootere diepte der bouwblokken. Dit is o.a. te Zwolle en te Deventer geschied. Het blijkt hier, dat er geen voldoende ruimte is, geen voldoende diepte van bouwblok. Een gevolg is, dat de ruimte tusschen de achtergevels te klein wordt. Tot afschrikkend voorbeeld kunnen in deze strekken de woningen Achter de Hoven gebouwd door IJsbrandi. De bestaande woningen hebben een bril op den neus gekregen, omdat die huizen er onmiddellijk tegenaan zijn gezet. Dit wenscht nu de gezondheidscommissie in het vervolg te voorkomen. De heer Beekhuis vindt het jammer, dat dit belang rijke punt nu nog ter sprake komt want er kan zeer veel over worden gediscussieerd. In de commissiën voor Openbare AVerken en Strafverordeningen is de kwestie in den breede besproken en overwogen. De meeste leden hebben voor het denkbeeld sympathie, doch in de beide commissiën is gezegd, de praktijk heeft ook hare eischen, want, waar reeds 1/i gedeelte van het terrein onbebouwd moet blijven, moet men niet dan met aarzeling verder gaan. Het voorgestelde amendement heeft dan ook enorme bezwaren, want bij aanneming zou er veel terrein onbebouwd moeten blijven. Bovendien zou het artikel ook geldig zijn voor de oude stad. Om deze redenen hebben de commissiën het niet aangedurfd mee te gaan. De heer Burger heeft nog iets aan het door den heer Beekhuis gesprokene toe te voegen. AVat de heer Baart de la Faille wil is dit: ook binnen in de bouwblokken wenscht hij open ruimten ter bevorde ring van de vrije toetreding van licht en luchtde bepaling, dat een vierde gedeelte van het perceel achter de rooilijn moet open blijven, acht hij niet voldoendehij wil, dat deze ruimte althans voor eeu groot deel achter de woning zal liggen. AVil men dit nu in de verordening vastleggen, dan moet men veel verder gaan en een geheel systeem opbouwenmet zoo los ingrijpen gaat het niet. Het zou dan de kwestie worden, wie het eerst bouwt, die kan desnoods tot aan de achtergrens van zijn perceel bouwen en daardoor den eigenaar van het perceel daarachter, wanneer die gaat bouwen, dwingen om volle 5 M. van zijn perceel te laten liggen. Bij bebouwing van geheele blokken ineens is dit nu nog te voorkomen, maar hoe, wanneer aanvankelijk slechts ééne rij huizen gebouwd wordt? Daardoor kan dan een aanmerkelijk deel van den achterliggenden grond van andere eigenaren als bouwterrein waardeloos worden. Door aanneming van het amendement van den heer Baart de la Faille woidt dus een zware last gelegd op nog niet in bebouwing zijnde perceelen. Het is moeilijk een goede regeling te vinden. Misschien zou dit te vinden zijn door bij elk bouwplan een denkbeeldige achtergrenslijn vast te stellen en tevens waarborgen te eischen, dat de bouwer inderdaad recht had op den grond tot aan die lijn. Maar nog eens: dit is alleen bij eene uitvoerige en weldoordachte

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 6