142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Juli 1908.
klassen dier school, hier en daar verspreid, in hulp
lokalen ondergebracht geweest en werd aan hare
leerlingen, bij gebreke van gymnastieklokalen, geen
gymnastiekonderwijs gegeven. Doch na de ingebruik
neming van het nieuwe gebouw, waarin een gymnastiek
lokaal was aangebracht, diende ook het onderwijs in
dat vak geregeld te worden. Zulks geschiedde in
Juni 1906, vrij spoedig na den aanvang van den
nieuwen cursus. De heer Hijgenaar werd toen belast
met het gymnastiekonderwijs aan de jongens, ge
durende 22 uur per week en aan mej. Wigersma, die
kort te voren eene akte M. O. gymnastiek had ver
worven, werd dit onderwijs, aanvankelijk gedurende
5 uur per week, aan de meisjes opgedragen. Daar
mej. Wigersma noch was in het bezit eener vaste
jaarwedde als gemeentelijk gymnastiekonderwijzeres,
noch genoot eene jaarwedde als onderwijzeres van
bijstand, viel zij geheel buiten de regeling, omschreven
in art. 6 oud. Desniettemin werd aanvankelijk hare
jaarwedde op 30.per wekelijksch lesuur bepaald,
evenals voor den heer Hijgenaar, die zich in zijn
nieuwe functie aan school no. 12, belast zag met 9
lesuren meer, dan waarvoor hij was aangesteld.
Daarin is echter weldra verandering moeten worden
gebracht, omdat beide functionarissen eene hoogere
bezoldiging verlangden, in welk verlangen zij gesteund
werden zoowel door het hoofd der school als door de
Commissie van Toezicht, die verklaarden dat het
gymnastiekonderwijs aan school no. 12 hooger eischen
stelde, dan dat aan de andere scholen en die eene
bezoldiging met 45.— per wekelijksch lesuur billijk
oordeelden. Alstoen is voor beiden de bezoldiging,
wat school no. 12 betrof, gebracht op 45.— 'sjaars
per wekelijksch lesuurvoor den heer Hijgenaar, in
verband met het bepaalde in art. 6 oud, echter alleen
voor de 9 uren die hij meer les gaf dan waarop hij
was aangesteld, zoodat voor hem de 13 overige lesuren
aan school no. 12 werden gerekend te vallen onder
zijne vaste aanstelling.
Nu de verordening der jaarwedden moest worden
herzien, sprak het van zelf dat Burgemeester en
Wethouders daarin ook wenschten te regelen wat tot
dusverre ongeregeld was en dat zij in de nieuwe
redactie van art. 6 hebben vastgelegd zoowel den
van ouds bestaanden als den nieuw geschapen
toestand.
Na deze uiteenzetting der zaak komt het spreker
voor dat de Raad er wel van doordrongen zal zijn
dat noch het 2de lid van art. 6 nieuw kan worden
gemist, noch van het daar genoemd bedrag van 45.
iets kan worden afgenomen.
De heer Krijgsman geeft toe dat het niet aangaat
om mej. Wigersma minder te geven dan zij nu heeft.
Toch deugt het niet dat dezelfde bevoegdheid aan
school 12 beter wordt betaald dan aan andere scholen.
Het bezwaar zou ondervangen kunnen worden door
toevoeging aan het amendement van deze zinsnede
„de tegenwoordige titularis behoudt het thans genoten
salaris."
Een dergelijke uitzondering is ook gemaakt voor
het hoofd van school 12.
De Voorzitter doet opmerken dat de heer Krijgsman
nu in dit artikel eene regeling wil maken voor een
met name genoemd persoon, zich beroepende op het
geen bij art. 1 is geschied ten opzichte van den heer
Boersma. Dit beroep is echter minder juist; niet
voor den heer Boersma, doch voor het hoofd van
school no. 12, wie dat ook moge zijn, is daar eene
regeling getroffen afwijkende van die ten opzichte
der andere hoofden. Precies hetzelfde doet het 2de
lid van art. 6 nieuw. Ook daar is, en zulks gelet op
het oordeel der commissie van toezicht, geredeneerd
dat het onderwijs, thans in de gymnastiek, aan school
no. 12 hooger eischen stelt dan dat aan de andere
scholen en daarom eene afwijking van den regel op
genomen. Als men nu al eene uniforme regeling
begeert, dan kan men toch niet handhaven de uit
drukking „boven de in art. 3 bepaalde jaarwedden",
omdat dan de pas is afgesneden om gymnastiek
onderwijzers te bezoldigen, die geen onderwijzer van
bijstand zijn. Spreker herhaalt dus nog eens, dat het
bestaande art. 6 niet lean worden gehandhaafd.
