224 Veislag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907.
Voortgezet op Woensdag 30 Octoher.
plaatsen uitkomt. Spreker kwam hiertoe, omdat bij
de behandeling destijds telkens het denkbeeld op den
voorgrond werd geschoven, dat een abattoir zich zelf
kan bedruipen, zonder noemenswaardige verhooging
van den vleeschprijs. Hij heeft sedert van deze zaak
geen bepaalde studie gemaakt, maar de cijfers, die
hem van elders onder de oogen kwamen, hebben bij
hem het vermoeden versterkt, dat deze bewering niet
opgaat. Er moet beslist geld bij. De vraag hoeveel,
wordt beheerscht door verschillende omstandigheden,
als de uitgebreidheid der inrichting, de retributie
voor het slachten enz.
Waar dus do financiëele zijde van deze zaak in het
duister ligt en de gemeente voor groote uitgaven
staatspreker wijst slechts op uitbreiding der
gasfabriek, schoolbouw voor lager onderwijs, verbou
wing van het stadshuis, verplaatsing van het aschland,
subsidie-aanvrage van de tramweg-maatschappij, zwem
en badinrichting enz., daar is hij van oordeel dat de
Raad moet kiezen welke zaken hij wil laten voorgaan
en derhalve nu geen uitspraak moet doen over de
oprichting van een keuringsbureau en een abattoir.
De hoer Duparc doet opmerken, dat het bezwaar
van den heer Komter hetzelfde is als dat vóór
vier jaren tegen de oprichting van een abattoir werd
in het midden gebracht en dat toen van zooveel in
vloed is geweest op de gehouden stemming. Tegen
over de financieele bezwaren van den heer Komter
echter wenscht spreker er op te wijzen, dat de geschiede
nis der abattoirs in alle plaatsen van Nederland heeft be
wezen, dat er geen tekort behoeft te ontstaan; althans niet
in de eerste paar jaren, omdat men het tekort kan dekken
door verhooging van de retributie. Het gaat er mee
als met de gasfabriek. Daar wordt de gasprijs steeds
zóó geregeld, dat er geen verlies behoeft te worden
geleden, ja zelfs winst wordt gemaakt. Doch al zou
een zekere som betalen, zoodat het financieel bezwaar
wel vervallen zal zijn.
in de eerste paar jaren de gemeente er
eenig geld
moeten bijleggen, al ware hot, om een cijfer te noemen,
5000.per jaar, dan nog zou spreker dit geld uit de
gemeentekas ten offer willen brengen, waar het een
zóó groot belang geldt als de
volksgezondheid.
De heer Lautenbach zegt, dat vier jaar geleden ook
gedebatteerd is over de vraag of een abattoir zich zelf
kan bedruipen. Spreker meent dat dit niet het geval
is, temeer, omdat toen bleek, dat bij meer dan één
opgave van het aantal stuks geslacht vee belangrijke ver
gissingen voorkwamen ook was er te weinig op de
machines afgeschreven.
Eene zeer belangrijke basis van de becijfering be
rustte ook op de export, doch bij de debatten bleek
afdoende, dat die handel alhier zeer miniem is.
Spreker is ten opzichte onzer slagers zeer gerust
en wol voornamelijk, omdat do commissie voor de
strafverordeningen nu reeds 3 jaar bezig is aan eene
verordening, waarbij het toezicht zal worden ver
scherpt. Indien er groote knoeierij bestaat, begrijpt
spreker niet, waarom die verordening zoo lang weg
blijft. Spreker zal niet stemmen vóór een abattoir,
te meer daar cijfers omtrent kosten enz. geheel ont
breken.
De heer Baart de la Faille schaart zich aan de zijde
van de heeren Besuijen en de Jong. Spreker heeft
te allen tijde deze beide zaken verdedigd en waar
hij 4 jaar geleden zelf het rapport omtrent een abat
toir heeft opgesteld, zal hij niet in beschouwingen
treden over de wenschelijkheid van de oprichting.
