180 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 September 1908. 2. Benoeming van eene tijdelijke leerkracht in de wiskunde aan de School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes, gedurende de ziekte van de vaste leerares in dat vak. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille kan niet anders dan zijn leedwezen uitspreken dat de voorbereiding tot deze benoeming heeft plaats gehad, op de wijze zooals in de onlangs aangenomen verordening is vastgelegd. Daardoor is een kostbare maand voor het onderwijs in de wiskunde verloren gegaan, terwijl de andere leeraressen met lesuren zijn overladen. Het komt spreker voor en dit heeft hij ook indertijd laten uitkomen dat er nog altijd verwarring bestaat tusschen de benaming van onderwijskrachten, die nu in het voorstel van Burgemeester en Wethouders tijdelijke worden genoemd en die, welke in de veror dening als tijdelijke zijn aangeduid. Spreker is van meening, dat de verordening hier niet behoefde te worden toegepast. Deze onderwijzeres is geen tijde lijke, maar een plaatsvervangster voor eene die on gesteld is. Men had daarom den weg kunnen be wandelen, die vroeger is gevolgd n.l. deze, dat de Commissie van Toezicht, in overleg met de directrice uitziet naar iemand, die bekwaam is om de betrekking waar te nemen, waarna Burgemeester en Wethouders na gepleegd overleg met den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs in de vacature voorzien. Het geval heeft zich nu voorgedaan dat eene zeer ver dienstelijke leerares, dezelfde, die nu waarschijnlijk be noemd zal worden, zich had aangeboden voor de vaceerende betrekking aan het gymnasium. Toen zij hoorde dat in deze betrekking voorzien was, heeft zij zich direct bij de directrice en de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs aangemeld. Had men toen direct beslag op haar gelegd als plaatsver vangster, dan was niet een kostbare maand aan het begin van den cursus verloren gegaan. Spreker dringt er in het belang van het onderwijs op aan in dergelijke gevallen niet den langen legalen weg te volgen, die in de verordening is vastgelegd, maar om zoo spoedig mogelijk in de plaatsvervanging te voorzien. De heer Schoondermark zal niet met den heer Baart de la Faille debatteeren over de beteekenis van het woord tijdelijk. Dit is achter den rug. De heer Baart de la Faille wijst op het nadeel dat verbonden is aan het opvolgen der verordening en, zeer ten onrechte. Al was toch de weg gevolgd die door dat raadslid wordt gewenscht, dan had deze zaak niet spoediger kunnen worden behandeld. De lange weg waarvan gesproken is, kan alleen iets worden verkort door den Raad er huiten te laten. Pas in het laatst der vorige week hebben Burge meester en Wethouders het advies van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs ontvangen. Dit advies wenscht de heer Baart de la Faille ook te hooren, 't welk bleek bij de behandeling der onderhavige verordening. Spreker zal nu aantoonen dat in deze met den meesten spoed is gehandeld. Op een morgen om 11 uur deelde mej. Will aan spreker mede, dat mej. ten Kato ziek was en wel verlof zou vragen tot Januari, 's Avonds reeds stond de oproeping om een plaats vervangster op sprekers verzoek in de courant. Toen de tijd om te solliciteeren verstreken was, werden de stukken direct aan de Commissie van Toezicht ge zonden. Deze Commissie heeft ook met spoed gehandeld en de stukken direct toegezonden aan den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs. Zooals gezegd, is het advies van dien Inspecteur pas in het laatst der vorige week bij Burgemeester en Wethouders ingekomen. Vóór dien tijd konden zij niets doen. De maand, waarvan de heer Baart de la Faille gewaagde, was dus toch verloren gegaan. De heer Baart de la Faille zegt dat de heer Schoon dermark eene uiteenzetting geeft van het procédé dat thans gevolgd is. Dit zal correct zijn volgens de aangenomen verordening. Het is echter juist dit procédé dat spreker veroordeelt. Het doet denken aan het circumlocution-kantoor, zooals dat door Dickens wordt geschilderd. Spreker herhaalt, dat het in het belang van het onderwijs is dat zoo spoedig mogelijk in dergelijke vacatures wordt voorzien, vooral als men in de gelegenheid is. De beraadslaging wordt gesloten. Benoemd wordt Mej. N. Klaassen met 19 stemmen. Een briefje is in blanco ingeleverd. De Voorzitter deelt mede, dat de benoemde leerares 1 October in functie zal treden. 