194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907.
verslag inderdaad is opgenomen alles wat op pag.
328 der nota staat, verder wat vermeld is bij nos. 88,
124, eerste zin; 129, 2e al.142, laatste zin144, laat
ste lid; 169, laatste lid; 179, eerste lid.
Alle punten, die daarin genoemd staan, zijn in het
sectie-verslag aangeroerd. Spreker herhaalt dat het
lang niet zoo fraai door rapporteurs is weergegeven
als het door de heeren is gezegd, maar hij gelooft
toch dat het voldoende is om eene vruchtbare dis
cussie te kunnen uitlokken, ook zonder dat de nota
der vier heeren eene verbeterde redactie had gegeven.
Maar wat erger is, de nota is ten deele omvaar.
Onwaar is dat verschillende opmerkingen, die nu in
de nota zijn opgenomen, werkelijk in de sectiën zijn
gemaakt. Spreker noemt de volgnummers 82 en 121
der nota, 124 tweede zin, 129 eerste en laatste alinea,
179 tweede en derde alinea. Al deze punten zijn door
geen enkel raadslid in de sectiën ter sprake gebracht
en nu is het toch inderdaad wel wat erg, rapporteurs
op grove en laatdunkende wijze te verwijten dat zij
in hun rapport geen melding hebben gemaakt van
niet gemaakte opmerkingen.
Zondert men nu die onjuiste en onware opmerkingen
uit, dan blijven er nog precies 7 over, waarvan rap
porteurs in hun verslag geen melding maakten.
Het zij spreker vergund deze 7 niet genotuleerde
opmerkingen even nader te bespreken en mede te
deelen waarom die niet in het verslag zijn opgenomen.
Ie. Pagina 324, 2e alinea van boven. In de le sectio
is inderdaad gesproken over eene raadscommissie voor
de financien. Er waren sommigen, die eene commissie
van voorbereidinganderen, die eene commissie van
bijstand wenschten. Men merkte echter op dat de
tegenwoordige wethouder van financiën wel geneigd
scheen eene zoodanige commissie in het leven te
roepen.
Daarom oordeelde men het kiescher dat zij niet door
den Raad aan dien wethouder werd opgedrongen, doch
wilde afwachten of de wethouder zelf niet een voor
stel aan den Raad zou doen tot instelling van eene
commissie voor de financiën. Datzelfde gevoel van
kiesclihoid heeft rapporteurs weerhouden van deze
zaak melding te maken, hoewel ook zij het donkbeeld
wel genegen waren.
2e. Pagina 324 3e alinea van boven (loodhoudende
verven). Dit punt hebben rapporteurs verzwegen
vooreerst omdat het, als botreffende bepalingen in
bestekken thuis behoorende, aan Burgemeester en
Wethouders moet worden overgelaten en in de 2e
plaats omdat dit punt toch eerstdaags aan de orde
komt bij de behandeling van desbetreffende adressen.
3e. Volgno. 142.
Waar de meening, dat het salaris voor den lsten en
2en klerk te laag geacht werd, in de sectie dadelijk is
beantwoord met de afdoende opmerking dat de titu
larissen het maximum van het bij de verordening
vastgestelde salaris genieten, daar dachten rapporteurs
dat dit punt als afgedaan moest worden beschouwd.
4e. Yolgno. 169 alinea 1 (abattoir).
Dezelfde reden die spreker zooeven noemde, gaf
rapporteurs aanleiding om ook dit punt onvermeld te
laten, daar toch werd gewezen op de aangekondigde
wet, waarbij oprichting van abattoirs verplichtend
wordt gesteld.
5e. Yolgno. 201 (meisjesschool).
Alweer hetzelfde geldt hier. Waar geantwoord
werd dat de zaak in onderzoek is, daar meenden
rapporteurs dat de vrager voldaan zou zijn.
6e. Volgno. 222.
Wat dit punt betreft kan spreker mededeolen, dat
rappoi'teurs deze verhooging van loonen hebben be
schouwd als te behooren onder de algemeene ver
hoogingen, waarvan in de algemeene beschouwingen
gesproken is, zoodat zij hier niet lang bij hebben
stilgestaan. Spreker erkent dat dit niet juist is en
dat het beter zou zijn geweest van deze opmerking
afzonderlijk meldiDg te maken.
