l, 10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1908 De heer Burger constateert dat hij door vóór de punten b en c te stemmen, niet geacht wil worden te stemmen voor de memorie van toelichting. Zijns inziens is het beter dat deskundigen de waarde be palen, dan dat de Raad dit doet. De wijze echter, waarop de waarde van den grond zal worden bepaald, is van later zorg. Onderdeel c wordt met algemeene stemmen aange nomen. Bij onderdeel U wenscht de heer Krijgsman in te lasschen achter het woord jaar: „1940 en." De heer Komter heeft gesproken over de langzame toename van de waarde van den grond. Het gaat hier wel niet zoo snel als in andere plaatsen, maar ze is toch vrij belangrijk. Spreker heeft voor zich een staatje van door den Raad vastgestelde verkoopsprijzen van de gronden aan het Kanaal, waaruit dit blijkt Het terrein op den hoek der Vredeman de Vriesstraat in 1895 4.—, in 1905 7.50 hoek Vredeman de Vriesstraat Pieter Feddes- straat in 1895 4.in 1905 6.—. hoek Vredeman de Vriesstraat tot aan de Kanaal- brug in 1895 4.3.50 en 3.in 1906 6. 5.50 en 4.50. In 1902 is grond aan de Z Z. van het Kanaal tusschen Oranje Nassaupark Johan Willem Friso- straat verkocht voor 5.4.50 en 4.25, terwijl in 1905 terrein voorbij het Oranje Nassaupark op 6.staat. Er valt dus nog al eene aanzienlijke vermeerdering der waarde te constateeren. Hetzelfde kan nu gebeuren met de terreinen der linnenbleekerij, al is met zekerheid daarvan niets te zeggen. Aan te nemen is echter dat de waarde zal stijgen. Daarom acht spreker het niet gewenscht dat de particulieren tot 1965 die waardevermeerdering zullen opstrijken en stelt hij eene herziening voor in 1940. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Krijgs man een amendement is ingediend, luidende te lezen in plaats van „in het jaar 1965" „in de jaren 1940 en 1965." Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Burger heeft gezegd, en het is hem uit het hart gekomen, dat hij met waardeering heeft gezien dat Burgemeester en Wethouders ook de vraag van de veranderlijkheid van den canon onder de oogen hebben gezien en ze in tastbaren vorm aan den Raad hebben voorgelegd. In de memorie van toelichting is uiteengezet, dat de uitgifte in erfpacht ten doel heeft, de waarde vermeerdering van den grond voor de gemeente te behouden. Zeer terecht is op den voorgrond gesteld dat, als men grond uitgeeft in eeuwigdurende erfpacht met onveranderlijken canon, dit voordeel verloren gaat. Men verricht dan precies hetzelfde als bij verkoop. Begint men met de overweging van het idee van eeuwigdurende erfpacht, dan is een veranderlijke canon een noodzakelijk complement. Geeft men niet voor altijd, maar toch voor zeer langen tijd uit, dan kan verandering van den canon ook nuttig zijn, indien die verandering namelijk tame lijk dikwijls geschiedt in verhouding tot den geheelen duur der erfpacht. Maar geschiedt zij in verhouding tot dien duur slechts zeer zelden, dan verliest zij veei van hare beteekenis. Spreker is van oordeel dat men te kiezen heeft tusschen deze twee. Of men moet den canon vrij spoedig en vrij vaak herzien óf in het geheel niet, in elk geval niet éénmaal en dan nog wel als de termijn van uitgifte reeds voor twee derden voorbij is. Door eene herziening eenigen tijd voor den afloop van den termijn komt de waardevermeerdering eenigen tijd eerder aan de gemeente ten goede dan bij niet herziening, waarbij dit door den afloop der erfpacht toch geschiedt. Dit is een klein voordeel voor de gemeente. Daartegenover staat echter ook een nadeel, namelijk de vermoedelijk ongunstige invloed van de herzieningsbepaling op de gegadigdheid bij de uit gifte. Spreker zou zeggen indien men het aandurft den canon vrij spoedig en vrij vaak te herzien, laat men dat doen durft men dat niet aan, dan is het beter voor dit geval om van het denkbeeld der veranderlijkheid, met