8. Benoeming van tijdelijke leeraren in het recht lijnig- en in het handteekenen aan de Burgeravond school, cursus 1908/09, en voorstel tot herziening der tijdelijke aanstelling van den leeraar in de Nederlandsche taal. Het voorstel luidt Aan de burgeravondschool zullen nog aangesteld moeten worden één leeraar in het handteekenen voor 2- en één leeraar in het rechtlijnig teekenen voor 4 uren per week, terwijl tevens zal behooren te worden voorzien in het onderwijs in de Nederlandsche taal, gedurende 4 uren per week, tot dusver opgedragen aan den heer M. Venstra, een on ander in verband met het groot getal leerlingen voor den cursus 1908/09 waarvan sprake was in ons aan den Raad gericht schrijven van 16 dezer no. 2930/122. Na voorafgaande oproeping hebben zich aangemeld voor leeraar in hot handteekenen 4 en voor leeraar in het rechtlijnig teekenen 2 sollicitanton, wier stukken wij hiernevens aan U overleggen. Als tijdelijk leeraar in de Nederlandsche taal wordt door de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs wederom aanbevolen de heer M. Venstra, die in het bezit is van de vereischte bevoegdheid. Hiertegen bestaat geen bezwaaralleen wil het ons voorkomen aanbeveling te verdienen de tijdelijke aan stelling van genoemden leeraar, telkens voor één cursus, thans, nu zijne diensten wederom noodig blijken, te veranderen in eene tot wederopzeggens toe en eveneens eene zoodanige aanstelling te verleenen aan de te benoemen leeraren in het hand- en in het rechtlijnig teekenen. Door ons kan dan telken jaro worden bepaald het getal door elk hunner te geven lesuren. In overeenstemming met de adviezen der Commissie van Toezicht en van den betrokken Inspecteur, en onder voorbehoud, dat in de benoeming van één der beide onbevoegde sollicitanten tot leeraar in het rechtlijnig teekenen door den Minister zal worden berust I. dienen wij bij U in de navolgende, door ons na verhoor van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs opgemaakte aanbeveling voor de benoeming van een leeraar aan de Burgeravondschool tijdelijk en tot wederopzeggens toe Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 September 1908. 181 in het handteekenen 1. J. van Willigenburg, 2. H. Hartemink, beiden leeraar aan de Ambachtsschool alhier; in het rechtlijnig teekenen 1. A. de Jonge, 2. J. A. Grootegoed, beiden leeraar aan de Ambachtsschool alhier met machtiging aan Burgemeester en Wethouders om den Minister van Binnenlandsche Zaken te ver zoeken in de benoeming van een onbevoegde tot leeraar in laatstgenoemd vak, eventueel te willen berusten. II. stellen wij U voor te besluiten: a. de bij Uw be sluit van 8 October 1907 aan M. Venstra verstrekte op dracht tot het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal aan de Burgeravondschool voor den cursus 1907/8, te vervangen door eene tijdelijke aanstelling, tot wederopzeggens toe. b. te bepalen, dat het aantal wekelijksche les uren vóór den aanvang van een nieuwen cursus telkens door Burgemeester en Wethouders zal worden vast gesteld. Tot leeraar in het handteekenen wordt benoemd de heer J. van Willigenburg met 11 stemmen. Op den heer H. Hartemink zijn 9 stemmen uitgebracht. Tot leeraar in het rechtlijnig teekenen wordt be noemd de heer A. de Jonge met 17 stemmen. Op den heer J. A. Grootegoed zijn 3 stemmen uit gebracht. De bij onderdeel I gevraagde machtiging wordt met algemeene stemmen verleend. De onderdeelen II a en b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter deelt mede dat de benoemde leeraren op 1 October a.s. in functie zullen treden. 