Een punt wenscht spreker te releveeren, n.l. de
exploitatie-rekening. Hij is het met den heer Duparc
eens, dat een abattoir zich zelf kan bedruipen. Dit
zelfde kan het geval zijn met een keuringsbureau.
Zij, die waren laten onderzoeken, kunnen daarvoor
De heer Besuijen wijst er nog op, dat het uit een
ingesteld onderzoek is gebleken, dat in Duitschland
van de 322 slachthuizen, 300 zich volkomen konden
bedruipen.
In Roermond was het tekort 1600.in Gro
ningen 2500.doch door een kleine verhooging
van het slachtgeld is dit wel terug te krijgen.
Wie geeft als consument niet gaarne 2 ct. per kilo
gram meer voor de zekerheid, zuiver vleesch te eten?
Wanneer de gemeente door de Regeering wordt
verplicht tot de oprichting van een abattoir, moet
zij toch ook betalen. Spreker herhaalt, dat hij
door zijn voorstel alleen meerdere ruimte van handelen
wil geven aan Burgemeester en Wethouders.
Spieker hoort naast zich beweren dat het tegen
woordige aschland een geschikt terrein zou zijn voor
oen abattoir. Misschien een idee om de verplaatsing
van het aschland te combineeren met de oprichting
van een abattoir, maar daarvoor moet dan eerst het
beginselbesluit vallen.
Indien wij geen abattoir krijgen, dan zal do com
missie voor strafverordeningen moeten komen met
eene verordening op de keuring en ook deze keuring
kost geld. Dit is niet op de consumenten te ver
halen, de kosten van een abattoir wel.
Een sterk bewijs dat do oprichting van een abattoir
hoogst noodzakelijk is, heeft spreker gezien in het
uitsteken der vlaggen door de slagers, toen 4 jaar
geleden het abattoir werd verworpen. Toen te Gro
ningen oen abattoir werd opgericht, heeft de Grouin-
ger worstfabrikant Noack zijno inrichting verplaatst
naar Haren.
Het spijt spreker dat de hoer Komter zich nog
verzet. Hij had gehoopt dat deze in de verloopen
4 jaar eens had omgezien naar de exploitatie in
andere gemeenten en daardoor tot andere gedachten
was <rekomen.
De heer Duparc, met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord verkrijgende, zegt dat hij
de opmerking van den heer Lautenbach wel had
verwacht. Toen vier jaren geleden het voorstel van
Burgemeester en Wethouders tot oprichting van een
abattoir werd afgestemd, begreep de meerderheid dat
er toch iets moest worden gedaan om te komen tot
een betere vleeschkeuring dan wij nu hebben. Daar
om deed zij een voorstel, dat ook werd aangenomen,
om een verscherpte verordening op de keuring van
vleesch te ontwerpen. Burgemeester en Wethouders
hebben de zaak toen gebracht bij de gezondheids
commissie, die na een uitgebreid onderzoek, een
ontwerp-verordening inzond, welke daarna in handen
van de commissie voor het ontwerpen van strafver
ordeningen werd gesteld. Gelijk men echter zal
weten, werd in 1906 bij de Tweede Kamer aange
bracht een wetsontwerp, waarbij de keuring van voor
het buitenland bestemd vleesch verplicht werd ge
maakt. In en buiten de Kamer werd er toen op
gewezen dat het noodig was te zorgen, niet alleen
voor de magen dor Engelschen, maar in niet mindere
mate voor die van de eigen ingezetenen. Uit het
later voorgevallene was genoegzaam op te maken,
dat, na vaststelling van de genoemde wet sedeit
in het Staatsblad verschenen een ontwerp van
soortgelijke wet voor Nederland zou worden aange
boden. In afwachting hiervan heeft do verordenings
commissie gemeend do zaak voorshands te moeten
laten rusten, omdat een plaatselijke verordening in
gevolge art. 151 der gemeentewet zou ophouden te
gelden, zoodra in het onderwerp door een wet was
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 225
Voortgezet op Woensdag 30 October.
voorzien. Uit door spreker toen te 's Gravenhage
uit betrouwbare bron ingewonnen berichten was hem
gebleken, dat een wetsontwerp voor Nederland spoedig
was te verwachten. Uit laatste nu is bevestigd in
de jongste troonrede, waarbij toezegging is gedaan
dat in dit zittingsjaar zoodanige wet voor Nederland
zal worden ingediend. Volgens spreker zal men nog
een poosje geduld moeten oefenen.
