226 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. Voortgezet op Woensdag 30 October. den Raad, een gevestigde meening over de wensche- lijkheid van de oprichting van een abattoir, zoodat hij niet behoeft te weten, hoe het tegenwoordige college van Burgemeester en Wethouders er over denkt. De heer G. W Koopmans geeft te kennen dat er tijd voor noodig is om van een Saulus een Paulus te worden. Hij gaat met de motie-Menalda moe, ook met het oog op de afwezigheid van enkele raads leden. Het voorstel is van zoo ver strekkende ge volgen op financiëel en sociaal gebied, dat ook deze heeren hun oordeel er wel over mogen laten gaan. De heer Hartelust heeft van den heer Besuijen gehoord, dat deze nog niet wist hoe hij spieker over deze zaak dacht. Spreker is van oordeel dat zijne meening ten duidelijkste is gebleken uit hetgeen door zijn mede-rapporteur, den heer J. Koopmans, is zegd. Deze toch heeft gesproken namens rapporteurs. De Voorzitter ziet zich verplicht nog een enkel woord te spreken naar aanleiding van de ingediende motie ton opzichte van een abattoir. Spreker staat daarbij op het aangename standpunt dat hij te dezer zake geen antecedenten heeft, daar hij, toen de abat- toirquestie hier werd behandeld, nog niet voorzitter dezer vergadering was bovendien ziet hij in het feit der indiening dezer motie, althans voor zich zeiven, niet de minste aanleiding om zich over do al of niet wenschelijkheid van de oprichting van een abattoir te gaan verklaren. Doch spreker heeft tegen de wederopvatting dezer zaak, zoo kort nadat daarover door deze vergadering eene beslissing werd genomen, een ornstig bezwaar. Het is van algemeene bekendheid dat, zoo dikwijls in eenige gemeente de quaestie der oprichting van een abattoir bij den Raad in behandeling kwam, zulks aanleiding hoeft gegeven tot beweging van vóór- en tegenstanders. Er trad een tijd van onrust in. Zoo ging hot ook destijds hier ter stede en eerst toen eindelijk op 8 Maart 1904 de beslissing viel en met 14 tegen 9 stemmen verworpen werd het voorstel tot oprichting van een gemeentelijk abattoir, kwam er een einde aan den opgewonden gemoedstoestand van velen en keerde de rust terug. De burgerij heeft er recht op dat men ten minste van do zijde van haar bestuur haar die rust niet telkens weder ont neemt. En men verstoort noodeloos die ïust, die toch een behoefte is voor ieder die eigen of anderer belangen heeft te behartigen, waar men, zonder eenigen aandrang van de zijde dier burgerij, de questie op nieuw aan de orde stelt, met geen ander beroep dan op de gewijzigde samenstelling dezer vergadering. Tegenover dat beroep plaatst spreker zijne opvat ting dat de Raad niet is eene politieke vergadering en zoo hij dat al zoude willen zijn, dat dan toch de questie van een openbaar slachthuis niet is eene zaak van politieke strekking. Daartegenover gaat dus een beroep op de gewijzigde samenstelling, waarmede do heer Besuijen scheen te bedoelen de verkiezing van vier sociaal-democraten tot leden dezer vergadering, niet op, te minder waar noch die verkiezing, noch eenige verkiezing sedert 1904, beheerscht werd door den „cry" vóór of tegen een abattoir. Trouwens de Raad is als lichaam, als overheid, een abstract be grip, dat geen wijziging ondergaat, ook al worden enkele leden door anderen vervangennu en toen vertegenwoordigt hij dezelfde burgerij en tegenover deze heeft hij in zijne houding ten opzichte van groote vraagstukken die vastheid te toonen, die alleen in staat is vertrouwen in de overheid te scheppen. Van bestuursstandpunt is dus het wederopvatten van eene zaak die zóó kort geleden beslist werd, niet to verdedigen, en allerminst te verdedigen, waar die wederopvatting tot hernieuwde onrust bij do tot rust gekomen gemoederen aanleiding kan geven. Spreker wil niet eindigen zonder den leden de bekende regels boven de deur der eerste klasse wachtkamer van het Centraalstation te Amsterdam in hot geheugen te hebben geroepen „De wereld wordt beheerscht door zucht naar rust en orde „Maar als een bliksem slaat beweging er door heen; „Dan komt er vruchtbaarheid, daar nieuwe groei uit worde". Welnu, die beweging sloeg er in 1904 doorheen, maar daarmede heeft zij haar taak volbrachtin het belang van den nieuwen groei worde do rust en orde niet door te dikwijls herhaalden bliksem verstoord. De heer Menalda sluit zich bij deze woorden aan. Ook hij gelooft dat de verkiezing van 