'216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag '29 October 1907.
en dat zij werken onder zoo goed mogelijke arbeids
voorwaarden. Hiertoe belmoren o.a. korter werktijd
en meer verlof of vrije dagen dan in andere bedrijven
is toegestaan en het in de gelegenheid stellen tot
het betrekken van een goede woning, beantwoordende
aan de eischen van hygiène en zedelijkheid. Dit is
mede van maatschappelijk belang, want het woning
vraagstuk staat in nauw verband tot de opvoeding
en beschaving. Ook de voeding behoort geëvenredigd
te zijn aan den arbeid, de kleeding eveneens.
Men denke er toch aan dat de arbeiders in dienst
der gemeente hunnen arbeid moeten verrichten bij
alle weersgesteldheid, bij hitte en koude, bij wind en
in regen, en hoe dikwijls gebeurt het niet dat zij
dag in dag uit doornat thuis komen. Hun kleeren
zijn niet van dien aard, en de gelegenheid is niet
altijd aanwezig, dat zij ze gedurende den rust of
in den nacht weer kunnen opdrogen, om ze den
volgenden morgen weer te kunnen aantrekken.
Niet uit weelde, maar door omstandigheden, onaf
hankelijk van hunnen wil, zijn zij genoodzaakt voorzien
te zijn van twee of meer pakken werkkleeren, want
er komen tijden voor dat verwisseling van kleeren
èn voor de gezondheid èn voor den te verrichten
arbeid eene noodzakelijkheid is.
Dit alles nu, de kwestie van woning, voeding en
kleeding, staat in het nauwste verband tot de loon
regeling.
Spreker zal eindigen, maar wil nog even de bedoe
ling van het voorstel tot verhooging van dezen post
toelichten.
Hoewel de loonregeling berust bij Burgemeester en
Wethouders, doch de Raad daarvoor volgens art. 136
der Gemeentewet de gelden moet toestaan, is het
zeker niet buiten de orde als deze daar eenigen
invloed op uitoefent, met dien verstande, dat bepaald
wordt, dat het minimumloon voor alle categoriën
minstens 10.moet bedragen. Spreker zegt/10.
niet, omdat hij en zijne partijgenooten dit voldoende
achten, maar omdat de tijd dringt. De prijzen dei-
levensmiddelen zijn van dien aard dat de arbeiders
niet kunnen wachten. Spreker wil echter niet dat
men de sociaal-democraten zal beschuldigen onmoge
lijke eischen te stellen. Dezen toch willen alleen den
Raad in de gelegenheid stellen te toonen, dat hij wil
meewerken in de richting van eene gezonde loon
regeling voor de werklieden in gemeentedienst.
Mocht het te eeniger tijd blijken, dat een minimum
loon van 10.te laag is, dan is het niet verboden
daarop terug te komen. To wachten tot de indiening
van het werkliedenreglement of verplaatsing van het
aschland zou spreker treurig vinden.
De heer Besuijen wil een enkel woord spreken over
den vasten werkdag der tonnenbezorgers. Dit is
noodzakelijk en billijk. Dat soort van arbeid behoort
te worden betaald evengoed als ieder ander sjouwer-
werk naar een vasten werkdag met een vast loon.
Het is onbillijk om de risico van het bedrijf op de
arbeiders te laten drukken. Sneeuw of ijs, stadsuit
breiding, eene vermeerdering van het aantal tonnen
of, zooals is voorgekomen, gebrek aan tonnen door
afkeuring van eene partij, oorzaken buiten schuld
van de arbeiders, mogen hen niet treffen, maar de
gemeente. Niets is billijker dan dat men bij handen
arbeid weet, wanneer de werktijd is geëindigd. Spreker
gelooft niet dat er een gegronde reden bestaat tegen
inwilliging van dezen billijken wensch.
De heer Hartelust heeft de bedoeling van den heer
Zandstra niet goed begrepen. Is het de bedoeling
om bij loonsverhooging de emolumenten aan de ge
meente te brengen De heer Besuijen heeft er bij
de algemeene beschouwingen wel over gesproken, de
heer Zandstra maakt cr geen melding van, ten minste
het is niet duidelijk in diens rede neergelegd. Hij
toch spreekt alleen van verhooging van volgno. 144
met 3406.terwijl de heer Besuijen sprak van
een bedrag van f '2000.
De heer Oosterhoff hoort met verbazing al weer
spreken over een minimum-loon van ƒ10.Burge
meester en Wethouders kunnen deze opmerking niet
anders beantwoorden dan zooals straks reeds is ge
schied, door te verwijzen naar het werklieden regle
ment.
Spreker ziet niet in dat alle tonnenlieden hetzelfde
loon moeten hebben. Er zijn immers menschen met
langeren en korteren diensttijd onder. In het werk
liedenreglement kan de klimming der loonen onder
meer ook naar het aantal dienstjaren worden bepaald.