hoe groote liefde men dit eerst ook in over weging heeft genomen, geheel af te zien. In casu dient men dus te kiezen geene verandering of aan neming van het amendement-Krijgsman. Het is misschien een kleine teleurstelling voor Bur gemeester en Wethouders dit te hooren. Daarom echter heeft spreker bij de algemeene beschouwingen zijne waardeering uitgesproken voor het feit, dat het Dagelijksch Bestuur deze kwestie niet uit het oog heeft verloren. Spreker kan zich voorstellen dat hij, als hij in het college van Burgemeester en Wethouders had gezeten, moeilijk afstand zou hebben kunnen doen van het laatste overblijfsel van het voorstel. Spreker zou de eenmalige herziening willen schrappen. De heer Beerends kan zich niet vereenigen met de motie van den heer Krijgsman, en ook niet met het betoog van den vorigen spreker. Hij gaat mee met het voorstel van Burgemeester en Wethouders omdat bij aanneming de proef van de uitgifte in erfpacht de meeste kans heeft van te zullen slagen. Bij aanneming van de motie van den heer Krijgs man zal daarentegen die kans zeer verminderen. Hij gelooft dat het uit te geven terrein niet spoedig in waarde zal stijgen, omdat het geheel tusschen arbeidersbuurten in ligt en daarom in hoofdzaak voor het bouwen van kleine woningen is aangewezen. De bouwondernemers sluiten bij voorkeur annuïteits- leeningen op langen termijn en dan kan de bepaling, dat reeds na 25 jaren de orfpachtsplichten kunnen worden verzwaard, het aangaan van die leeningen zeer bemoeilijken. Spreker zal stemmen voor het voorstel van Burge meester Wethouders. De heer Hartelust heeft van den heer Krijgsman gehoord dat hij voorstelt den canon te herzien in 1940 en 1965. Spreker vraagt waartoe het dient in 1940 te bepalen, dat de canon in 1965 moet worden herzien. Is het niet beter alleen te bepalen in 1940 De heer Komter wil eene opmerking maken naar aanleiding van de berekening der waardevermeerde ring der terreinen, door den heer Krijgsman aange geven. Er zijn omstandigheden geweest die daarop zeer gunstig gewerkt hebben. De aanleg van de Wijbrand de Geeststraat is een der redenen voor de waardevermeerdering de Oosterbrug en de Poppeweg zijn andere, Bovendien bestond hier in de laatste jaren een groote lust tot bouwen na een'.voorafgaande periode van stilstand die periode van stilte zal ook Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1908. 11 weer op de tegenwoordige kunnen volgen. Overigens verwondert het spreker den heer Krijgsman te hooren pleiten voor eene herziening in 1940 daardoor zal zeker het slagen der proefneming in gevaar worden gebracht, zooals terecht door den heer Beerends is aangevoerd. Voor den erfpachtnemer toch is het van groot belang te weten, dat zijne positie gedurende de eerste 50 jaar vast staat. Dit zal de animo, om grond in erfpacht te nemen, vergrooten. Spreker is van oordeel dat de proef door het voorstel van den heer Krijgsman gevaar loopt te mislukken. ■Dit zal waarschijnlijk zijne bedoeling niet zijn en daarom hoopt hij, dat de heer Krijgsman alsnog met Burgemeester en Wethouders zal willen meegaan. IDe heer Burger wil in het geheel geene herziening. Daartegen zou spreker willen aanvoeren, dat, naarmate de herziening ter wille van het slagen der proefneming langer is uitgesteld, de waardevermeer dering grooter is geworden, zich als het ware heeft opgehoopt. Hij verwacht dus dat de voorgestelde herziening in 1965 voor de gemeente van veel belang zal zijn. jjDe heer Krijgsman zegt dat de tegenspraak, die de heer Komter meent te zien tusschen sprekers beide voorstellen, niet zoo groot is. Spreker gaat uit van het denkbeeld dat de waardevermeerdering van den grond aan de gemeente ten goede moet komen. ■Nu is erfpacht tegen 4°/0 met herziening over 25 jaar meer in overeenstemming met dat principe dan herziening eerst in 1965 tegen 4l/2 4o is gebaseerd op een