De heer Burger wil gaarne verklaren dat hij de
zaak verkeerd heeft ingezien. Hij merkt nu dat het
artikel een andere strekking heeft. Hij neemt daarom
terug wat hij heeft gezegd ter aanbeveling van het
amendement en hij acht nu verwerping er van wen-
schelijk.
Spreker is er echter voor het woord „gemeentelijke"
in te lasschen. Hij stelt daarom voor, aan het slot
der eerste alinea voor gymnastiekonderwijzer te
plaatsen het woord „gemeentelijk."
De heer Besuijen vraagt of het geen overweging
verdient in plaats van het door den heer Burger
voorgestelde te lezenals gymnastiekonderwijzer
dezer gemeente, omdat ook Leeuwarderadeel gemeen
telijke gymnastiek onderwijzers kan hebben.
Deze wijziging wordt door den heer Burger over
genomen en met algemeene stemmen wordt dienover
eenkomstig besloten.
Het amendement-Krijgsman c. s. wordt verworpen
met 13 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heerende Jong, Zandstra,
Krijgsman en Besuijen.
Tegen de heeren Beucker Andreae, J. Koopmans,
Lautenbach, Beekhuis, Oosterhoff, Schoondermark,
Feitz, Duparc, Hartelust, van Messel, Baart de la
Faille, Burger en Haverschmidt.
De heer Krijgsman doet opmerken dat er nog een
andere wijze van doen mogelijk is, n.l. door f 30.
te veranderen in f 45.
De heer Zandstra heeft dit straks al gezegd. Hij
is van oordeel dat eenheid van salarieering een
dringende eisch is. Het is niet good aan de eene
school f 30.per lesuur per week te geven, aan de
andere f 45.Spreker wil voorstellen te lezen f 45.
Nu de Voorzitter zoo duidelijk de kwestie heeft
uiteen gezet, had de heer Schoondermark gedacht dat
de heer Zandstra zijn amendement had ingetrokken.
Spreker hoopt dat de Raad niet zal meegaan met het
denkbeeld om f 30.te veranderen in f 45.
Binnen niet al te langen tijd is eene reorganisatie
op dit gebied te verwachten.
Spreker acht het gewenscht den toestand te laten
zooals die is.
Het komt den heer Baart de la Faille voor dat de
redactie der 2e zinsnede aanleiding heeft gegeven tot
eene misvatting. De redactie van die zinsnede is niet
gelukkig. Aan school 12 is geen kwestie van ver
hooging van het salaris van 30.tot 45.Het
zou verstandig zijn deze alinea in dien geest te redi-
geeren, dat er staat dat jaarlijks f 45.per lesuur
per week wordt toegekend. De 2e alinea kan niet
slaan op de le, zij staat geheel op zich zelf. Spreker
stelt voor de 2e alinea te lezen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Juli 1908. 143
voor het geven van onderwijs in de gymnastiek
aan de school der 4e klasse wordt jaarlijks voor elk
lesuur per week 45.toegekend.
De heer Schoondermark zegt dat de heer Baart
de la Faille verband zoekt tusschen de le en 2e
alinea. Het verband bestaat alleen in cijfers.
De heer Baart de la Faille ontkent alle verband
tusschen de beide alinea's. Er bestaat geen verband.
Voor school 12 is eene afzonderlijke regeling vast
gesteld.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Baart
de la Faille een amendement is ingediend luidende
al. 2 te lezen
Voor het geven van onderwijs in de gymnastiek
aan de school der 4e klasse wordt jaarlijks voor elk
lesuur per week f 45. - toegekend.
Dit amendement wordt ondersteund en komt alzoo
in behandeling.
De Voorzitter zegt dat tegen het amendement van
den heer Baart de la Faille geen ernstig bezwaar
bestaat. Dat raadslid neemt de redactie der vier
eerste regels van alinea 1 over en past die toe op
alinea 2.
In het voorstel is echter hetzelfde geschied met
eenigszins andere woordenmen zou die gemakkelijk
iets kunnen wijzigen, door den laatsten regel te laten
luiden „genoemde bedrag op f 45.bepaald."