Nu is het echter geen zaak om ingrijpende wijzigingen
aan te brengen.
Wat het i'ooienstelsel aangaat, ofschoon Lij daarvan
zelf een groot tegenstander is, gelooft hij niet dat
het mogelijk is dat te doen verdwijnen. De groote
moeilijkheid zit vooral in de controle.
Ook het afschaffen van de emolumenten zal niet
zoo gemakkelijk gaan als men schijnt te meenen. Er
is geen gelegenheid op het aschland de vodden enz.
behoorlijk uit te zoeken. De heer Besuijen mag zeg
gen dat het wel gebeurt, spreker meent dat grondig
uitzoeken niet wel mogelijk is. Daarvoor zou men
moeten kunnen beschikken over een ruime loods, die
goed geventileerd kan worden en waar al het vuil
wordt uitgestort op een beweegbare band. Voorden
bouw daarvan is op het tegenwoordige aschland geen
plaats.
Ook van de zijde der arbeiders zelf zal de afschaf
fing op groote bezwaren stuiten. In alle wijken zijn
de emolumenten toch niet gelijk. Zij variëeren van
tusschen 0.75 en '2.50.
De arbeiders die dit laatste bedrag maken, zullen
met eene geringere verhooging van hun loon wel niet
tevreden zijn.
Spreker begrijpt ook niet, waarom weer wordt aan
gedrongen op een vasten werkdag voor de tonnen
bezorgers. Er zou reden voor kunnen zijn als zij
langer werkten dan de anderen, nl. van 7 vm.7 nm.
In den regel zijn de tonnenbezorgers gereed met hun
werk tusschen 5.15 en 6 uur, terwijl spreker uit erva
ring weet, dat zij ook geregeld hunnen rusttijd nemen.
Wat de heer Zandstra heeft gezegd omtrent één
bepaalden werkman, daarop zal spreker niet te diep
ingaan. Er kunnen werklieden zijn, die niet kunnen
verdienen wat men een ander geeft.
Dat het werk der compostladers ongezond zou zijn,
betwijfelt spreker, want het geschiedt in de open
lucht en ziektegevallen doen zich bij die menschen
niet vaker voor dan bij andere categorieën van
werklieden.
De heer Zandstra heeft niet gezegd dat het werk
der compostladers ongezond is, maar dat het gevaar
lijk is voor het gezicht. Het is een werk, dat door
de opstijgende gassen en dampen den arbeider, die
het moet doen, niet lekker maakt.
Wat den urinoirschoonmaker aangaat, spreker her
haalt dat deze evengoed moet worden betaald als de
andere arbeiders. Het onaangenaamste werk moet
evengoed betaald worden als het aangenaamste.
Dat spreker de tonnenbezorgers allen gelijk wil
stellen, heeft hij niet gezegd, wel heeft hij gevraagd
waarom worden de bakkenledigers niet met de tonnen
lieden gelijk gesteld Dat werk is ook zwaar.
Periodieke verhooging lacht spreker toe, maar heeft
niets te maken met een minimumloon van 10.
Spreker en zijne partijgenooten zijn tegenstanders
van lage loonen. Spreker is dus van oordeel dat de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 217
Voortgezet op Woensdag 30 October.
werklieden goed moeten worden betaald en dat onaan
genaam werk aangenaam moet worden gemaakt door
behoorlijk loon.
De heer Besuijen zegt dat er een spreekwoord be
staat demp de put voor het kalf verdronken is. Dit
nu wil spreker toepassen. Het is nu zomer, d. w. z.
er is geen sneeuw of ijs. Wij hebben een tijdstip
gekend dat er een rumoerige geest onder de tonnen
bezorgers heerschte, n.l. toen de bouwverordening in
werking trad en meer tonnen vereischt werden. Toen
werd er ook een partij afgekeurd, wat allemaal aan
leiding gaf tot verlenging van den werktijd. Toen is
een nieuwe ploeg ingelegd. Wij moeten nu niet
wachten tot do ontevredenheid weer grond heeft,
maar maatregelen voor de toekomst beramen, die de
oorzaken voor ontevredenheid doen verdwijnen.
Spreker was van plan eene motie in te dienen, om
Burgemeester en Wethouders uit te noodigen rekening
te houden met de wenschelijkheid om" een vasten
werkdag in te voeren. Nu echter de Wethouder er
voor te vinden is deze zaak onder de oogen te zien,
zal spreker die motie binnenhouden.
Wat het uitzoeken der vodden enz. aangaat, dit
gebeurt nu ook al op straat. De aschlieden zouden
hiermee kunnen doorgaan en de vijgematten op het
land inleveren.