7e. Volgno. 242. Daar bij den Raad een verzoek
aanhangig is hebben rapporteurs gemeend, dat zij daarop
niet mochten vooruitloopen door een post op de be
grooting voor te stellen.
Nu moge men op het beleid van rapporteurs, om
deze enkele punten niet in het rapport op te nemen,
aanmerking hebben en wellicht gegronde, men kan
daarover debatteeren en men kan rapporteurs ten slotte
finaal ongelijk geven. Dat is het recht van alle raads
leden en dat kunnen rapporteurs best velen, maar wat
niet het recht is der raadsleden en wat rapporteurs niet
kunnen velen is, dat hun werk, dat zij nauwgezet en
met liefde verrichtten, op laatdunkende, smalende wijze
wordt bejegend, de aanval zelfs toegelicht door
insinuatiën en dat men daarbij zich niet ontziet onware
feiten als waar voor te stellen.
Ziehier wat spreker over de nota heeft te zeggen.
Hij hoopt, dat zijne medeleden van den Raad met hem
eens zullen zijn, dat de door de vier sociaaldemocraten
gevolgde methode niet de meest correcte is.
De heer Besuijen zal trachten in 't kort den heer
Beekhuis van repliek te dienen, voor zoover dit moge
lijk is, zonder de opmerkingen eerst eens rustig te
vergelijken. Spreker meent allereerst eene opmerking
te moeten maken, die wol eenige waarde heeft n.l. deze,
dat niet alleen de sociaal-democraten, maar ook enkele
eerlijke raadsleden van burgerlijke zijde van oordeel
waren, dat de Commissie van Rapporteurs er zich
met een franschen slag heeft afgemaakt. Spreker is
van oordeel dat men de sociaal-democraten te lastig
heeft gevonden en daarom genegeerd. Zij zijn dus
genoodzaakt stelling te nemen, om hunne stem niet
te laten smoren. Al hadden spreker en zijne partijge-
nooten het drukken der nota zelf moeten bekostigen,
dan nog zou het zijn gebeurd.
Er wordt den sociaal-democraten gebrek aan waar
deering verweten. Als Burgemeester en Wethouders
of eene commissie iets hebben gedaan dat waardeering
vordient, zou spreker niet weten waarom ook de
sociaal-democraten die niet zouden uitspreken. Hij
wijst b.v. op hetgeen in de nota staat bij volgno. 129
„Burgemeester en Wethouders werd dank gebracht
voor do verschuiving van het aanvangsuur der werk
zaamheden aan den stadstimmerwinkel van 5 naar 6"
en bij volgno. 179:
„met genoegen zag men het loon der tuinpolitie
verhoogd." Men kan toch echter van de sociaal
democraten niet vergen dat zij waardeering aan den
dag leggen voor iets, wat zelfs door burgerlijke par
tijen wordt veroordeeld.
Toen spreker het sectierapport las, rees bij hem de
vraag: zijn er nog sociaal-democraten in den Raad
of niet
In de vorige gesloten vergadering de heer Beek
huis heeft er over gesproken, zoodat ook spreker het
mag doen heeft de heer Beekhuis gezegd dat rap
porteurs zelf zouden uitmaken, wat in het verslag
zou komen. Spreker heeft daarop geantwoord, dat
het dan wel kon gebeuren dat bij scherpe partijver
houdingen, zoo'n commissie van rapporteurs eenvoudig
geen enkele klank van de tegenpartijen in het rapport
opnam die genegeerde partij zou dan aan het bezoe
ken der sectievergadering geen waarde meer hechten,
zoodat de sectievergaderingen, die men gebruikt tot
bekorting der discussiën in de openbare vergadering,
overbodige paskwillen werden.
Wil men de sectievergaderingen inderdaad dienst
baar maken aan de bekorting der discussies, dan dient
het sectieverslag een getrouw beeld weer te geven
van het in de sectiën besprokene.
