8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan A. R. Ferwerda, onderwijzer aan gemeenteschool no. 1, op zijn verzoek als zoodanig eervol ontslag te verleenen. 190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 1. N. H. van der Meulen. 2. D. Blanson Henkemans. 8. J. D. Nolet. b. Vacature N. H. van der Meulen 1. O. Plantenga. 2. H. de Jong. 3. J. L. van Sloterdijck. De heer de Jong heeft met leedwezen de aanbeve ling gezien. Alle aanbevolen personen behooren tot den meer gegoeden stand, terwijl spreker van oordeel is dat bij de Stads-Annenkamer de arbeiders de aan gewezen personen zijn. Tegen de aanbevolen per sonen zelf heeft spreker niets, maar, omdat zij voort komen uit de bezittende klasse, kunnen zij er niet over oordeelen, wat armoede is. De arbeiders daaren tegen kennen de armoede, zij hebben die maar al te dikwijls aan den lijve ondervonden. Spreker vindt het jammer, dat de ai-beiders, die het meest bij deze j zaak zijn geinteresseerd, zoo angstvallig worden buitengesloten. Dat negeeren van de arbeiders komt i niet te pas. Zij moeten vooral in deze zaak mede- zeggingsschap hebben. Spreker protesteert, ook na mens zijne partijgenooten, ten sterkste tegen deze stelselmatige uitsluiting. Hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders zich zullen opwerken tot zulk een hoogte van onbevangen heid, dat zij ook aan arbeiders medezeggingschap willen geven. De Voorzitter heeft den heer de Jong niet willen interrompeeren, maar wijst er op, dat dit raadslid vecht tegen iets, waartegen niet gevochten behoeft te worden. De leden zijn volkomen vrij, want wat hun is aangeboden, is eene aanbevelingZijn de leden van oordeel, dat de aanbevolen personen niet de meest aangewezenen zijn, welnu, zij stemmen anderen, die zij meer geschikt achten. De Raad heeft gewild dat de Voogden der Stads- Armenkamer eene aanbeveling zouden indienen van 8 personen. Daaraan is door de Voogden voldaan. Van protest kan dus geen sprake zijn. De heer De Jong betreurt het dat door de Voogden alleen meergegoeden worden aanbevolen. Spreker en zijne partijgenooten zullen zich het recht voorbehouden te stemmen buiten de aanbeveling om. Voor de vacature-Hartelust zijn uitgebracht 18 stemmen, verdeeld als volgt de heer N. H. van der Meulen 10 stemmen. S. Witteveen 5 B. Hartelust 1 stem. J. D. Nolet 1 terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer N. H. van der Meulen is alzoo benoemd. 3. Benoeming van eene voogdes en een voogd van het Nieuwe Stads- Weeshuis, wegens periodieke aftreding van mevrouw J. SprengerKnorre en mr. B. W. N. Servatius. De aanbeveling bestaat uit a. voor de vacature mevr. J. SprengerKnorre 1. mevr. J. SprengerKnorre. 2. D. GockingaAlberda. 3. SchreuderFynvandraat. b. voor de vacature mr. B. W. N. Servatius, die verzocht heeft niet meer voor eene herbenoeming in aanmerking te komen 1. mr. J. Tjebbes. 2. J. A. Smits. 3. L. L. baron van der Feltz. Voor de vacature mevrouw Sprenger-Knorre zijn uitgebracht 19 stemmen, te weten op mevrouw J. SprengerKnorre 12 stemmen, Stellingwerf-Jentinck 6 Besuijen 1 stem. zoodat benoemd is mevrouw J. SprengerKnorre. Voor de vacature-van der Meulen zijn uitgebracht 19 stemmen te weten: op den heer O. Plantinga 12 stemmen. S. Tiemersma 6 terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De Voorzitter deelt mede, dat, hoewel slechts 18 leden aan de stemming hebben deelgenomen, 19 briefjes in de bus zijn gevonden. Daar dit echter niet van invloed is op den uitslag, stelt spreker voorden heer O. Plantenga als de benoemde te verklaren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Voor de vacature Mr. B. W. N. Servatius zijn uit gebracht 19 stemmen, te weten op den heer mr. J. Tjebbes 11 stemmen, H. Tiemersma 2 op elk der heeren J. A. Smits, J. D. Krijgsman, en L. L. baron van der Feltz 1 stem, terwijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd. De heer Mr. J. Tjebbes is alzoo benoemd. De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen den heer Mr. B. W. N. Ser vatius, die sedert 27 November 1879, dus gedurende 28 jaren, welwillend de voogdij op zich heeft geno men, 's Raads dank te betuigen voor de diensten, door hem gedurende dat lange tijdperk aan de ge meente bewezen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 4. Benoeming von twee leden der Commissie %>an Toezicht op het Lager Onderwijswegens periodieke af treding van de heeren Br. H. F. Th. Ringnalda en A. Engelsman. De aanbeveling bestaat uit a. voor de vacature-Ringnalda 1Dr. H. F. Th. Ringnalda 2. Mr. A. Menalda 3. Mr. P. C. J. A. Boeles. b. voor de vacature-Fngelsman 1. A. Engelsman; 2. A. de Weerd 3. Mr. J. H. Beucker Andreae. Voor de vacature-Ringnalda zijn uitgebracht Op den heer Ringnalda 12 stemmen, n Krijgsman 6 Menalda 1 zoodat benoemd is Dr. H. F. Th. Ringnalda. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 191 Voor de vacature-Engelsman zijn 16 stemmen op dezen uitgebrachtterwijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd. De heer A. Engelsman is alzoo benoemd. 5. Benoeming van een onderwijzer aan gemeente school no. 8, vacature W. van der Woude. De voordracht luidt 1. A. Okkinga te Holwerd. 2. W. S. Annema te Leeuwarden. 