Dat het loon naar den diensttijd wordt berekend,
komt spreker niet juist voor. Er zijn toch 20, die
9.50 verdienen, en dezen zullen niet allen even lang
in dienst zijn.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 12
tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de lieerenKrijgsman, Zandstra,
Lautenbach, de Jong en Besuijen.
Tegen do lieeren Beucker Andreae, Duparc, Oos
terhoff, Sehoondermark, J. Koopmans, Komter, Beek
huis, Hartelust, Menalda, van Ketwich Verschuur,
Feitz en Baart de la Faille.
De heer Haverschmidt heeft intusschen de verga
dering verlaten.
Volgnos. 144-147 worden ongewijzigd goedgekeurd.
De Voorzitter stelt voor de vergadering te verdagen
tot Woensdag 30 October, 's voormiddags 10 uur.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Do vergadering wordt voortgezet Woensdag 30
October 1907, 's voormiddags te 10 uur.
De Voorzitter deelt mede, dat de lieeren van Ket
wich Verschuur en Beekhuis zijn verhinderd de ver
gadering bij te wonen.
Volgnos. 148153 worden onveranderd goedgekeurd.
De heer de Jong meent dat hier vroeger een post
op de begrooting voorkwam, „subsidie aan den eigenaar
der zwem- en badinrichting". Hij vraagt of hij daar
omtrent iets in het midden mag brengen.
Do Voorzitter antwoordt dat de heer de Jong dit
had moeten doen bij de algemeene beschouwingen.
Spreker hoeft echter geen bezwaar den heer de Jong
het woord te verleenen.
De heer de Jong zegt dat het bestaan van eene
badinrichting van een zeer groot belang is. Gemid
deld worden er 3500 baden genomen door menschen,
die, nu de subsidie is ingehouden, nergens terecht
kunnen. Spreker weet evenwel dat deze kwestie in
onderzoek is, maar zou gaarne vernemen in welke
richting dit onderzoek geleid wordt, of het de bedoe
ling is dat er eene gemeentelijke badinrichting komt
en of er kans bestaat dat de zaak spoedig zal worden
behandeld.
De Voorzitter kan tot zijn leedwezen geen inlich
tingen verstrekken. De Raad zal moeten afwachten
welke voorstellen ter tafel zullen worden gebracht.
De zaak is bij Burgemeester en Wethouders in onder
zoek en deze overwegen of het niet mogelijk is te
komen tot eene gemeentelijke badinrichting.
De heer Duparc vraagt verlof nog iets in het mid
den te mogen brengen betreffende volgno. 153.
De Voorzitter stelt voor aan het verzoek te voldoen
en terug te keeren tot volgno. 153, oorspronkelijk
vermeld als „uitbreiding van de veemarkt", doch bij
de nota van wijziging vervallen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Duparc herinnert aan de reeds vroeger
betoogde wenschelijkheid van de instelling van eene
commissie voor de veemarkt. De Leeuwarder vee
markt is een der belangrijkste van het geheelo land
en als het ware een der kurken waarop de gemeente
financieel drijft. Kort geleden werd besloten tot
een nieuwe, noodigo uitbreiding der markt. Ware er
een commissie van deskundigen geweest, volkomen
op de hoogte van de behoeften van de veemarkt,
zeker ware de uitbreiding wel vroeger tot stand
gekomen. Een commissie voor de veemarkt is niet
minder noodig te achten dan de beurscommissie, die
wij hier hebben.
De lieer G. W. Koopmans herinnert dat door den
Voorzitter is gezegd, dat de vraag van den heer de
Jong bij de algemeene beschouwingen thuis behoorde.
Spreker heeft in de sectie ook over de badinrichting
gesproken naar aanleiding van het sectierapport
van 1906. Toen is er gevraagd, wat dan En zoo
staat de zaak nu nog.
Spreker heeft echter een idee, dat Burgemeester
en Wethouders misschien willen overnemen.
Bestaat do mogelijkheid ook, dat de verschwater-
vijver aan den Westersingel tot een zwem- en bad
inrichting kan worden ingericht? Daar er tot nu
toe niets definitief is besloten, is het misschien
mogelijk dat Burgemeester en Wethouders dit idee
willen overnemen.
De Voorzitter dankt den heer Koopmans voor diens
advies. Het is in ieder geval een richting, waarin
het onderzoek van Burgemeester en Wethouders
kan worden geleid.
Wat de opmerking van den heer Duparc aangaat,
het is den Raad bekend, dat Burgemeester en Wet
houders het instellen van een zoodanige commissie
nog niet noodig hebben geoordeeld. Reeds een paar
maal heeft deze kwestie een onderwerp van bespreking
uitgemaakt. Laten zij, die van oordeel zijn, dat de
belangen der gemeente te dezen opzichte niet vol
doende worden behartigd, het initiatief nemen tot
het instellen van eene zoodanige commissie.
Do heer Duparc neemt akte van deze verklaring.