244 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1907.
De Voorzitter stelt voor, het rapport als gelezen te
beschouwen en het te zijnor tijd in behandeling te
nemen, nadat het zal zijn gedrukt.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
V. Hierna komen de voor heden op den oproe
pingsbrief vermelde punten aan de orde.
1. Benoeming van een leer aar in clc oude talen en
van een leeraar in het Hebreeuwsch aan het Gymnasium.
Benoemd wordt tot leeraar in de oude talen de
heer Dr. L. Rank met 19 stemmen.
De benoeming geschiedt voor den loopenden cursus.
Op elk der heeren Dr. A. Rutgers te Haarlem en
A. van der Kleij te Leeuwarden is 1 stem uitgebracht.
Tot leeraar in het Hebreeuwsch wordt benoemd de
heer Ds. P. de Buck alhier, met 12 stemmen.
Deze benoeming is definitief.
Op den heer A. van der Kleij zijn 8 stemmen, op den
heer Ds. W. Swart te Huins is 1 stem uitgebracht.
1 a. Benoeming van een conrector aan het Gymnasium.
Benoemd wordt de heer Dr. H. D. Verdam met
16 stemmen, terwijl 5 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met
de gemeenten BaarderadeelDantumadeel en Ferwerdera-
deel eene regeling aan te gaan omtrent de toelating van
hinderen uit die gemeenten tot het openbaar lager onder
wijs alhier. (Bijlage 35).
Do algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Krijgsman heeft iets in het midden te
brengen, dat bij de algemeene beschouwingen mis
schien op zijn plaats is. In art. 4 der ontwerp-ver-
ordening leest spreker, dat door de betrokken ge
meenten jaarlijks moet worden betaald voor de scholen
der le klasse per leerling 24.voor die der 2e
klasse a f 12.
Hij vermoedt dat de kostende prijs in rekening zal
worden gebracht en dat die bedragen het school
geld dus dien kostenden prijs vormen. In verband
hiermee vraagt spreker of een vroeger gevolgde ge
woonte niet kan worden gehandhaafd, oin n.l. in het
schoolverslag den kostenden prijs van het onderwijs
voor de verschillende klassen van scholen te vermel
den. Dit zou voor vele dingen gewenscht zijn.
De Voorzitter antwoordt dat de onderstelling van
den heer Krijgsman niet juist is. De genoemde be
dragen zijn lager dan de kostende prijs per leerling.
Spreker zal den door den heer Krijgsman uitge
sproken wensch bij Burgemeester en Wethouders ter
tafel brengen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De ontwerp-verordening wordt eerst artikelsgewijs,
daarna en bloc met algemeene stemmen aangenomen.
3. Ontwerp-adres aan de Ministers van Binnenland-
sche Zaken en Financiën inzake de toepassing van de
Woningwet door de Begeering. Bijlage no. 37).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Besuijen kan zich met den toon en den
opzet van het adres volkomen vereenigen.
Hij heeft evenwel een paar opmerkingen te maken.
De eerste beide opmerkingen hebben betrekking op
de redactie.
Op. bladzijde 329, 5e alinea 2e kolom staat:
„Het laatste is zeker, althans naar 's Raads mee-
„ning, allerminst wenschelijk."
Om dit te begrijpen moet men een paar zinnen
terug gaan waar men leest
„Het Koninklijk besluit troost haar met de mogelijk
heid dat de plaatselijke huurprijzen wel zullen stij-
„gen. Maar eenige zekerheid dat deze verwachting
„zal uitkomen en dan nog wel in zoo korten tijd,
„bestaat niet. In ieder geval zou de vereeniging,
„om van elke rijzing der huurprijzen te profiteeren,
„voortdurend gereed moeten staan om telkens de
„huren haror woningen op te slaan. Dat is voor haar
„eene onaangename positie en zal zeker niet de hoogst
„gewenschte vastheid in de bewoning bevorderen
„in ieder geval zal zij, dit doende, als een lastige
„verhuurster bekend raken.
„En zoo de verwachting niet wordt vervuld, dan
„zal er slechts keus zijn tusschen een nieuwe aan
draag om steun van de gemeente, of overdracht
„van het bedrijf der vereeniging aan de gemeente."
Spreker gelooft wel dat het de bedoeling van de
commissie is uit te drukken, dat het niet wenschelijk
is voor de gemeente het bedrijf van de vereeniging
over te nemen, als deze in ongunstige financiëele om
standigheden verkeert.
De redactie echter, zooals die nu luidt, geeft dit
niet duidelijk aan, want men kan er uit distil-
leeren, dat de gemeente zich ook tegen overname zal
verzetten als de financiëele toestand goed is en dat
zij zich verzet tegen gemeentelijken woningbouw of
gemeentelijk bezit van woningen.
Spreker moet toegeven, dat, als men de uitdrukking
in haar verband beschouwt, de opvatting der com
missie de eenige juiste is.
