222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. Voortgezet op Woensdag 30 October. De heer Besuijen vraagt of het adres van het Groene Kruis bij volgno. 172 moet worden besproken of bij volgno. 290. De Voorzitter antwoordt dat het bij volgno. 172 thuis behoort. De heer Besuijen is van oordeel dat hetgeen hij nu te zeggen heeft, hier thuis behoort, nd. de kwestie van een abattoir. Er is toch alleszins reden om vier jaar nadat hier een voorstel tot oprichting van een abattoir verworpen is, op dit onderwerp terug te komen, te meer, daar in die 4 jaren geen enkele verbetering is gebracht in do keuring van vleesch. Een zeer gegrond argument voor eone vernieuwde behandeling van dit onderwerp is, dat eene merk waardige kentering is gokomen in do publieke mee ning omtrent dezelfde hygiënische instelling. Vier sociaal-democraten, voorstanders van een abat toir, hetwelk een van hunne programpunten is, zijn in den Raad gekomen. De kiezers kenden dat program toen ze hun een mandaat gaven. Men zou kunnen opmerken dat de vrijzinnig-democraten het openbare slachthuis ook in hun program hebben staan en toch de oorzaak waren, dat een abattoir hier nog ontbreekt. Daartegenover stelt spreker dan dat do sociaal democraten hun program niet zooals do vrij zinnig-democraten doen beschouwen als parade paard, maar integendeel steeds in de weer zijn om programpunten te verwezenlijken. Wijst de verkiezing op liet verdwijnen van tegen stand onder hot publiek, spreker kan nog mededeelen dat hij bezoek heeft ontvangen van eenige kleine slagers, dio rondweg erkenden in 1903 door de groo- tere bij den neus te zijn genomen en dat zij de oprichting van een abattoir ten zeerste zouden toe juichen. Zij vertelden o.a. dat het gebruik van minderwaardig vleesch enorm was toegenomen. De grooto slagers gaan vrijuit, hebben met geen keuring te maken, omdat zij duurder koeien koopen, zonder daarom altijd goed vleesch te hebben. Zij vertelden hoe het vertrouwen in de groote ruiten hun altijd in het nadeel zet, zelfs bij verkoop van het beste vleesch. Verder deelden zij mede hoe de invoer van buiten, met veeartsbriefjes, dus vrij van keuring, massa's minderwaardig vleesch binnen de gemeente brengt. Daarom zien zij met verlangen uit naar de oprich ting van een abattoir, waardoor allen in gelijke con ditie komen. Het komt spreker voor dat de Raad bij zijne tegen woordige samenstelling wel te vinden zal zijn voor een gemeentelijk slachthuis. Zijn de ontwerpers van het degelijke voorstel van 1903 niet meer aanwezig, wij zien hier nog de per tinente voorstanders, de heeren Duparc, Baart do la Faille e. a., terwijl hier tegenstemmers aanwezig- zijn, die zich slechts weifelend verklaarden togen <le oprichting, omdat zij eerst de gelegenheid wenschten den gang der zaken in andere gemeenten waar te nemen, waartoe nu de gelegenheid heeft opengestaan. Bovendien was het verzet in 1903 meer gelicht tegen den opzet van het toenmalig voorstel, duurte van het terrein etcdan tegen het beginsel, immers het voor- loopig verslag der rapporteurs meldde, dat in alle sectiën de wenschelijkheid van de oprichting in het algemeen werd erkend, terwijl een lid zich principieel tegenstander verklaarde. Het moet dan ook verwondering wekken dat later toch gestemd werd tegen het eerste deel van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, luidende: „De Raad besluit over te gaan tot de oprichting van een gemeentelijk slachthuis." Tegenstanders van het voorstel van Buigemeester en Wethouders hadden daar vóór kunnen stemmen en zich later verklaren tegen het voorstel in zijn geheel. Dan was het beginsel uitgemaakt en hadden Burgemeester en Wethouders met nieuwe voorstellen kunnen komen. Spreker acht het overbodig een betoog op te zetten over de wenschelijkheid van abattoirs en hij mag veronderstellen dat algemeen erkend wordt, dat voor eene doeltreffende keuring een gemeentelijk slacht huis noodzakelijk is. Spreker wenscht nog een enkel woord te spreken over de rcgeeringsplannen. Men zal, erkennende de wenschelijkheid en de nood zakelijkheid, wijzen op de te verwachten wetsvoor stellen, waai-bij de oprichting %Tan een abattoir voor gemeenten boven de 20000 inwoners verplichtend wordt gesteld. Spreker hoopt niet dat de voorstanders dit zullen gebruiken als argument tegen een beginseluitspraak en wel om twee redenen 1. zijn wij niet zeker dat het vooi-stel wet wordt. Het zou dus veel tijdverlies kunnen verooizaken. 