Dc heer de Jong wijst er op, dat de heer Komter
nog op het kostenbezwaar stuit, n.l. dat het niet
bekend is welke kosten het voorstel meebrengt. In
spreker's motie echter wordt alleen de wenschelijkheid
uitgesproken tot oprichting van een keuringsbureau,
zonder den termijn te noemen, binnen welke het moet
zijn opgericht. Burgemeester en Wethouders hebben
den tijd na te gaan waar het geld vandaan moet komen.
Er zijn nog bronnen van inkomsten. Als men b.v. do
progressie wat sterker maakt en de groote inkomens
wat sterker aanpakt, komt er wel geld. Het doet
spreker genoegen, dat ook de heer Baart de la Faille
heeft erkend, dat het kostenbezwaar niet meer kan
gelden.
De heer OosterhofF verkeert in eene moeilijke positie.
Voor zoover hij de zaken thans kan beoordeelen,
hebben beide voorstellen zijne sympathie. Deze bestaat
echter bij onvoldoende kennis der zaak en hij schaamt
zich niet dat te erkennen, waar hij de vroegere be
handeling van het voorstel niet heeft mede gemaakt.
Zou men nu niet tot het beoogde resultaat komen
door de voorstellen zoo te wijzigen, dat aan Burge
meester en Wethouders werd opgedragen een onder
zoek in te stellen en zoo spoedig mogelijk den Raad
van advies te dienen Hierdoor krijgen de leden,
die nog niet goed op de hoogte zijn, gelegenheid de
zaak beter te bestudeeren.
De heer Lautenbach is blij dat de heer Duparc
zich heeft uitgesproken. Spreker is echter van oordeel
dat het niet zeker is, dat het door den heer Duparc
bedoelde wetsontwerp in behandeling komt of aan
genomen wordt. Waar hij niet kan of mag veronder
stellen dat de commissie met de volksgezondheid
heeft gespeeld, komt hij tot de gevolgtrekking, dat,
waar de commissie inzage krijgt van de staten van afgo-
keurd vleesch enz., de toestand niet verontrustend is.
Waar dan alzoo de commissie niet overtuigd schijnt
van de noodzakelijkheid eener verscherpte keuring,
gaat zij zich nu nog aan een stroohalm vastklemmen,
waarvan een zeker dichter zong
Ik houd maar alles vast.
Dat strekt U niet tot eer,
Wie toch den rotssteen heeft,
Hangt aan geen stroohalm meer.
Niemand zal nu beweren dat het wetsontwerp op
een rots gelijkt.
Wat de cijfers betreft, waartegen door den heer
Komter bezwaar is gemaakt, spreker meent dat men
op die officieuse cijfers niet te veel moet afgaan, te
meer, daar indertijd door den heer Middelkoop er op
is gewezen, dat er eene vergissing had plaats gehad.
Van de eene zijde werd onder anderen beweerd
dat de export.slagerij zou toenemen, van een anderen
kant werd beweerd, dat dit een droombeeld is.
Vast staat intusschen dat de prijs van het vleesch
bij een abattoir hooger wordt en het meest hen zal
drukken, die het 't minst kunnen missen; dat de invoer
van minderwaardig vleesch niet kan worden voor
komen en de slagers uit de naburige gemeenten
een aan de onzen eene vernietigende concurrentie
zullen aandoen.