De heer Besuijen dacht oorspronkelijk dat hij het
amendement van den heer Baart de la Faille zou
kunnen steunen. Hij kan dit bij nader inzien niet,
want wordt de nieuwe redactie geaccepteerd dan is
het moeilijk om een ander salaris te geven aan een
specialiteit in de gymnastiek. Het verband met
alinea 1 is dan geheel verbroken. Zooals de redactie
nu luidt bestaat er verband voor zoover het wijst op
hetgeen pas is vastgelegd. Burgemeester en Wet
houders mogen dus hun voornemen tot overnemen van
het amendement nog wel corrigeeren.
De heer Schoondermark vraagt of do heer Baart de
la Faille tevreden is als de redactie aldus gewijzigd
wordt dat er staat„Zal het in het vorig lid genoemde
bedrag op f 45.worden bepaald."
De heer Baart de la Faille verklaart hiermede ge
noegen te nemen en trekt zijn amendement in.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Baart de la
Faille zijn amendement heeft ingetrokken.
Art. 6 wordt, met de daarin door den heer Schoon
dermark voorgestelde wijziging, met algemeene stem
men aangenomen.
Aan de orde is art. 8.
De Voorzitter deelt mede dat door de heeren Krijgs
man c.s. wordt voorgesteld
Art. 8 te lezen als volgt
De jaarwedden van de onderwijzeressen in de
handwerken bedragen per wekelijksch lesuur 25.
Dit amendement is door meer dan twee leden inge
diend en komt alzoo in behandeling.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra wenscht het woord te voeren
naar aanleiding van de in art. 8 vastgestelde be
zoldigingen.
In de eerste plaats zou spreker wel deze vraag
willen stellen
Waarom wordt ook voor dit onderwijs de bezoldi
ging geregeld naar de soort der school, zoodat men
nu f 25.20.en 17.50 per lesuur per week be
taalt al naar gelang les gegeven wordt aan school 12,
4, 3, 6 of 11. Moet men soms aan eerstgenoemde
school beschikken over meer bevoegdheden, of is
iemand met de gewone akte voor nuttige handwerken
ook bevoegd daar onderwijs te geven. Is dit laatste
het geval, welke reden kan er dan bestaan voor het
maken van zooveel rangetjes bij dit deel van het
onderwijs.
Spreker betwijfelt of men dit met goed recht kan
verdedigen.
Spreker en zijne partijgenooten zijn van oordeel
dat er bij gelijke eischen en bevoegdheden ook gelijk
moet worden beloond. Eenheid van salaris is een
rechtvaardige eisch, vooral waar van minderwaardige
arbeidskrachten geen sprake kan zijn. Dat men door
omstandigheden onafhankelijk van den wil van den per
soon, als onderwijzeres aan school 12, 4, 3, 6 of 11
werkzaam is, mag geen reden zijn tot eene verschil
lende belooning.
Daarom komen spreker en zijne partijgenooten met
hun amendement.
De heer Schoondermark kan alleen antwoorden dat
de Commistie van Toezicht het voorstel van Burge
meester en Wethouders ondersteunt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Krijgsman c. s. wordt verworpen
met 12 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heerenLautenbach, Zandstra,
de Jong, Krijgsman en Besuijen.
Tegen de heeren Beucker Andreae, J. Koopmans,
Beekhuis, Oosterhoff, Schoondermark, Feitz, Duparc,
Hartelust, van Messel, Baart de la Faille, Burger en
Haverschmidt.
Aan de orde is art. 10&is.
De Voorzitter deelt mede dat hierop door den heer
Duparc een amendement is ingediend, luidende
te lezen in plaats van
„zoowel met het oog op de belangen van het onder
wijs, als van den onderwijzer zelf en de leerlingen",
met het oog op de belangen zoowel van het onder
wijs, als van den onderwijzer zelf en van de leerlingen.
Dit amendement wordt ondersteund en komt alzoo
in behandeling.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Duparc zegt dat de door hem voorgestelde
wijziging alleen strekt, om de redactie te verbeteren,
gelijk aan ieder genoeg kan blijken.
Het spijt den heer Schoondermark dat de heer
Duparc met deze interessante wijziging zoo laat komt.
Dezelfde redactie is reeds gevolgd in de pas vastge
stelde verordening voor het gymnasium en middelbaar
onderwijs. Spreker meent dat het moeielijk gaat in
deze verordening eene andere redactie te volgen.