2. als een dergelijk voorstel wel wet woi dt, zullen wij aan een termijn gebonden worden, de gelegen heid tot het rustig uitzien naar grond wordt onmo gelijk en wordt er misbruik gemaakt door de personen wier grond de gemeente noodig heeft. Daarom nu een uitspraak over het beginsel, om aan Burgemeester en Wethouders ruimte van han delen te laten door het niet noemen van een termijn. Spreker stelt daarom de volgende motie voor De Raad besluite 1°. tot het oprichten van een gemeentelijk abattoii'; 2°. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de hiertoe benoodigdo vooi-stellen bij hem in te dienen. De Voorzitter deelt mede dat aan de oi-de zijn de voorstellen van de heeren de Jong en Besuijen, alsmede het adres van het Groene Kruis betreffende de verhooging van den post voor ontsmettingskosten. De heer Besuijen bemerkt dat door de gemeente aan ontsmetting wordt gedaan, 't Kwam hem al heel vreemd voor dat onder volgnummer 233 niets uit gegeven was in 1906, terwijl het jaarverslag ver schillende besmettelijke ziekten vermeldt voor dat jaar. Onder welk volgnummer evenwel de gelden worden geplaatst is voor hem gelijk. De aanvraag van het Groene Kruis, om een post op do begrooting voor ontsmetting aan te brengen, is dus overbodig. Ondertusschen meent spreker dat de aanleiding tot het vei-zenden dier adressen door het Groene Kruis aan de verschillende gemeenten, moot gezocht woi'den in het nieuwe Koninklijk Besluit, waaibij ontsmetting met formaldehyde is mogelijk gemaakt. Voor die ontsmetting met formaldehyde is een toestel van RomijnWijsman noodig, hetwelk door vei'schillende afdeelingen van het Groene Kruis zal kunnen worden aangekocht en ten dienste gesteld voor gemeentelijke ontsmettingen. De gemeenten zullen daarvoor een zekere vergoe ding moeten betalen. De bedoeling zal dus zijn de aandacht der gemeentebesturen op deze zaak te ves tigen en te zoeken naar samenwerking. Spreker vertrouwt dat het Dagelijksch Bestuur zeer zeker tot die samenwerking geneigd is en haar eventueel zal bevorderen. De heer Duparc dankt, ook namens den heer Baart de la Faille, den heer Besuijen voor de goede woor den, die hij te hunnen opzichte heeft gesproken. De heer Besuijen zal nu ook wel moeten erkennen, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 223 Voortgezet op Woensdag 30 October. dat men niet juist sociaal-democraat behoeft te wezen, om voorstander te zijn van de oprichting van een abattoir. Er zijn trouwens abattoirs opgericht in gemeenten, waar geen enkele sociaal-democraat in den Raad zitting had. De opmerkinggericht tot den heer Besuijen geldt evenzeer voor den heer de Jong, die in zijn heele rede heeft geposeerd als sociaal-democraat. Reeds lang vóórdat het woord sociaal-democraat uitgevonden was, was de wenschelijkheid uitgespro ken De Voorzitter verzoekt den heer Duparc dringend niet andexmaal de vexdiensten en de tekortkomingen der verschillende politieke partijen te willen bespreken, doch zich te bepalen tot het onderwerp van beraad slaging. De heer Duparc vervolgt, dat hij nog steeds is voorstander van de oprichting van een abattoir en is van oordeel, dat men niet behoeft te wachten totdat er een wet in het Staatsblad zal zijn ver schenen, die de gemeenten boven zeker getal inwoners tot de oprichting verplicht, gelijk in Duitschland het geval is. De heer de Jong wenscht enkele opmerkingen te maken. De heer Duparc heeft gezegd dat spreker heeft geposeerd als sociaal-democraat en dat hij ids het ware beweerd heeft, dat de sociaal-democraten alleen voorstandex-s zijn van verplichte keuring. Dit is on juist. Spreker heeft gezegd dat het verleidelijk is voor een sociaal-democraat om aan te toonen, dat de tegenwoordige kapitalistische maatschappij de knoeieiij in de hand wei-kt. De heer Beerends heeft beweerd dat spreker de zaak overdrijft. Hij heeft echter niets gegeven dan feiten. Men zou, als de toestand wex-kelijk zoo was, zegt de heer Beerends verder, bevreesd zijn om te leven. Spreker meent dat het andersom moet zijn, hij is bevreesd te sterven. Wat het kostenbezwaar betreft, de gezondheids commissie heeft erkend dat een keuringsdienst reden van bestaan heeft, zoodat de kosten slechts in de tweede plaats in aanmerking komen. De heer