210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907.
Raad zich nu reeds over deze zaak uitspreekt, acht
hij een voordeel, ook voor de ontwerpers van het
werkliedenreglement, daar die daarop dan kunnen
rekenen.
De heer Duparc doet opmerken, dat de heer
Besuijen voor de verdediging van zijn voorstel ar
gumenten bezigt, dat eigenlijk geen argumenten zijn
en ook nu weder een wijze van debatteeren volgt,
die insinueeren zou mogen worden genoemd. Spreker
protesteert tegen zoodanige wijze van handelen. Hij
herinnert er aan, dat hij is begonnen te zeggen,
gaarne de arbeidsloonen op ten minste 10.— per
week te willen brengen, doch voor het oogenblik
moet tegenstemmen, omdat de Raad aan den voor
avond staat van eene speciale regeling op dit gebied.
De heer Besuijen moet genoeg weten, dat, als
spreker meent, dat een voorstel, al is het van sociaal
democratische zijde gedaan, aannemelijk is, hij
daaraan evenzeer zijn stem wil geven als aan een
voorstel, van andere zijde ingediend.
De heer Oosterhoff wijst er op, dat de heer Be
suijen het argument van den heer Duparc gezocht
heeft genoemd. Hij heeft daarmee echter tevens het
hoofdargument van Burgemeester en Wethouders ver
oordeeld. Ook zij hebben verwezen naar het op
komst zijnde werkliedenreglement en zich daarom
zeer gereserveerd uitgelaten over de kwestie van het
minimum-loon.
De heer Besuijen heeft het doen voorkomen,
alsof zijn voorstel van betrekkelijk geringen om
vang is en het eenvoudig geldt een minimum-loon
vast te stellen. Niets is minder juist. Als een werk
liedenreglement wordt vastgesteld, dan zullen be
halve de minima- ook de maxima- en de verschillende
overgangsloonen moeten worden geregeld. Het zou
toch zeer onbillijk zijn alleen de laagst bezoldigde
arbeiders te verhoogen, de verhoudingen zouden
daardoor immers geheel verloren gaan.
Waar dus de heer Besuijen zegt dat zijn voorstel
de gemeente slechts 3800.zal kosten, is spreker
van oordeel, dat het kosten-bedrag thans niet is te
overzien. Daarom is het beter te wachten tot het
werkliedenreglement is ingediend en de financiëele
gevolgen kunnen worden nagegaan. Het argument
van Burgemeester en Wethouders is dus niet gezocht,
maar volkomen logisch.
De heer Komter wenscht met een klein voorbeeld
te illustreeren, dat het voorstel van den heer Besuijen
niet kan worden aangenomen. Er staat n.l. werk
lieden die gedurende alle dagen der werkweek hun
arbeidskracht enz. Een minimum-werktijd per dag
wordt dus niet bepaald. Nu zijn er arbeiders in dienst
der gemeente, die wel alle dagen der werkweek in
dienst zijn, doch slechts gedurende een paar uur per
dag, de watertapper bijvoorbeeld. Volgens het voor
stel zouden dan ook deze 10.per week moeten
verdienen. Spreker zal over deze kwestie niet verder
uitweiden, het komt hem voor dat dit wel voldoende
zal zijn.
De heer Besuijen zegt dat door den wethouder is
beweerd, dat, als het minimumloon op 10.wordt
gesteld, alle loonen zullen moeten worden verhoogd.
Beteekent dit dat het minimumloon in het werklieden
reglement geen f 10.wordt Dan is de ver
wachting van den heer Duparc onjuist en zou spreker
dat raadslid aanraden voor de motie te stemmen.
Uit dien zin meent spreker te moeten opmaken dat
het niet in de bedoeling van Burgemeester en Wet
houders ligt een minimumloon van 10.te geven
maar een stel loonbepalingen of loonklassen. Wel
is waar is in heel wat reglementen het minimum en
het maximum vastgesteld met tusschenklassen, maar
dit behoeft in Leeuwarden niet het geval te zijn.
Spreker zal ten minste moeite doen dit te voorkomen.
Reglementen waarin klassen voorkomen, geven aan
leiding tot misstanden en tot bevoorrechting, tenzij
de overgang in de klassen naar het aantal dienst
jaren geschiedt.
Wat het wachten op liet werkliedenreglement aan
gaat, spreker en zijne partijgenooten kunnen daarin
meegaan als Burgemeester en Wethouders de nooden
der arbeiders op hunne schouders nemen en beloven
tot zoolang de werklieden gratis te voorzien van
melk, brood en aardappelen. Spreker heeft aange
toond dat de arbeider, bij den tegenwoordigen loon-
standaard, voor de keuze staat, óf te min te krijgen
óf vervalschte levensmiddelen te gebruiken, in beide
gevallen ten koste van zijne gezondheid.
