208 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. gemeente van algemeen belang was, zou er over ge dacht kunnen worden subsidie van de provincie te vragen. Dit is niet het geval zoodat, al wil de provincie 75 °/0 subsidie geven, het nog voor de ge meente niet aangaat 25 °/0 bij te dragen in de kosten van verbetering. De heer Oosterhoff deelt mede dat door de gas- commissie systematisch wordt nagegaan op welke plaatsen de verlichting onvoldoende is. Op ver scheidene plaatsen is deze tengevolge daarvan dan ook reeds verbeterd. De heer Krijgsman heeft alweer hetzelfde gehoord, wachten op de leggers van onderhoudplichtigen. Spreker heeft dit terecht de kapstok genoemd, Avaar- aan de verbeteringen worden opgehangen. Men maakt spreker niet Avijs dat van de Landbuurt b.v. de eigenaars niet bekend zijn. Waarom daar niet mee begonnen Laat men beginnen in do Avijken Avaar de toestand het ergst is. Spreker stelt zich voor dat hij in een paar maanden de onderhoudsplichtigen zou kennen. Als men de zaak aanpakt Avijk voor wijk, dan ziet men verbetering, nu is het steeds wachten tot de lijst klaar is. Er zijn 248 particuliere straten en ATan 128 Aveet men Avie de onderhoudplichtigen zijn. Er is dus geen reden om er mee te Avachten. Van den Dokkumer-trekweg is door den voor zitter gezegd dat de gemeente er geen belang bij heeft. Spreker meent dat dit Avel degelijk het geval is. Het is in het algemeen belang dat de particuliere straten verbeterd worden. Spreker refereert zich wat betreft de Dokkumer- trekAveg, aan het rapport over punt 58 der Staten vergadering. Daar staat „Het wil ons voorkomen, dat thans een juist standpunt door Gedeputeerde Staten Avordt ingenomen. De provincie geeft wel is Avaar een belangrijke subsidie, maar ontvangt daarbij dan ook de zekerheid, dat het verder onderhoud en beheer komt in handen van gemeenten, die stellig beter hunne verplichtingen zullen nakomen dan de tegemvoordige eigenaars." Wat nu geldt voor FerAverderadeel en Dantumadeel geldt ook \*oor Leeuwarden. De Voorzitter antwoordt, dat Avaar de heer Krijgsman zich beklaagt dat hij nu hetzelfde antAVOord krijgt hetwelk reeds vroeger werd gegeven, dat lid daaruit de gevolgtrekking zal moeten maken dat spreker te dezer zake eene gevestigde opinie heeft, die niet door moties aan het Avankelen kan Avorden gebracht. Die opinie is deze, dat spreker nimmer mede zal Averken om het geld der gemeenschap te gebruiken tot ver betering A'an het particulier bezit, zoo het belang dei- gemeenschap zulks niet nadrukkelijk A'ordert. En van zoodanig belang is hier absoluut geen sprake. Voorts spreekt de motie van „met bekwamen spoed". Die spoed Avordt betracht. Aan het opmaken dei- leggers Avordt geregeld voortgewerkt en de onder houdplichtigen Avorden geregeld door aanschrijving aan hun plicht herinnerd. Om dit te bereiken is Avaarlijk geen motie noodig. Wat de heer Krijgsman vraagt, geschiedt en de motie zal daarin geen ver andering brengen. De heer Krijgsman heeft de motie expres zoo onbe paald en zoo ruim mogelijk gesteld, omdat hem bekend is welke moeilijkheden moeten worden overwonnen. Het staat bij spreker echter vast dat verbetering niet kan plaats hebben zonder overname. Het is mogelijk dat Burgemeester en Wethouders een andere manier weten, maar door aanschrijA*ing van de onderhouds plichtigen alleen kan de gewenschte verbetering niet Avorden aangebracht. In particuliere straten toch mogen geen gasbuizen worden gelegd, zoodat de verlichting uitblijft. Wat de gevestigde opinio van den voorzitter aangaat, deze is niet uitgekomen in het voorstel om voor de dem ping van het OranjeAvaltje eene bijslag van 400. uit de gemeentekas te geven, daar de bijdragen der eigenaars niet voldoende waren. De heer Beekhuis gelooft Burgemeester en Wet houders niet ernstig genoeg te kunnen Avaarschuwen tegen hot aanbrengen van gaslicht in particuliere straten. Hierdoor zou toch de eenige prikkel Aroor de eigenaars om de straten aan de gemeente over te dragen, verloren gaan. De heer Besuijen geeft te kennen dat de heer Beekhuis een voorstander blijkt te zijn Aran overname der particuliere straten. Het beroerde is, dat de eigenaars onAvillig zijn tot overdracht mede te Averken. Spreker voelt er niet veel voor om het particuliere bezit te vergrooten door kostelooze