Wat den eigenwaan betreft, waarover door den heer
Beekhuis is gesproken, die schijnt min of meer gerecht
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 October 1907. 195
vaardigd, als het waar is, dat zonder twijfel vast
staat, dat de sociaal-democraten het beter zouden
hebben gedaan.
De heer Beekhuis heeft gezegd dat alles wat op
pag. 323 staat, in het rapport is opgenomen. We
zullen zien.
Ten opzichte van het werkliedenreglement is in de
sectie door spreker gewezen op de noodzakelijkheid
om bij het samenstellen van een zoodanig reglement
den Bond van gemeentewerklieden te hooren. Gevraagd
werd hoe Burgemeester en Wethouders hierover dach
ten. Wij hebben in de sectie aangedrongen deze
vraag aan Burgemeester en Wethouders over te
brengen, ton einde dit college in de gelegenheid te
stellen in de Memorie van Antwoord te berichten.
Dit is niet gebeurd. Wij blijven dus dit jaar weer
zonder antwoord. In 1906 is nog door spreker ge
wezen op de wet op het Arbeidscontract, waarbij is
voorgeschreven de werklieden in particuliere bedrijven
te hooren. Spreker heeft nog ten overvloede den heer
Hartelust zijne aanteekeningen afgestaan. Hij had ze
echter den volgenden dag reeds terug. Wat staat er
nu in het rapport:
„Een lid der eerste en een lid der derde sectie
„keurden het af dat het werkliedenreglement wordt
„ontworpen door de hoofdambtenaren der gemeente,
„terwijl daarover naar zijne meening behoorden te wor-
„den gehoord de werkliedenvereenigingen."
Het geeft dus een totaal verkeerde voorstelling van
het gesprokene en brengt geen vraag over!
Verder staat op pag. 323 der Nota:
„Nu de regeering een wetsvoorstel heeft ingediend,
„waardoor de mogelijkheid ontstaat, de gemeenten een
„deel van hun linanciëelen steun aan de werkloozon-
„fondsen te restitueeren, achtten meerdere leden het
„wenschelijk tot het ontwerpen van eene verordening,
„regelende de uitkeering aan werkloozenfondsen, over
„te gaan."
Wat vindt men hieromtrent in het sectierapport
Niets, geen letter.
Wel staat er:
„In de 3e sectie bracht een lid in herinnering, dat
door de timmerliedenvereoniging een subsidio is ge
vraagd voor het fonds ter verzekering tegen werke
loosheid. Hij wilde een gelijk subsidie toekennen aan
andere werkliedenvereenigingen."
Dit is echter volstrekt niet hetzelfde. De sociaal
democraten wenschen niet enkel subsidie, een gelijke
subsidie aan andere vereenigingen, maar een fonds,
waaruit de fondsen, die door de werklieden-vereeni-
gingen zijn opgericht, worden gesteund.
Bedoeld is de instelling van het Gentsche stelsel.
Wat betreft de vaststelling van het minimumloon,
weten spreker en zijne partijgenooten wel, dat zij
vastzitten aan eene verordening die in strijd is met
art. 136 der Gemeentewet, zij hebben dat in de sectie
ook meegedeeld. In 1905 is echter door den Voor
zitter bij dit punt gezegd dat spreker zijn doel ook
op andere wijze kan bereiken, door n.l. bij de betrek
kelijke posten verhooging voor te stellen. Het ant
woord van de rapporteurs om naar die onwettige, beken
de verordening te verwijzen, noemen wij daarom naïef.
Ook ten opzichte van hetgeen betreffende de lan
derijen aan het Nieuwe Kanaal is te berde gebracht,
vindt men in het sectierapport niets. Er staat alleen,
dat de rekening betreffende de exploitatie voor ver
schillende leden niet duidelijk was.
Spreker heeft over financieële moeilijkheden het
woord gevoerd. Het is moeielijk zich in cijferkolom-
men in te denken en daarom had spreker gedacht,
dat zijne opmerkingen over de financieële regeling
zouden zijn opgenomen in het verslag, teneinde Bur
gemeester en Wethouders de gelegenheid te geven
zich op de hoogte te stellen met de bedoeling van
spreker, om daarop te antwoorden.