Ter voorkoming van misverstand bij oppervlakkige
lezing stelt spreker voor dezen zin te wijzigen als
volgt
„Eene overdracht aan de gemeente onder zulke
omstandigheden is naar 's Raads meening allerminst
„wenschelijk".
Dan is de aandacht gevestigd op het feit dat over
name niet gewenscht is, als de vereeniging in ongun
stige financiëele omstandigheden verkeert.
De tweede opmerking betreft hetgeen staat op pag.
330, 2e kolom, 3e alinea.
Daar staat
„Door dezulken tegemoet te komen, zou men nieuwe
„woningen beschikbaar doen komen voor hendie uit
„de allerslechtste verwijderd zijn. Dit zou oneindig
„bgter werken dan aan deze laatsten eene reductie te
„verleenen om hen te doen trekken in woningen, die
„voor hen te goed- of waarvoor zij niet goed genoeg
„zijn."
Deze laatste uitdrukking heeft spreker gehinderd.
Een woning is niet te goed voor een mensch. Spreker
gelooft evenwel niet, dat het de bedoeling der com
missie is geweest een trap te geven aan arme men-
schen, en als spreker zich hierin niet vergist zal er
bij de commissie geen bezwaar zijn, dit gedeelte zoo
te redigeeren, dat het voor die menschen minder hard
klinkt.
Hij stelt daarom voor het aldus te lezen
„Dit zou oneindig beter werken dan aan deze laatsten
„eene reductie te verleenen om hen te doen trekken
„in woningen der Woningvereeniging, waardoor te
„plotseling een te groote verandering zou worden
„gebracht in de wijze hunner huisvesting."
Dit zijn de beide bezwaren tegen de redactie en
spreker is van oordeel, dat deze door het aanbrengen
der door hem voorgestelde wijzigingen zal worden
verbeterd. Een derde bezwaar is dat de Commissie
een zeer sterk argument heeft vergeten. Er is ge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1907. 245
sproken over verhuren tegen den kostenden prijs en
tegen den te bedingen prijs. Deze eerste nu is door
gaans lager dan de laatste, zoodat, als de woningen
verhuurd worden tegen den te bedingen prijs, er
winst wordt gemaakt. Nu schrijft de Woningwet of
een Kon. Besluit voor, dat, als er winst wordt ge
maakt, deze winst moet worden gebruikt voor ver
betering der volkshuisvesting. Op die manier zal men
dus goedkoop aan sociale maatregelen kunnen doen
want het geld er voor wordt gehaald uit de zakken
der arbeiders. Spreker nu is van meening, dat dit
niet mag. Dat geld moet gehaald worden van de
plaatsen waar het is en dus gemist kan worden. Nu
is het moeielijk bij amendement eene bepaling te doen
opnemen, die dit duidelijk doet uitkomen.
Spreker stelt daarom voorde Commissie, belast
met de samenstelling van het adres aan de Regeering
te verzoeken alsnog in het adres op te nemen 's Raads
oordeel, dat geen winst op de exploitatie der wonin
gen van de vereeniging behoeft te worden gemaakt,
wijl dan. de verbetering der woningtoestanden zou
geschieden met de te veel betaalde huurpenningen
der arbeiders.
De heer J. Koopmans heeft, al kan hij zich met de
algemeene strekking van het voorstel wel vereenigen,
een paar opmerkingen. Het komt spreker voor dat
de commissie de finantieele bezwaren wil wat breed
uitmeet.
Op pag. 329, 2e kolom staat
„Zij gaat aan het werk onder omstandigheden, die
„haar grondkapitaal in gevaar brengen en tevens de
„gemeente voor onberekenbare risico's plaatsen."
Spreker is van oordeel dat het woord „onbereken
baar" opgeschroefd is en inderdaad niets zegt.
Risico's zijn feitelijk altijd onberekenbaar, wanneer
statistieken ontbreken. Hier wordt dus blijkbaar
bedoeld te laten uitkomen, dat de risico voor de ge
meente zeer groot is geworden en zou spreker, waar ook
de commissie aan het einde van het adres eene andere
uitdrukking hiervoor bezigt, ook dit woord door een
ander wenschen te vervangen.
Ten tweeden staat op pag. 332, 1ste kolom 2de
alinea van onderen:
„Moeten zij echter met huisjesmelkers gaan con-
„curreeren, dan zal hun ijver voor de goede zaak wel
spoedig gedoofd zijn."
Spreker meent dat deze zin in verband met de
voorafgaande redeneering niet juist de bedoeling
weergeeft. De woningvereeniging moet integendeel
wel concurreeren met andere verhuurders, door goede
woningen tegen normalen huurprijs laat het zijn
den kostenden prijs beschikbaar te stellen.
Hij zou daarom hier willen lezen
„Moeten zij echter een lijn gaan trekken met de
huisjesmelkers, dan" enz.
Ten slotte vindt spreker op pag. 333, le kolom,
3e alinea
„is de voor hier beoogde werkwijze eenvoudig
moordend."
