214 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. stokersbaas, nu een eerste stoker, terwijl de zooge naamde stokersbazen nu belast zijn met het toezicht op alle werkzaamheden in de fabriek. Dat het niet onmogelijk is dat met het oog op de op handen zijnde veranderingen geen derde stokersbaas weer zal worden benoemd, zal spreker niet ontkennen, maar daardoor wordt volstrekt niet getornd aan hetdrie- ploegen-stelsel, omdat deze personen daar dan niet meer onder zouden vallen. Dat men nu de stokersbazen, die uit de stokers gerecruteerd zijn, voor ander werk geschikt acht, ligt aan den langen diensttijd, respectievelijk 31, 22 en 16 jaar, waardoor zij van alle werkzaam heden min of meer op de hoogte zijn gekomen. Wat het cokes- vervoer aangaat, het is spreker niet bekend, dat de Directeur iets voelt voor het nemen van dit vervoer in eigen beheer. Daarvoor toch zou personeel in dienst moeten worden genomen en wagens en paarden moeten worden aangeschaft, waarvoor niet steeds werk gevonden zou kunnen worden. Om in de verpachtingsvoorwaarden eene bepaling op te nemen als de heer Besuijen wenscht, schijnt spreker zeer moeielijk, omdat de cokesrijders niet voortdurend dienst doen bij dit werk, maar voor hunnen patroon ook andere werkzaamheden verrichten. De heer Besuijen had verstandiger gedaan de op merking over de cokesbezorging achterwege te laten, waar hij zelf erkent, dat hij dit slechts heeft van hooren en zeggen. In den regel wordt de cokes bezorgd in de volgorde, waarin de bestellingen inkomen. De heer Besuijen zegt dat zijne goedgeloovigheid er hem toe brengt vertrouwen te stellen in den Wethouder en zijn voorstel betreffende verhooging van dezen post in te trekken, onder voorbehoud er op te kunnen terugkomen. De Voorzitter deelt mede dat de heer Besuijen het voorstel tot verhooging van volgno. 142 heeft inge trokken. Het maakt dus geen onderwerp van beraad slaging meer uit. De heer Besuijen doet opmerken, dat hij toch niet zoo min heeft gezien toen hij zeide, dat er een poging wordt gedaan om het aantal fabrieksbazen van 3 op 2 te brengen. Spreker wil in overweging geven of een lange arbeidsduur in overeenstemming is te brengen met de veiligheid. Wat aangaat het nemen van het cokesvervoer in eigen beheer, spreker weet niet of daar veel voor te zeggen is. Hij heeft daarom zijn voorstel zóó gefor muleerd dat wordt voorgesteld te onderzoeken of het gewenscht is. Het bezwaar dat er paarden moeten worden aangeschaft, is niet zoo groot, zij kunnen worden gehuurd. Spreker voelt er veel voor de arbeiders hierbedoeld in gemeentedienst te brengen, want in een bedrijf als de gasfabriek is altijd wel werk te vinden. Spreker ziet echter niet in, waarom bij eene verpachting geen minimum-loon kan worden voorgeschreven. Spreker verwijst hiervoor naar hetgeen hij het vorig jaar over de typografen heeft gesproken. Hij geeft toe, dat liet niet gemakkelijk is, maar langs dezen weg kan worden voorkomen, dat de gemeente arbeiders exploi teert voor J 7.en 8.Spreker verzoekt zijn voorstel in twee deelen gesplitst in stemming te brengen, omdat hij van ter zijde hoort dat er leden zijn, die wel voor het eene deel en niet voor het andere kunnen stemmen. De heer Oosterhoff moet nog even terugkomen op het door den heer Besuijen gesprokene ten opzichte van de stokersbazen. Spreker deelde mede, dat de mogelijkheid bestaat dat er bij de nieuwe fabriek een paar menschen voor algemeen toezicht noodig zijn en dat het wel mogelijk is, dat dezen niet in het drie ploegenstelsel worden opgenomen. Dat zij daarom twaalf uur zouden moeten werken is natuurlijk on juist, daar een zoo lange werktijd aan de fabriek in het geheel niet bestaat. Het bezwaar dat de gemeentenaren bij verpacht cokesvervoer niet bediend worden door menschen in dienst der gemeente, beantwoordt spreker met de opmerking, dat er op de cokeswagen altijd een per soon zit in gemeentedienst en dat juist de particulieren met dezen te doen hebben. De heer Hartelust wenscht nog een kleinigheid in het midden te brengen. De heer Besuijen spreekt van 7.of 8.Spreker zou echter dit raads lid willen vragen of het hem niet bekend is, dat die menschen in andere tijden van het jaar 12.— en f 14.verdienen. Het gemiddelde zou dan best 10.— kunnen overtreffen. Spreker zou dit wel willen weten. De Voorzitter stelt voor eerst volgno. 142 af te handelen en daarna de motie-Besuijen aan de orde te stellen. Volgno. 