Beerends doet opmeiken, dat de heer de Jong schijnt te meenen door spreker te zijn bestreden. Juist het tegenovergestelde is waar. Meer heeft hij willen waarschuwen voor eene overdrijving, die noo- deloos de ingezetenen zoude verontrusten. De heer G- W. Koopmans heeft bij de vorige ge legenheid tegen de oprichting gestemd. De reden hiervan was dat de zaak te duur kwam. De sprong was spi-eker, evenals enkele andere leden, te groot, 't Mag waar zijn dat het program der Vrijzinnig democraten volgens den heer Besuijen meebrengt, dat spreker voor een abattoir moet stommen. Gerust durft hij voor eigen ï-ekening aan dat progi-am toevoegen, dat de vrijzinnig-democraten niet gelooven op gezag, noch zich voor den mast laten binden. De motie gaat spreker te ver. Als zij was inge kleed in den vorm van eene uitnoodiging aan Burge meester en Wethouders om te komen met voorstellen, dan zou spreker er vóór kunnen stemmen. Om nu reeds gedecideerd te beslissen gaat niet aan, daar voor zou spreker eerst meerdere gegevens moeten hebben en dan de tijdsomstandigheden van Leeuwarden nagaan in de hoop, dat die eventueel zoo zijn, dat hij bij de eindbeslissing „vóór" zal kunnon stemmen. Nu zal hij tegen stemmen. De heer Beucker Andreae was, toen de kwestie de vorige maal is behandeld, een voorstander en hij is dat nog. Spreker wenscht ook gaarne mede te werken dat in onze stad een abattoir wordt opgericht. Toch wenscht hij even over de motie te spreken. Hij hoopt dat de heer Besuijen zijn idee overneemt, anders ziet hij zich genoodzaakt een amendement in te dienen. Spreker gelooft met den heer G. W. Koopmans dat de ingediende motie voor verschillende leden wat ver gaat en hij geeft den heer Besuijen in overweging haar aldus te doen luiden de Raad spreekt de wenschelijkheid uit tot de oprichting van een abattoir enz. De heer Besuijen doet opmerken dat het zijne be doeling is den Raad te laten bcsluiteti over de op richting. Dan moeten er voorstellen komen van Burgemeester en Wethouders en zijn de leden vrij hoe daarover te stemmen. Worden die voorstellen verworpen, dan blijft het beginsel onaangetast en moeten Burgemeester en Wethouders met nieuwe voorstellen komen. Spreker heeft geen bezwaar de motie te redigeeren zooals de heer Beucker Andreae dit wenschthij ziet daarin geen verschil, de bedoeling blijft dezelfde. De heer Krijgsman zegt dat wanneer er soms nog leden mochten zijn die twijfelen aan de noodzake lijkheid van de oprichting van een abattoir, hij dezen twijfel zal trachten weg te nemen. Hij kent in Leeuwarden 3 of 4 slagers die geregeld vleesch van slechte kwaliteit van buiten invoeren en dit niet alleen aan hunne klanten, maar ook aan grootere slagers verkoopen. Deze mededeeling kan misschien nog enkelen overhalen. De heer J. Koopmans zegt, dat zooals bekend is, deze zaak niet in het sectierapport is opgenomen, omdat rapporteurs, wetende dat er op dit gebied een wet te wachten is, het beter achtten te wachten tot die wet klaar zou zijn en dit temeer, omdat er zulke belangrijke kwesties aanhangig zijn, als de verplaatsing van het aschland en don bouw of verbouw van de gasfabriek, waardoor de gemeente voor groote uitga ven komt te staan. Spreker, voorstander van het abattoii', heeft voor zich geen bezwaar de wenschelijkheid tot oprichting uit te spreken on hij is van oordeel dat zijn beide mederapporteurs dit met hem eens zijn. Wordt echter de wenschelijkheid tot oprichting uitgesproken, dan geeft spreker in overweging den financiëelen kant der zaak goed onder de oogen te zien, in verband met de andere uitgaven. De heer Komter heeft tegen de beide ingediende voorstellen hetzelfde bezwaar en wel dit, dat bij aan neming de begrooting zal worden belast met onbe kende cijfers, zonder dat do middelen tot dekking zijn aangewezen. Waar, zooals ook al door den heer J. Koopmans is gereleveerd, de gemeente ten behoeve van verschil- lende werken voor groote uitgaven staat, is het te voorzien dat do begrooting al die lasten van rente en aflossing niet zal kunnen dragen. Wat nu het abattoir-vraagstuk betreft, sprekers bezwaren tegen het voorstel van 1903 waren hoofd zakelijk ontleend aan de financiëele berekeningen, waarop dat voorstel steunde. Hij heeft toen gezegd ga eerst eens na hoe de exploitatie-rekening in andere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 18