3 sociaal democraten geen reden is het voorstel betreffende het abattoir weer ter tafel te brengen. Waar zouden wij heen als dit meer gebeurde Dan zou er nooit rust komen en rechtszekerheid zou niet bestaan. Nut eens is spreker het met de meening, dat er geene aanleiding zoude zijn opnieuw met een voorstel tot oprichting van een abattoir te komen, waaronder de leden, dio daar destijds tegen hebben gestemd, waren, die eerst de finantiëele resultaten daarvan in andere gemeenten wensohten af te wachten, zooals spreker. Het is alleen de vraag of er genoeg tijd verstreken is om dit nu reeds te kunnen doen. De heer Besuijen geeft te kennen dat die vastheid van lijn bij het Dagelijksch Bestuur wol iets te wen- schen overlaat. Spreker herinnert aan het besluit om bij de Tweede Kamer te adresseeren in verband met do geschiedenis der Woningvereeniging Leeuwarden. Verder, hoe toen 14 dagen later van het Dagelijksch Bestuur aan den Raad werd verzocht het voorstel in te trekken, omdat het tegen den zin van dat college was. Overigens meent spreker dat 4 jaar rust voldoende is, want rust, roest. Er is onrust van vleesch bij de consumenten. Bij hen moeten wij een betere rust brengen dan do rust van het niets-doen. Spreker blijft er bij dat er te dezen opzichte wel degelijk sprake is van eene kentering in de meening der burgerij, omdat de sociaal democraten de abattoir-kwestie bij de verkiezingen in hun program hadden en dit nooit onder stoelen en banken staken, zooals de vrijzinnig-democraten. Zelfs is aan do ontrouw der vrijzinnig-democraten aan hun program een hoofdartikel gewijd in het sociaal-demo cratische dagblad „Het Volk". In „de Kroniek" en zeer waarschijnlijk ook in „de Volkscandidaat" is de kwestie ruimschoots publiek besproken. De beraadslaging wordt gesloten en tot stemming overgegaan. De motie-de Jong wordt aangenomen met 13 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Krijgs man, Zandstra, Lautenbach, de Jong, Duparc, Besuijen, J. Koopmans, G. W. Koopmans, Hartelust, Haver- schmidt, Feitz en Baart de la Faille. Tegen de heerenOosterhoff, Schoondermark, Komter, Wilholmij en Menalda. De heer Beerends heeft intusschen de vergadering verlaten. De motie-Besuijen wordt aangenomen met 10 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, Krijgs man, Zandstra, do Jong, Duparc, Besuijen, J. Koop Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 227 Voortgezet op Woensdag 30 October. mans, Hartelust, Haverschmidt en Baart de la Faille. Tegen de heeren Lautenbach, Oosterhoff, Schoon dermark, G. W. Koopmans, Komter, Wilhelmij, Menalda en Feitz. De volgnos. 169178 worden ongewijzigd goed gekeurd. De Voorzitter stelt voor de vergadering te schorsen tot H/4 uur 's nam. Dienovereenkomstig wordt besloten. Na heropening komt aan de orde Volg. 179. Kosten van politie f 49081. De heer Besuijen stelt bij dezen post voor om „de politiedienaren ten opzichte van gratificaties bij dienst- jubilea gelijk te stellen met gemeente-werklieden en volgno. 179 met ƒ25.— te verhoogen." De gemeente arbeiders, die 25 dienstjaren hebben, ontvangen eene gratificatie van t' 25.-—, een jubileumgeschenk. Het blijkt echter dat Burgemeester en Wethouders hebben aangenomen, dat de politie niet in die bepa ling deelt, tenminste de politiedienaar Kramer, die 25 jaar dienst had en steeds tot genoegen van zijne superieuren werkzaam was, kreeg wel den titulairen rang van brigadier, maar geen gratificatie. Men voelt ongetwijfeld de schromelijke onbillijkheid, die hierin steekt en vraagt zich af, wat voor verschil er voor de gemeente bestaat tusschen een politiedienaar, die 25 dienstjaren telt en oen stadstuinman. Om de kosten behoeft men de billijkheid niet achter de deur te zetten. De aanhoudende mutatie onder de agenten maakt do dienstjubilea tot een groote zeldzaamheid. Het voorstel wordt ondersteund en met algemeene stemmen aangenomenalzoo is besloten, volgno. 179 met 25.te verhoogen en vast te stellen op 49106.—. Volgnos. 180182 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 183. Bureaukosten voor den gemeente-ont vanger 1250.—. De heer Lautenbach wenscht dezen post met ƒ500.— te verlagen, ten einde gedekt te zijn, als Gedepu teerde Staten, tegen het advies van den Raad in, het tractement van den ontvanger met 500.verhoogen. De Voorzitter doet opmerken dat de Raad den gemeenteontvanger heeft aangesteld op eene toelage voor bureaukosten van ƒ1250.