Hij vindt de uitdrukking „moordend" wel wat kras
en zou liever daarvoor in de plaats willen stellen het
woord „doodend."
De heer Beekhuis zou eene opmerking hebben ge
maakt, die echter al door den heer Besuijen is gere
leveerd. Ook spreker vindt de uitdrukking „die voor
hen te goed, of waarvoor zij niet goed genoeg zijn"
verkeerd. Hij zou liever lezen„die voor hen niet j
geschikt, of wanneer zij niet geschikt zijn."
Op pag. 328, 2e kolom, 2e alinea van onderen staat
„dat zij zich dus ten strengste moeten onthouden
„van al wat naar bedeeling of armenzorg zweemt."
Spreker meent dat niet het geheele doel der ver-
eenigingen hiermede is omschreven. Dit zou wel het
geval zijn als er stond
„aan den eenen kant zich dus ton strengste moeten
onthouden van al wat naar bedeeling of armenzorg
zweemt en aan den anderen kant geen winst mogen
beoogen."
De heer Burger zegt dat de commissie van redactie
hem heeft verzocht, de eventueel te maken opmer
kingen te beantwoorden. Hij zal zich van die taak
kwijten, al kan hij dan ook direct niet in alles namens
zijne mederapporteurs spreken en zal de opmerkingen
beantwoorden in de volgorde van het ontwerp-adres.
Spreker begint dus met de opmerking van den heer
Beekhuis bij bladzijde 328. Hij spreker zegt dat
in het adres eene vooropstelling gemaakt is met een
bepaald doel.
Op grond van 's Ministers uitlatingen in het be
kende bogrootingsdebat mocht verwacht worden dat
de huurprijzenclausule niet anders zou worden gesteld
dan als middel om te verzekeren, dat do bouwvereo-
nigingen niet door het stellen van lage huren feitelijk
aan bedeeling zouden gaan doen.
Hiertegenover scheen het wenschelijk, te doen uit
komen dat èn de „Woningvereeniging Leeuwarden"
èn de Raad aan zoo iets zelfs niet denken, doch van
den aanvang af stonden op het standpuntniet ver
huren beneden den kostenden prijs.
Maar om nu tevens te doen uitkomen, dat de ver
eeniging geen winst beoogt, is in dit verband geheel
overbodig en die bijvoeging zou aan de kracht der
praemisse afbreuk doen.
Bovendien laat het Koninklijk Besluit van 28 Juli
1902 tot uitvoering der Woningwet het behalen van
winst alleen toe, als deze wordt besteed voor de ver
betering der volkshuisvesting. Het heeft dus geen
zin dit in het adres nog eens te zoggen.
Wat de opmerking van den heer J. Koopmans aan
gaat, omtrent de uitdrukking „onberekenbare" risico's
op bladzijde 329, de Commissie heeft geen bezwaar
om deze, evenals aan het slot van het adres, te ver
vangen dooraanzienlijk verzwaarde geldelijko risico's."
Spreker komt nu aan de door den heer Besuijen
gemaakte opmerking betreffende de op dezelfde
bladzijde voorkomende alinea„Het laatste is
zeker, althans naar 's Raads meening, allerminst wen
schelijk." Tevens heeft de heer Besuijen als de be
doeling der redactie-commissie aangegeven, dat het
niet wenschelijk is dat het bedrijf door de gemeente
wordt overgenomen, als de vereeniging in financieële
moeielijkheden verkeert. Dat raadslid ziet anders geen
bezwaar in overneming, is niet tegen gemeentelijke
exploitatie. Persoonlijk is spreker niet voor dit laatste,
doch er is geene aanleiding om die vraag hier to
bespreken. Hij heeft dus geen bezwaar de door den
heer Besuijen aangegeven redactie over te nemen en
zooals hij merkt, kan dit geschieden namens de com
missie van redactie.
Door de heeren Besuijen en Beekhuis is voorts ge
wezen op de uitdrukking: „die te goed voor hen zijn
of waarvoor zij niet goed genoeg zijn" op bladzijde
330. Terecht heeft de heer Besuijen opgemerkt, dat
het, zooals hij zich uitdrukt, niet de bedoeling der
commissie is den armsten menschen een trap te geven.
Als die uitdrukking dus iets bevat, waaraan men zich
zou kunnen stooten, wil spreker ook in deze de aan
gegeven redactie wel overnemen.
AVat aangaat de opmerking van den heer J. Koop
mans over het concurreeren mot de huisjesmelkers,
(bladzijde 332), deze opmerking is zeer juist. Er wordt
in deze uitdrukking iets gezegd, dat niet zoo is bedoeld.
De bedoeling is echter deze, dat bij de leden eener
bouwvereeniging, die zich vrijwillig en enkel om het
goede doel voor de lasten spannen, do lust niet wordt aan
gewakkerd door de opname der huurprijzenclausule.