De opmerking van den heer Komter is kolossaal
en moet ieder dwingen tegen te stemmen. Men moest
toch niet op die manier tegen een zoo billijk voorstel
ageeren. 't Spreekt vanzelf dat men, als men wil,
tegen iedere redactie kan muggeziften. Spreker heeft
geen lust in een debat over de vraag of er in de
redactie een foutje is en de motie op ieder speciaal
geval toepasselijk is. Maar leest de heer Komter
niet dat de motie spreekt over „alle dagen der werk
week" en de door hem genoemde watertapper is niet
„alle dagen der werkweek" maar „enkele uren der
werkweek" in gemeentedienstdes wethouders op
merking is bovendien nog onjuist. Ware er werkelijk
een kleine verbetering aan te brengen, dan zou het
wijzer zijn dit bij amendement voor te stellen, dan zich
achter zoohi onjuistheid te verschuilen om tegen te
kunnen stemmen.
De heer OosierhofF doet opmerken, dat de heer
Besuijen het heeft doen voorkomen als zou spreker
bij ongeluk hebben laten doorschemeren, dat Burge
meester en Wethouders het bedrag van het minimum
loon niet willen vaststellen op 10.
Spreker kan mededeelen, dat door Burgemeester
en Wethouders ten opzichte van dit punt nog geen
beslissing is genomen. Hij heeft zich dan ook alleen
tegen aanneming der motie verklaard, omdat de finan
ciëele gevolgen niet zijn te overzien en omdat aan
neming verwarring zou stichten. Dit kan worden
voorkomen door de behandeling van het werklieden
reglement af te wachten.
De heer G. W. Koopmans heeft nu al verschil
lende dingen gehoord. Er is gezegdde tegenstanders
zijn aan het zoeken naar argumenten. In de sectiën
is gezegd: de Directeur moet weten wat een arbeider
waard is, Burgemeester en Wethouders zeggen dat
zij dat moeten doen, eenige raadsleden meenen dat
het ligt op den weg van den Raad.
Er wordt spreker wel eens naar het hoofd geslin
gerd, waarom hij zoo vaak met de rooien meegaat.
Hij antwoordt dan omdat ik voor de rijken niet be
hoef te zorgen, deze redden zich zelf wel.
De vraag, wie het recht heeft het loon vast te
stellen, kan buiten beschouwing blijven. De Raad
heeft alleen te vragen, is een loon van f 10.— vol
doende
En dan meent spreker, dat ieder, die lust mocht
gevoelen het eens te probeeren, tot de conclusie zal
komen, dat het niet te veel is.
De heer Lautenbach zegt dat de toezegging van
Burgemeester en Wethouders meer waarde zou heb
ben, als zij verklaarden dat het werkliedenreglement
spoedig aan den Raad zou worden aangeboden en
Burgemeester en Wethouders rekening zouden houden
met hetgeen in de motie is uitgedrukt. Kunnen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 211
Burgemeester en Wethouders een dergelijke toezeg
ging niet geven, dan zal spreker vóór de motie
stemmen.
De motie-Besuijen wordt verworpen met 13 tegen
7 stemmen.
Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra,
Lautenbach, de Jong, Besuijen, G. W, Koopmans en
Beerends.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Duparc, Ooster
hoff, Schoondermark, J. Koopmans, Beekhuis, Komter,
Hartelust, Menalda, van Ketwich Verschuur, Haver
schmidt, Feitz en Baart de la Faille.
Volgno. 123. Kosten van aankoop voor hoornen, plan
ten, zaden, enz., zoomede uitgaven voor gereedschappen
voor hel plantsoen en arbeidsloonen der werklieden f 8100.
De heer Haverschmidt wenscht meer banken in het
Rengerspank. Spreker telt er maar 16 betrekkelijk
kleine banken, ruimte biedende voor 3 volwassen
menschen, veel te weinig voor een park van 3x/2
H.A. Op mooie dagen is er geen plaats onbezet
en wie geen zitplaats heeft, gaat in het gras liggen,
hetgeen verboden is. Spreker acht het geen weelde,
wanneer het aantal banken wordt verdubbeld.
Ook vraagt spreker naar de plannen met het park
gedurende het winterhalfjaar. Spreker zou het be
treuren als het weer gesloten werdhet eerste jaar
toen de aanleg nieuw was, bestond hiervoor misschien
reden, nu zou hij het, althans op Zondagen bij mooi
weer, onder toezicht open willen stellen.
De heer Zandstra stelt namens zijne partijgenooten
voor dezen post met 104.te verhoogen. Spreker
doet dit om Burgemeester en Wethouders in de ge
legenheid te stellen de beide loonen van 9.die
in de lijst voorkomen, op f 10.te brengen. Het
totaal cijfer van 7,205.zou dan worden J 7,309.