Do heer Besuijen geeft te kennen, dat het hem
alweer blijkt dat hij goed heeft gezien met te be
weren dat, als er één wethouder zich tegen eene zaak
verklaart, er 99 kans is dat zij het alle drie doen.
Dit maakt spreker op uit het door den heer Ooster-
hoff gesprokene. Deze heeft toch gezegd dat er
verschillende leden zijn, die zich niet zullen kunnen
uitspreken, omdat zij niet in de zaak zitten. Vier
jaar geleden nu is deze kwestie ampel besproken in
de sectiën en in de Memorie van Antwoord, waarop
een nieuw aanvullend rapport verscheen, en weer
een Memorie van Antwoord kwam. De heeren die
de behandeling hebben meegemaakt, weten wel waar
het om gaat, de anderen hebben zich, behalve de
heer Hartelust, van wien spreker het nog niet weet,
doen kennen als voorstanders.
Spreker beweert dat een verscherpte keuringsdienst
meer uitgaven vordert.
Wat het standpunt van den heer Middelkoop
aangaat, spreker heeft indertijd in „De Volksstrijd"
met cijfers duidelijk gemaakt, dat het absoluut ver
keerd is eerst af te lossen en dan ook nog af te schrijven.
In eene politieke vergadering heeft de heer Middelkoop
zich den steun willen verzekeren van don heer Tak.
Deze echter begreep dat er eene vergissing in het
spel was en do heer Middelkoop kwam bekaaid weg.
Men ziet, dat de financieele kant der kwestie geen
groot gewicht in de schaal legt.
Een verscherpte keuring kost gold en als het
wetsontwerp tot wet verheven wordt, komt de ge
meente evengoed voor groote uitgaven te staan.
Spreker begrijpt dan ook do bezwaren tegen do
motie, waar toch geen abattoir, maar slechts voorstellen
uit voortkomendan ook in het geheel niet. Alleen
het beginsel wordt vastgesteld. Daarna moeten Bur
gemeester on Wethouders met voorstellen komen, die
bij verwerping door andore moeten worden ver
vangen.
De heer Schoondermark doet opmerken dat dooi
den heer Besuijen is gezegd stemt één wethouder
tegen, dan doen zij dit alle drie. Die bewering gaat
toch wel wat ver. Elk heeft zijn eigen opinio, waar
voor hij wel durft uitkomen. De heer Besuijen hoeft
toch zoo straks bij het voorstel van den heer G. W.
Koopmans ten opzichte van de walbeschoeiïng op
Wijlaarderburen gezegddit voorstel komt zoo on
verwacht in den Raad, dat ik tegen moet stemmen.
Wat is er tegen, de zaak te behandelen zooals de
heer Oosterhoff het voorstelt De zaak is daarmee
toch niet van de baan. Spreker geeft den heer Besuijen
do verzekering dat hij spreker die destijds
sterk tegen de oprichting van een abattoir was, nu
misschien kan omdraaien als een onderzoek is inge
steld en hij zich kan ovortuigen. Nu zal spreker
tegen stemmen.
Het is dus in het belang van de zaak, als de heer
Besuijen ingaat op hetgeen door den heer Oosterhoff
is gezegd, om n.l. Burgemeester en Wethouders een
onderzoek op to dragon.
De heer Menaida sluit zich bij den heer Schoon
dermark aan en wil alleen hetgeen door den heer
Oosterhoff is gezegd, belichamen in eene motie. Spreker
zal beslist tegen de motie-Besuijon stemmen, want
hij wenscht zich niet te binden. Indertijd heeft
spreker tegen het abattoir gestemd, omdat hij zich
eerst wilde overtuigen van de waarheid der bewering,
dat een abattoir zich zelf kan bedruipen.
Spreker heeft de eer de volgende motie in te dienen:
De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit,
hunne meening over de wenschelijkheid van een ge
meentelijk abattoir en over een verbeterden gemeen
telijken keuringsdienst van levensmiddelen en binnen
niet al te langen tijd aan den Raad mede te deelen.
De heer Duparc heeft, met vele andere leden van