hoogen rentestand, 4°/0 is in overeenstemming met den stand in andere plaat sen. Spreker is bovendien van oordeel dat zijn voor stel meer animeert. De heer Menalda vraagt of de heer Burger ook van plan is een amendement in te dienen. Do heer Burger antwoordt ontkennend. De heer Menalda kan zich met het denkbeeld om geen herziening te hebben, vereenigen. Wat voor ons lang lijkt, 75 jaar, is kort in het bestaan eener gemeente. Waar nu gemeend wordt, dat het slagen der uitgifte in gevaar zal worden gebracht door her ziening. wenscht spreker de aanleiding tot die vrees weg te nemen, met opoffering van uitzicht op voor deel voor de gemeente bij herziening gedurende die -75 jaren.- De heer Burger vraagt of de stemming niet gesplitst kan worden Eerst stemmen over het beginsel en dan over de vraag wanneer S B)o lieer J. Koopmans doet opmerken dat, waar hier eene financieële berekening is opgezet die in 1958 afloopt, het gevaarlijk is de waarde in 1940 te her zien. Men verwacht wel dat deze dan hooger zal zijn, maar eene minderwaarde is toch ook niet uit gesloten. Iwc Voorzitter stelt zich voor aan het verzoek van den hoer Burger te voldoen. voorstel om de waardebepaling aan eene her ziening te onderwerpen, wordt aangenomen met 13 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, de Jong, Besuijen, Krijgsman, Lautenbach, Zandstra, Feitz, Komter, Schoondermark, Oosterhoff, Hartelust, Haverschmidt en Beerends. Tegen de heeren J. Koopmans, Wilhelmij, Burger en Menalda. Het amendement van den heer Krijgsman wordt verworpen met 11 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heerenBesuijen, de Jong, Krijgs man, Zandstra, Burger en Haverschmidt. Tegen de heerenBeucker Andreae, J. Koopmans, Lautenbach, Wilhelmij, Feitz, Komter, Schoonder mark, Oosterhoff, Menalda, Hartelust en Beerends. Onderdeel a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan genomen. Met algemeene stemmen wordt hierna besloten Burgemeester en Wethouders te verzoeken hun voorstel van 1 Juni 1907 no. 1913/74 tot zich te nemen en het den Raad opnieuw aan te bieden, nadat rekening is gehouden met do genomen besluiten. Ingevolge het bij den aanvang der vergadering genomen besluit verleent de Voorzitter den heer Zandstra het woord tot bespreking van een punt, vreemd aan de orde van den dag. Het doet den heer Zandstra genoegen dat hem het verlof is verleend te mogen spreken over de werk loosheid hier ter stede. Er is een onderzoek naar deze zaak ingesteld en het is gebleken dat 236 hoofden van gezinnen wer keloos zijn. Daarbij komen 400 kinderen, zoodat 700 personen tengevolge van de werkloosheid gebrek lijden. In vele gezinnen heerscht de diepste ellende. Er is gebrek aan voedsel, kleeding enz. enz. Spreker weet niet of Burgemeester en Wethouders ook van plan zijn hieraan iets te doen. De Voorzitter antwoordt dat van de zijde van Bur gemeester en Wethouders geen voorstellen te wachten zijn en dat het het best is, dat de heer Zandstra zijn voorstel doet zooals hij dit aan spreker heeft mede gedeeld. De heer Zandstra doet het volgende voorstel: De Raad, gehoord de mededeelingen over de thans heerschende werkloosheid met haar nasleep van ellende, van oordeel dat in dezen hulp dringend noodig is, noodigt Burgemeester en Wethouders uit het daar heen te willen leiden, dat nog in de maanden Januari en Februari cokes aan de gasfabriek voor den prijs van f 0.40 per H.L. voor minvermogenden verkrijg baar worde gesteld van oordeel, dat wij in dezen nog wel iets verder mogen gaan, stelt 1000 H.L. cokes beschikbaar voor het werkloozen-comité of aan armenzorg, of aan de wijkbezoekers, naar het oordeel van Burgemeester cn Wethouders, om aan onvermogenden gratis te worden uitgereikt noodigt Burgemeester en Wethouders uit om te onderzoeken of te laten onderzoeken of vanwege de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 6