—. Het besluit bestond ook, toen de tegenwoordige titularis zijn ambt aan vaardde, zoodat ei' voor den Raad geen reden bestaat thans den post to verlagen. Eerst wanneer door Gedeputeerde Staten de jaarwedde mocht worden verhoogd, zou er voor den Raad aanleiding kunnen bestaan te overwegen of in de verhoogde jaarwedde de ontvanger eene zoodanige belooning vindt, dat de toelage kan worden verminderd. De heer Lautenbach trekt na deze inlichting zijn voorstel in en zal afwachten hoe de zaak loopt. De heer G. VV. Koopmans vraagt, als Gedeputeerde Staten vóór 1 Januari besluiten, is er dan ook nog wat aan te doen? Tot toelichting wil spreker zeggen dat hij vóór de laatste benoeming van een gemeenteontvanger aan het mederaadslid, den heer Feddema, als zijne meening te kennen gaf, dat de betrekking van ontvanger goed beloond werd. Dit deelt spreker mede om te voor komen, dat hij in een scheeve positie komt te staan. De heer Duparc weet als provinciaal ambtenaar niets van de zaak. Ware het zóó, dan zou hij zich niet in het debat hebben gemengd. De heer Koop mans loopt echter op de zaak vooruit. De besluiten van Gedeputeerde Staten tot verhooging van de jaar wedden der gemeente-ontvangers zijn er nog niet en, om te kunnen in werking treden, moeten zij door de Koningin worden goedgekeurd. Zoolang dit niet is geschied, heeft de Raad zich in deze aangelegenheid niet te mengen. De Voorzitter is van oordeel, dat de Raad bevoegd is de toelage te verminderen, als door verhooging van jaarwedde aan dien ambtenaar eene zoodanige belooning zou worden toegekend, dat hij daaruit een deel der kosten van zijn bureau zou kunnen bestrijden. Dit zou ook het geval zijn, als sprekers lievelings denkbeeld werd vervuld en het bureau van den ge meenteontvanger in het stadhuis gevestigd werd. In dit geval zou spreker kunnen medewerken tot een voorstel tot vermindering der toelage. Maar thans bestaat daartoe niet de minste aanleiding. De heer G. W. Koopmans meent dat het niet moge lijk is den post in 1908 te verlagen, als deze begroo ting is vastgesteld en door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. Kan dat, dan legt hij er zich thans bij neer. Volgno. 183 evenals no. 184 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 185. Kosten van qaarderinq der bruqqelden f 5694.—. De heer Krijgsman doet opmerken dat de brugwach ters te Leeuwarden in een ongunstige positie verkeeren, want zij hebben nooit een vrijen dag. Altijd hebben zij dienst, alleen Zondags onder kerktijd van 912 en van 5— 8 zijn ze vrij. Buiten die kerkuren hebben zij weer dienst en op gewone dagen van 5 uur voor middags tot 10 uur namiddags, terwijl, als er's nachts nog schepen door de brug moeten, zij ook het bed worden uitgehaald. Door de vereeniging van gemeentewerklieden is verzocht verbetering in dien toestand te brengen. Enkele veranderingen zijn aangebracht, hierin be staande dat op de le en 2e kanaalbruggen 3 dagen li- O per week een vaste hulp is van 6—8. Bij de Noor- der-, Wirdumerpoorts- en Vrouwenpoortsbrug is Vrijdags een kettingtrekker aangesteld. Bij de Ververs- brug is geen hulp. Door deze verbeteringen is de diensttijd der brugwachters echter niets veranderd. Zij moeten ook op die dagen den geheelen dag op de brug blijven. Zij hebben geen heelen vrijen dag. Dat zij's avonds na 10 uur moeten draaien, gebeurt ook nog al eens. De melkboot van de fabriek voor gecondenseerde melk vaart 's avonds to ll1 uur nog door 4 bruggen. Do wachters zijn genoodzaakt tot 1 lx/2 uur op te blijven en hebben dan dus slechts 5^/2 uur nachtrust Dit is te kort. Hot werk der brugwachters is ver moeiend en zenuwachtig. Do brug mag niet to laat open, dan kan er botsing met de schepen ontstaan, niet te vroeg, dan moet het publiek zoo lang wachten. De brugwachter zit dus altijd tusschen twee vuren in. Een vrije dag per week is dan ook een eerste eisch. Dat het werk van den brugwachter van invloed is op zijn gezondheidstoestand kan blijken uit het feit, dat een paar betrekkelijk nog' jonge mannen, reeds van betrekking zijn veranderd. Slechts bij één brug, die over de Harlingervaart, liceft men tweo brugwachters. Het geld, dat het gemeentebestuur uitgeeft voor vaste hulp en kettingtrekkers, kan vol gens spreker, gedeeltelijk anders worden besteed, door een reserve-brugwachter to benoemen, die do anderen kan vervangen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 20