overname. Daarom heeft hij dan ook 2 jaar geleden reeds een commissie in 't leven trachten te roepen, die een anderen Aveg om tot het doel te geraken zou kunnen zoeken. Er is een middel om de eigenaars tot een tegemoet komende houding te dAvingen. In art. 240i der ge meentewet staat „Bijzondere belastingen mogen geheven worden wegens gebouAvde eigendommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare straten der gemeente belenden". Welnu, de Landbuurt belendt aan een openbare straat der gemeente, men zou dus op die Landbuurt- panden eene speciale belasting kunnen leggen en op die manier het geld terug krijgen, hetwelk de eige naars nu weigeren te betalen bij de overname. Zoo zou de verbetering zonder groote offers voor de gemeentekas tot stand komen. Indertijd heeft de Avethouder Dr. Reeling Brouwer eene vergadering belegd met de eigenaars der Land- buurtwoningen. Hij had toen geen succes, maar toen bestond ook letter i van artikel 240 nog niet. Pro beerde men iets dergelijks nu weer, dan zouden de eigenaars wel in hun schulp kruipen uit vrees voor extra-belasting. Met eenige vrijmoedigheid beveelt spreker dit denkbeeld aan, omdat na de te treffen voorzieningen in den Avoningnood, het niet mogelijk zal zijn, die speciale belasting- op de huurders te verhalen, wijl dat een ware exodus van de Landbuurt naar andere arbeidersAvijken tengevolge zou hebben. Spreker verzoekt nogmaals dringend aan Burge meester en Wethouders de eigenaars te verplichten tot verlichting, al is het dan maar met petroleum lampen. De Voorzitter doet den hoer Besuijen opmerken, dat het door dat raadslid ter sprake gebrachte denk beeld betreft de toepassing van art. 240/ der gemeente wet. Deze bepaling is echter niet bedoeld in den geest \Tan den heer Besuijen, n.l. als strafmaatregel om te bereiken hetgeen men AArenscht, maar beoogt het heffen eener belasting wegens een buitengewoon genot, dat in een bepaald gedeelte der gemeente Avordt genoten en dat elders Avordt gemist. Art. 240i is het zoogenaamde straatgeld. Spreker herhaalt dat Burgemeester en Wethouders bezig zijn te doen Avat de motie vraagt, n.l. verbetering brengen in de misstanden der particuliere straten. Reeds in de sectiën is geAvezen op het stratenplan Bijlsma c.s., Avaarbij o. a. eene rioleering is geeischt tot in de nabijheid der Landbuurt, zoodat deze ge Verslag ATan de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 209 makkelijk kan aansluiten. Hieruit blijkt dus voldoende dat is gelet op misstanden, die in de Landbuurt heerschen. De motie van den heer Krijgsman Avordt aange nomen met 11 tegen 9 stemmen. Voor stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra, Lautenbach, de Jong, Besuijen, J. Koopmans, G. W. Koopmans, Beerends, Hartelust, Haverschmidt en Feitz. Tegen de heerenBeucker Andreae, Duparc, Ooster hoff, Schoondermark, Komter, Beekhuis, Menalda, A*an Ketwich Verschuur en Baart de la Faille. De heer Wilhelmij heeft intusschen de vergadering verlaten. Volgno. 121 wordt ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 122. Onderhoud van vaarten, waterleidingen, bruggen, pijpen, steenen en houten wallen, watergordin gen, stallen en ponten 7797. De heer G. W- Koopmans wijst op den treurigen toestand van de Potmagebrug. Spreker meent dat met verbetering op de tramplannen Avordt gewacht. Hij is een paganist op het gebied van een geloof aan een tram. Het dekkleed is geheel vergaan en er is veel passage, vooral van melkwagens. Spreker is van oordeel dat nog in 1907 tot verbetering moet Avorden overgegaan. Het doet den heer Hartelust genoegen dat de Pot- margebrug aan de orde komt. Spreker passeert er dagelijks en hij moet zeggen dat de toestand onge lukkig is en niet alleen slecht, maar ook gevaarlijk. Nog niet lang geleden is er een ongeluk gebeurd n.l. dat een kind met zijn voetje onder een van sprekers wagens is geraakt. De oorzaak hiervan moet gezocht Avorden in het niet aanwezig zijn van verhoogde loopplanken. Bovendien moet spreker nog Avijzen op een ander gevaar. Het kan 's avonds gebeuren dat de brug open staat en men dit door de slechte verlichting niet kan zien, terwijl er geen kettingen gespannen worden. Spreker meende een en ander onder de aandacht te moeten brengen. De Voorzitter kan den heer Koopmans geen ander antAvoord geven dan dat de verbetering van de Pot- margebrug wacht op de tram, aan welker tot stand- koming dit raadslid schijnt te wanhopen. Zooal niet eerstdaags, dan toch eerlang zal evenwel den Raad prae-advies op de concessieaanvraag van de Neder- landsche Tramweg-Maatschappij bereiken. Hierbij is gelet op den toestand van de Potmargebrug. Zoodra de Raad over dit plan heeft beslist, kan worden over wogen Avat gebeuren moet. Spreker zal de door den heer Hartelust ter sprake gebrachte kwestie bij Burgemeester en Wethouders ter tafel brengen. De heer G. W. Koopmans heeft er nu op gewezen, omdat de toestand er beslist gevaarlijk is. Volgno. 