142 wordt onveranderd goedgekeurd. De heer Krijgsman zegt dat er enkele woorden zijn gesproken over de bezorging der cokes. Het wordt in twijfel getrokken wat de heer Besuijen daarom trent heeft gezegd. Het is spreker niet bekend dat de bezorging bij de rijken sneller geschiede dan bij de arbeiders, maar hij weet wel dat de bezorging in den regel lang op zich laat wachten, soms van 3 tot 6 weken. Diezelfde klacht is ook verleden jaar gehoord. De heer Oosterhoff antwoordt, dat, waar de klacht van den heer Krijgsman een algemeen karakter draagt, hij wel kan toezeggen dat naar de gegrond heid daarvan een onderzoek zal worden ingesteld. De heer Besuijen moet nog even den heer Harte lust antwoorden. De cokeswagen rijdt vrij wel het geheele jaar door, want spreker komt zoo goed als altijd dezelfde menschen tegen in hetzelfde pakje. Hij vermoedt dus dat dezen niet worden gebruikt voor koetsier. Misschien dat zij eenig stalwerk verrichten. Overigens is het wel bekend uit een enquête van J. H. Schaper, dat koetsiers en kellners in de minder groote café's een zeer laag loon verdienen. Het eerste deel der motie-Besuijen om in de ver pachtingsvoorwaarden voor het cokesvervoer de be paling op te nemen van een verplicht weekloon van 10.wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra, Lautenbach, de Jong, Duparc en Besuijen. Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff, Schoondermark, J. Koopmans, Komter, Beekhuis, Hartelust, Menalda, van Ketwich Verschuur, Haver- schmidt, Feitz en Baart de la Faille. Het tweede deel der motie om een onderzoek in te stellen naar de wenschelijkheid, om het cokesver voer in eigen beheer te nemen, wordt aangenomen met 17 tegen 1 stem. Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, Krijgs man, Zandstra, Lautenbach, de Jong, Duparc, Ooster- Vcrslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 215 hoff, Besuijen, Schoondermark, J. Koopmans, Komter, Beekhuis, Hartelust, van Ketwich Verschuur, Haver- schmidt, Feitz en Baart de la Faille. Tegen de heer Menalda. De heer G. W. Koopmans heeft intusschen de ver gadering verlaten. Volgno. 143 wordt onveranderd goedgekeurd. Volgno. 144. Bezoldiging van het overige personeel der gemeente-reiniging 51660. De heer Zandstra heeft eens ergens gelezen, dat in het kapitalistische stelsel anarchie de grootste wijs heid is, d. w. z. dat regelloosheid overheerschend is, zoowel wat de voortbrenging als wat de loonen be treft. Welnu, de loonregeling, die toegepast wordt in de gemeentebedrijven van Leeuwarden, geeft daar een voorbeeld van. B.v. een loon van 7.50 komt op de gasfabriek niet voor en loonen boven de 12. worden op eene enkele uitzondering na bij de gemeente reiniging tevergeefs gezocht. Spreker en zijne partij- genooten willen daarmee niet zeggen dat de loonen aan de gasfabriek voldoende zijn, dat zij verre, maar zij willen alleen constateeren dat dit eene onregel matigheid is, die hun niet noodzakelijk voorkomt. Waarom de loonen bij de gasfabriek anders moeten zijn dan bij de reiniging, is spreker en zijne partij- genooten niet duidelijk. Men zegge toch niet dat de reiniging minder productief is, d. w. z. dat de voor deden in geld uitgedrukt niet opwegen tegen wat de gasfabriek voor de gemeente oplevert. Evenals goed en voldoende licht voor een stad als Leeuwarden, is ook eene goed georganiseerde gemeentereiniging voor de zindelijkheid en reinheid der stad en voor de gezondl ïeid der ingezetenen onmisbaar. Moge de arbeid aan de gasfabriek zwaar en inspan nend zijn, bij de reiniging weet men daar ook van mee te pratenvooral het bezorgen en afhalen der tonnen eischt .krachtvolle mannen en routine is daarbij een eerste vereischte. Om nu bij de gemeente-reini ging te blijven. Zes man van de tonnenbezorgers worden betaald met 10.terwijl 20 9.50 zullen ontvangen. Zoo ook de bakkenledigers, wier taak is het ophalen van ijzeren vuilnisbakken en de afvaltonnen bij de slagers. Dit weghalen en dragen van die bakken geschiedt door middel van grenze- boomen en is een zwaar afmattend werk. Dit wordt betaald met 9.25. Waarom deze menschen niet gelijk gesteld met den tonnenman. Wil men eene periodieke verhooging, dat is spreker goed, maar laat het laagste- of aanvangsalaris voor allen gelijk zijn, n.l. ten minste 10.bedragen. Men voere spreker niet tegen, dat de loonen van deze arbeiders hooger zijn door bijkomstige fooien, welke door de ingezetenen worden gegeven. Bij de tonnenlieden moge daarvan sprake zijn, bij de bakken ledigers komt dat niet veel voor een enkel kwartje van dezen of genen slager mag niet in rekening worden gebracht. Spreker en