3. M. H. Visser te Idskenhuizen. Op den heer A. Okkinga zijn 18 stemmen uitge bracht tegen 1 op den lieer M. H. Visser, zoodat eerstgenoemde benoemd is. 6. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek der begrooting van het Nieuwe Stads- Weeshuis, dienst 1908. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der begrooting in ontvang op 24456.53s, in uitgaaf op 24456.met een batig saldo van 0.53s, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek der begrooting van de Stads Bank van Leening, dienst 1908. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der begrooting tot een bedrag van 5230. wordt met algemeene stemmen aangenomen. Met algemeene stemmen wordt besloten aan den heer A. R. Ferwerda, onderwijzer aan gemeenteschool no. 1, overeenkomstig zijn verzoek als zoodanig eervol ontslag te verleenen met ingang van 1 December 1907. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan K. van Oostrum, eervol ontslagen doodgraver op de algemeene begraafplaats, een pensioen uit de gemeentekas toe te kennen. Dit voorstel luidt als volgt Bij ons is ingekomen een adres van K. van Oos trum alhier, houdende verzoek hem, op grond van ouderdom en lichaamsgebreken, eervol ontslag te ver leenen als doodgraver op de algemeene begraafplaats, onder toekenning van pensioen. Uit het hierbij overgelegde rapport van den genees heer-directeur van het Stads-Ziekenhuis blijkt, dat adressant lichamelijk ongeschikt is om zijne betrekking verder naar behooren waar te nemen. Op grond daarvan is hem dan ook bij ons besluit van heden, in afschrift hierbij gevoegd, eervol ontslag uit die betrekking verleend, met ingang van 1 De cember e.k. Volgens art. 1 der verordening (Gemeenteblad no. 32 van 1S93), komt adressant in aanmerking voor pensioen vanwege de gemeente, waarom wij onder overlegging van een staat waarin het pensioen is berekend, dat hem krachtens de artikelen 35 der aangehaalde verordening kan worden toegekend, de eer hebben U voor te stellen te besluiten aan K. van Oostrum, met ingang van den datum, waarop hem eervol ontslag uit zijne betrekking is verleend, een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 282.—. De beraadslaging wordt geopend. De heer Lautenbach zal over het voorstel om aan van Oostrum 282.pensioen te verleenen, niet spreken. Dit voorstel is volkomen correct. Van Oostrum is echter 72 jaar oud en heeft altijd uitstekend zijn plicht gedaan. Door treurige familie omstandigheden is hij echter niet in staat geveest een stuivertje over te leggen, zoodat hij, naar sprekers oordeelop den avondstond van zijn leven arm aan den dijk komt te staan. Spreker stelt daarom voor hem eene jaarlijksche gratificatie toe te kennen van 118.dan kan hij op bescheiden voet leven. De heer Zandstra ondersteunt het voorstel van den heer Lautenbach. De Voorzitter moet tegen aanneming van dit voor stel ernstig waarschuwen. Van het oogenblik af dat de Raad eene pensioen-verordening in het leven riep, alzoo voor zich zeiven vaste lijnen trok waarnaar hij onder verschillende omstandigheden het pensioen zou bepalen, is er geen plaats meer voor beschouwingen of dat pensioen voldoende is voor hem aan wien liet wordt uitgekeerd. De letter der verordening dient gevolgd en daarnaast moeten alle gevoelsargumenten zwijgen. Het bedrag van het pensioen berust op twee fundamentendiensttijd en salaris. Is het in verband daarmede juist berekend, dan mag niet be proefd worden het langs don weg der gratificatie te verhoogen. Het gevaar dat men dien weg op wil gaan, wordt niet denkbeeldig meer.. Spreker ontraadt den Raad ten sterkste op het voorstel van den heer Lautenbach in te gaan. De heer Lautenbach heeft met dubbel genoegen het voorstel gedaan, omdat van Oostrum indertijd een ongeluk heeft gehad in- en door den dienst. Hij heeft er niet op gelet en daarvan geen geneeskundige ver klaring gevraagd. Zouden er in een dergelijk geval van de 100 menschen geen 90 zijn geweest, die een geneeskundig advies hadden uitgelokt? Van Oostrum heeft dit niet gedaan. Treurige familieomstandigheden hebben het overige voltooid, zoodat hij, omdat hij de gemeente niet heeft willen gebruiken als een melkkoe, thans dubbel schade lijdt. De heer Schoondermark zegt dat de heer Lautenbach het doet voorkomen, alsof de soliditeit van van Oos trum verhoogd wordt door het feit, dat hij niet direct hulp heeft ingeroepen. Spreker wil niet op de soli diteit van van Oostrum afdingen, maar deze wist, dat, als hij direct hulp had ingeroepen, dat hem ten goede was gekomen. Valsche schaamte heeft hem echter weerhouden. Daarvoor moet hij nu boeten. Spreker is van oordeel, dat de door den heer Lauten bach aangegeven weg niet moet worden bewandeld, want dan komt de Raad telkens voor het feit eene toelage te moeten verleenen boven het pensioen. De heer Burger hoort zoo iets van eene bevestiging van wat door den heer Lautenbach is medegedeeld. Spreker begrijpt echter de porté van de zaak niet. Hij hoort dat van Oostrum een ongeluk heeft gehad en dat, als hij er werk van had gemaakt, de toestand nu anders zou zijn. Spreker zou daarom wenschen beter te worden voorgelicht en vraagt of er ook be zwaar bestaat dat Burgemeester en Wethouders de zaak tot zich nemen en aan den Raad rapport uit brengen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 2