122 Avordt onveranderd goedgekeurd. De Voorzitter stelt nu aan de orde de motie-Besuijen luidende De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit aan volwassen arbeiders, die hun arbeidskracht ge durende alle dagen der werkweek in dienst der ge meente aanwenden, geen loonen uit te keeren beneden 10.per week. De heer Zandstra steunt de motie krachtig want hij acht beter loon dringend noodig, omdat, zooals hij ook in de vorige vergadering, toen de politie ter sprake is geweest, heeft betoogd, bij minder loon geen mensch kan bestaan. Een loon van 9.— is niet meer voldoende. Nu moge het waar zijn dat er één ongetrouAvde is, maar ook deze is in ondertrouw opgenomen, zoodat dit „argument" niet meer helpt. Spreker zal er niet meer van zeggen, dat is niet noodig. Ieder, die op de hoogte van den levensstan daard is, zal erkennen, dat 10.per week niet te \'eel is. De heer Duparc gelooft niet, dat er één lid zal zijn, die niet zou wenschen, dat de arbeidsloonen in het algemeen op ten minste f 10.per week werden gebracht. In zooverre zou ook spreker de motie kunnen steunen. Hij heeft echter straks met een der Wethouders een gesprek over de zaak gehad en daarbij vernomen, dat er spoedig voorstellen komen betreffende het werkliedenreglement, waarbij de zaak zal worden geregeld. Nu dit vooruitzicht bestaat, zal spreker tegen de motie stemmen. De heer Beekhuis kan zich na hetgeen schrifte lijk is behandeld niet begrijpen, waarom men er niet op aandringt de verordening te herzien. Indien men die verordening zóó wijzigt dat daarin eene bepaling Avordt opgenomen dat het minimumloon 10.zal zijn, is de zaak zuiver. Bij aanneming der motie grijpt de Raad in, in de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders. De heer Besuijen vindt de argumenteering van den heer Duparc zwak en de motiveering geeft den indruk, dat dit lid naar argumenten heeft gezocht om met eenig fatsoen tegen het minimumloon- voorstel te kunnen stemmen. Klaarblijkelijk voelt hij dat het toch niet te verdedigen is loonen uit te keeren beneden de 10.maar ongenegen die te geven, worden opportuniteitsbezAvaren opgeworpen. Men zegt, er komt binnenkort een werkliedenregle ment, daarom stem ik nu tegen. Maar als het juist is dat er binnenkort een Averkliedenreglement komt, weet de heer Duparc dan nu reeds Avat daarin staat Vindt men daarin het minimumloon van/10.Als dat zoo is, dan nog is er geen enkel bezwaar om voor sprekers motie te stemmen, deze treedt toch eerst met 1 Januari in werking en als 't werklieden- reglement met het minimumloon van f 10.wordt aangenomen, moet toch ook de begrooting de gelden daarvoor toestaan. Wie dus denkt„ik ben niet tegen een minimumloon van f 10.kan moeilijk tegenstemmen onder het motiefer komt een werk liedenreglement. Integendeel, valt nu eene gunstige beslissing, dan hebben Burgemeester en Wethouders een richtsnoer bij de samenstelling van bedoeld re glement. Juridische bezwaren kunnen bij deze inkleeding der motie niet worden opgeworpen. De onwettige verordening Avordt onverlet door de uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders. De heer Beerends zegt, dat, Avaar de heer Duparc als zijne meening uitsprak dat hij een norm van J 10.niet te hoog acht, doch de zaak Avenscht aan te houden tot de behandeling van het eerlang te wachten concept-werkliedenreglement, spreker het van den heer Besuijen minder juist vindt, te spreken van zeer gezochte argumenten. Wat de motie zelf betreft, deze wenscht spreker te steunen, omdat waarlijk een minimum-loon van 10.voor een volslagen werkman, gedurende een geheele week werkzaam, niet te hoog is, en dat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 11