Niets daarvan is er in het rapport gevonden.
Bij volgno. 88 vindt spreker niets terug van zijne
opmerking, dat de prae-adviezen, die nu gedrukt
worden tusschen de Handelingen, met evenveel kosten
als Bijlagen kunnen worden gedrukt.
Bij volgno. 124 is door spreker en zijne partijge
nooten voorgesteld den post met 104.te verhoogen,
ten einde te voorkomen dat gezegd zou worden, dat de
draagwijdte der voorstellen tot verhooging niet be
kend is.
Van de voorgestelde verhooging van 13.voor
volgno. 129, geen spoor in het sectieverslag. In de
sectie heeft spreker gevraagd, waarom van der Weerd,
de timmerman-metselaar, 11.75 in plaats van 12.
verdient.
De Voorzitter heeft gezegd dat de titel timmerman-
metselaar slechts een naam is. In werkolijkheid is
hij timmerman.
Spreker heeft er toen op gewezen dat van der
Weerd de eenige is, die nog valide is en werkt. Zoo
is over deze zaak geredeneerd. Niets echter te vinden
in het rapport.
Volgno. 144. Spreker en zijne partijgenooten willen
de loonen verhoogen en als equivalent de emolumen
ten aan de gemeente brengen. Dan wordt de op
offering niet te groot.
In het rapport ziet spreker niets, dan dat een lid
der le sectie de emolumenten wil laten vervallen.
Dat is onjuist. Dit wil spreker niet, als het niet
gepaard gaat met eene belangrijke loonsverhoo-
ging-
Volgno. 179 le lid. Ook dit is niet behandeld
zooals in het rapport staat uitgedrukt. Er is daar
gesproken over het oprichten van een fondsje, waaruit,
evenals bij de werklieden geschiedt, ook aan de
jubileerende politie-agenten eene gratificatie van
25.kan worden uitgereikt.
Nu komt spreker tot de „onware" zaken.
Bij volgno. 82 heeft de heer Zandstra gesproken
over het laat branden van lichten in de St. Jacob-
straat. Er is gezegd dat de ambtenaren er niet be
hoeven te zijn, maar als de Directeur van Gemeente
werken er is, gaan de ondergeschikte ambtenaren er
ook heen daarop is door Zandstra op een ambtenaren
reglement aangedrongen.
Bij volgno. 121 heeft spreker zelf het subsidie van
75 dat door Provinciale Staten aan Ferwerderadeel
is toegekend, besproken en gevraagd of ook Leeuwarden
voor eene verbetering van dien trekweg bij de stad
geen subsidie zou verzoeken de voorzitter zal het
zich ongetwijfeld herinneren.
Wat in de nota staat bij volgno. 124 is door den
heer Zandstra te berde gebracht.
Over volgno. 129 laatste alinea is door spreker
uitvoerig gediscussieerd.
Ook de volgnos. 144 en 179 2e en 3e alinea zijn
door spr. te berde gebracht.
Wat de zeven punten betreft ten opzichte waarvan
door de commissie van rapporteurs wordt toegegeven,
dat ze niet werden opgenomen, moet spreker doen
opmerken, dat hij daaruit alleen reeds tot de conclusie
komt, dat er onwil in het spel is en men liever heeft,
dat de zaken onrijp worden behandeld ten einde meer
kans van verwerping te hebben.
Hij is van oordeel dat het voortkomt uit de zucht
om zoo weinig mogelijk de arbeiderstoestanden te
bespreken.
Wat het eerste punt van de zeven aangaat, dient
opgemerkt, dat, wat door den heer Beekhuis is gezegd,
waar zou zijn, indien spreker en zijne partijgenooten
hadden gevraagd om eene commissie van bijstand.
Als de leden niet wenschen te zeilen op het kompas
van den wethouder van financiën, hebben zij het recht
eene commissie van advies te vragen. Het is spreker,
zeer goed bekend, dat eene commissie van bijstand