Spreker doet dit met groote vrijmoedigheid. Ten
eerste omdat het bedrag zeer miniem is en ten tweede,
omdat de omstandigheden, waaronder de arbeiders
moeten leven, van dien aard zijn, dat verhooging
van een loon van 9.per week een dringende
noodzakelijkheid is. Ten derde omdat het jonge
menschen zijn in de kracht van hun leven, dat zij
dikwijls in gevaar moeten stellen, juist omdat zij
jong en vlug zijn. Bij hot snoeien der boomen toch
moeten zij veelal de gevaarlijkste plaatsen innemen
zoodat de mogelijkheid, om een ongeluk te krijgen,
niet buitengesloten is. Dit zijn de redenen waarom
spreker en zijne partijgenooten aandringen op ver
hooging van dezen post met 104.
Verder doen zij oen beroep op Burgemeester en
Wethouders om in den arbeidstijd der tuinlieden
eenige verbetering te brengen, n.l. om dien werktijd
van 16 Maart16 October te doen aanvangen's mor
gens 6 inplaats van 5 uur.
De schade, die de gemeente door dien maatregel
zou lijden, is niet van dien aard, dat daarom deze
uren van nachtrust aan die tuinlieden zouden moeten
worden onthouden.
Het beginnen 's morgens om 5 uur is nog zoo
patriarchaal, dat het werkelijk tijd wordt, met die
gewoonte te breken. In de meeste bedrijven is het
ook al lang afgeschaft, zoodat spreker hoopt dat het
ook voor deze menschen spoedig tot het verleden
zal behooren.
De heer G. W. Koopmans wijst er op, dat op het
Emmaplein een plantsoen is van hoogopgaand struik
gewas. Dit behoort niet zoo te zijn, want het belem
mert het uitzicht der omwonenden, terwijl het tevens
gebruikt wordt voor doeleinden, waarvoor het zeker
niet aangelegd is. Het zou beter zijn, dat het werd
aangelegd als het Oranje-Nassaupark.
De heer Lautenbach geeft te kennen, dat behalve
het door den heer Koopmans genoemde park op het
Emmaplein, nog andere deelen der stad voor min
oorbare doeleinden worden gebruikt, b.v. de Marssumer-
en Stienserweg, het binnenpad naar Schenkenschans
enz. Spreker wenscht dit onder de aandacht van
Burgemeester en Wethouders te brengen.
De Voorzitter geeft den heer Lautenbach in over
weging, deze zaken buiten de vergadering onder de
aandacht van het Hoofd van Politie te brengen. Ze
zijn toch moeilijk onder te brengen bij den post
kosten voor aankoop van boomen enz.
De heer Lautenbach kan zich daarmee wel ver
eenigen. Hij bracht het alleen ter sprake op voor
beeld van den heer G. W. Koopmans.
De Voorzitter antwoordt den heer Haverschmidt,
dat het Rengerspark in den vorigen winter eenige
maanden gesloten is geweest, doch vroeg in het
voorjaar weer is geopend. Het ligt in het voornemen
van Burgemeester en Wethouders het ook dezen
winter wederom te sluiten, doch het Dagelijksch
Bestuur zal overwegen, in hoeverre tegemoet kan
worden gekomen aan den wensch om het park op
Zondagen te openen. Wanneer het park doorloopend
geopend is, eischt het ook doorloopende bewaking.
Wat het plantsoen op het Emmaplein aangaat, op
het daarover gesprokene zal de aandacht van Burge
meester en Wethouders worden gevestigd.
Het voorstel van den heer Zandstra om den post
met 104 te verhoogen, zal spreker aan de beslissing
van den Raad onderwerpen. Burgemeester en Wet
houders kunnen echter geen toezegging doen dat het
verzoek van den heer Zandstra, om den werktijd in
den zomer te doen aanvangen te 6 uur, zal worden
ingewilligd. In de maanden April tot Augustus zijn
vroege werkzaamheden in de tuinen en kassen noodig.
Spreker kan mededeelen dat de plantsoenarbeiders
per jaar circa 100 uren minder werken dan de timmer
lieden. Tegenover dat beginnen om 5 uur 's morgens
gedurende 4 maanden staat, dat 's winters pas om 8
uur wordt aangevangen. Verder kan spreker omtrent
het loon der plantsoenarbeiders mededeelen dat dit
zich beweegt tusschen 16.7 en 19.3 cent per uur,
terwijl het bij aanbestede werken voor grondwerkers
17 cent bedraagt.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 13
tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra,
Lautenbach, de Jong, Besuijen, G. W. Koopmans en
Beerends.
Tegen de heeren Beucker Andreae, Duparc, Oos
terhoff, Schoondermark, J. Koopmans, Komter, Beek
huis, Hartelust, Menalda, van Ketwich Verschuur,
Haverschmidt, Feitz en Baart de la Faille.
Volgno. 123 wordt ongewijzigd goedgekeurd, even
als de volgnos. 124126.
Volgno. 127. Onderhoud van torens, klokken en
uurwerken, jaarwedde van den klokluider, kosten van
toezicht op- en benoodigdheden voor de tijdregeling en
uitgave voor verlichting van wijzerplaten f 970.
De heer Duparc heeft in zijne sectie gewezen op de
wenschelijkheid van de verlichting der wijzerplaat