zijne partijgenooten keuren het fooienstelsel af, maar ook eene loonregeling, die op een fooienstelsel berust, en dit te meer nog, daar de werk lieden zelf verklaren, bij een betere loonregeling, zoo mogelijk uniform, afstand te willen doen van de te ontvangen fooien en andere emolumenten, zooals op brengst van papier en andere uit het vuil gezochte voorwerpen. Spreker zal niet bij elke categorie af zonderlijk stilstaan. Hij zou dan nog kunnen wijzen op de aschophalers en landwerkers, waar bij de loonen dezelfde onregelmatigheden voorkomen. Spreker is echter verplicht nog de aandacht te vestigen op het loon van den schoonmaker der urinoirs. Dit min aangename werk wordt betaald met 7.50. Men zegt, dit is een minderwaardige werkkracht. Spreker wil vragen, is dat werk dan niet evenzeer in het belang van zindelijkheid en gezondheid als dat van hulp bij den urinewagen en het vegen der straten? Dat werk wordt met 1.50 meer betaald. Dit is een misstand, die niet mag blijven bestaan. Dat de man in kwestie minder onderlegd zou zijn is geen reden, dat hij voor dit min aangename en toch nuttige werk slecht betaald moet worden. Ook deze man heeft als ieder recht op redelijk loon. Het werk is er en moet worden verricht, hetzij door een meer- hetzij door een minderwaardige arbeidskracht. Arbeidskracht dient ten allen tijde goed betaald, al wordt deze gepresteerd door een machine of door een paard. Het moge een verschil in vorm zijn, verscliil in de werkelijkheid bestaat niet, want èn de machine, èn het paard, èn de mensch, allen geven hun volle arbeidsvermogen. Waarom dan wel verschil in onderhoud en verzorging Onoordeelkundig zou het zijn een machine niet zoo te plaatsen, dat zij beschut is tegen alle mogelijke schadelijke invloeden, haar niet te voeden met vol doende kolen, haar niet te onderhouden met de on misbare oliën. Wat nu voor een machine geldt, geldt ook voor een paard. Een paard vereischt een goeden stal, goed ligstroo, goede voeding, hooi en haver en zoo noodig ook nog boonen. Machine en paard geeft men wat ze noodig hebben. Wie zou er aan denken eene machine door overspanning te laten springen of, door haar niet op tijd van olie te voorzien, aan onnoodige slijtage bloot te stellen Wie zou zijn paard door overmatigen arbeid, slechte voeding en verzorging den dood tegemoet voeren Zoo er een oogenblikkelijk voordeel in zat, de eigenaar zou bedrogen uitkomen, want èn machine èn paard zijn duur betaaldzij vertegenwoordigen een stuk kapitaal. De mensch daarentegen, de vrije arbeider kost bij indiensttreding niets. Hem wordt slechts vergoed wat hij aan arbeidskracht levert en als hij afgebruikt is, wordt hij verwijderd met of zonder fooi. Tal van anderen staan klaar om op dezelfde wijze de ledige plaats in te nemen. Zoo gaat het in onze kapitalis tische samenleving. Spreker en zijne partijgenooten zijn echter van oordeel dat in eene gemeenschap als Staat of Gemeente, deze methode niet mag worden gevolgd. Aanvaardt deze de arbeidskracht van machine, paard of mensch, dan is do gemeente ook ten volle verantwoordelijk voor verzorging, voeding en onder houd. Aan deze eischen kan met de tegenwoordige loonregeling niet worden voldaan. Spreker en zijne partijgenooten stellen voor volgno. 144 te verhoogen met 3406.ten einde Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid te stellen aan die eischen te vol doen, aan de bestaande onregelmatigheden een einde te maken en meerdere hervormingen in te voeren, o.a. de knechten van de ierschippers op te nemen in gemeentedienst, de compostladers niet meer per last te betalen doch per uur, omdat het gewone loon dan stilstaat. Daardoor kan een billijker maatstaf worden verkregen, meer in overeenstemming met den aard van het werk. Bij dit werk toch loopt men gevaar door de op- stijgende gassen het gezicht te verliezen. Aanbeveling zou het verdienen te overwegen of het niet noodzakelijk is hier wisselwerk in te voeren. De opstijgende dampen maken dezen arbeid al tot een bij uitstek onaangename. Dit kan ongetwijfeld gezegd worden van de geheele reinigingsdienst. Niemand toch zal durven beweren dat het ophalen van feacaliën, van asch en vuil, het schoonmaken van urinoirs eene aan gename bezigheid is. Waar dan deze arbeiders in dienst van de gemeente reiniging hun volle arbeidskracht geven in het belang van de zindelijkheid en reinheid der stad en de gezondheid der ingezetenen, is het een eisch van de gemeenschap dat deze arbeid goed wordt beloond

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 14