4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders be treffende het adres van den Bond voor Staatspension- neering, waarbij wordt verzocht bij H. M. de Koningin te ondersteunen een door dien bond ingediend adres om bij de regeering een wetsontwerp aanhangig te maken inzake toekenning van staatspensioen aan alle Neder landers zonder premiebetaling. Dit prae-advies luidt als volgt Bij besluit Uwer Vergadering van 22 September j.l. word om prae-advies in onze handen gesteld een aan U gericht adres van het Bestuur van den Bond voor Staatspensionneering, houdende verzoek Uwe adhaesie te willen verleenen aan een door dat Bestuur aan Hare Majesteit de Koningin gezonden, en U in afdruk overgelegd, adres. U een en ander weder aanbiedende, hebben wij de eer U mede te deelen dat, gelijk U trouwens is kun nen blijken uit het voorstel U te dezer zake door onzen Voorzitter namens ons gedaan, het ons toe schijnt niet op den weg van Uwe Vergadering te liggen, aan het tot U gericht verzoek te voldoen. Tot zoodanige adhaesie-betuiging zal toch, het be hoeft nauwelijks betoogd, een lichaam als de Raad dezer gemeente, zoo hij zich al daartoe geroepen kon achten, niet mogen overgaan vóór hij zich zeer gron dig rekenschap hebbe gegeven van alle gevolgen, speciaal op de financiën des Rijksdie aanneming van een eventueel door Harer Majesteits Regeering in den aangegeven zin in te dienen wetsontwerp zal hebben, en daartoe achten wij Uwe Vergadering, zeer zeker op dit oogenblik, ten eenenmale niet in staat. Wij stellen U daarom andermaal voor om ten op zichte van het onderwerpelijk adres over te gaan tot de orde van den dag. De beraadslaging wordt geopend. De heer Besuijen zegt dat hij, toen het adres werd aangebracht, slechts één dag den tijd heeft gehad om er over na te denken en om zijne houding te bepalen. Het vraagstuk dat in het adres wordt aange roerd, is echter van zoo'n buitengewoon gewicht, omdat het betreft het lot van zoovele afgewerkte arbeiders, mannen en vrouwen, ouden van dagen, personen waarvan Kuyper bad „Heere mijn God, zij kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht", dat spreker er niet aan denkt, dit adres als een niets beteekenend prul ter zijde te helpen leggen. De beste weg om in de gelegenheid te zijn met de aandacht, waarop dit onderwerp aanspraak heeft, kennis te nemen van het adres, was het uitlokken van een prae-advies van Burgemeester en Wethou ders. Tot sprekers genoegen deelde de Raad deze meening en was ook hij van oordeel dat het niet aanging la mort sans phrase uit te spreken over een dergelijke gewichtige zaak. Hot prae-advies heeft dus pas in de tweede plaats eenige beteekenis voor spreker. Het beteekent op zich zelf weinig. De motiveering, waarvan de con clusie is om g9en adhaesie te betuigen, luidt „Wij hebben ons zeer grondig rekenschap te geven „van alle gevolgen, speciaal op de financiën des Rijks, „die aanneming van een eventueel door Harer Majesteits „Regeering in den aangegeven zin in te dienen wets ontwerp zal hebben en daartoe achten wij Uwe ver gadering, zeer zeker op dit oogenblik, ten eenenmale „niet in staat." Er wordt dus door het Dagelijksch Bestuur beweerd dat de raadsleden geen kijk hebben op de financiën des Rijks, dat zij niet kennen de financieele gevolgen van een wet als de gevraagde pensioenwet en dat de Raad daarom aan het adres geen adhaesie moet schenken. Het komt spreker voor dat dit geringschattend oor deel over den Raad niet te pas komt. Of alle raads leden één voor één, een kijk hebben op 's Rijks finan ciën weet spreker niet, weten Burgemeester en Wethou ders ook niet en moet ieder lid voor zichzelf maar uitmaken. Maar 't komt spreker voor dat de rekenschap, welke Burgemeester en Wethouders van de raadsleden ver langen, niet door de Raadsleden moet worden gegeven, maar door de leden der Staten-Generaal die over een eventueele wet zullen hebben te stemmen. Wij schrij ven toch niet voor, hoe zij de fondsen daarvoor zullen vinden. Er zijn menschen die meenen dat Oorlogen Marine geld kunnen fourneeren, door ingrijpende be zuinigingen, anderen spreken van sterke progressie in de successiebelasting of van een Rijksinkomstenbe lasting met sterke progressie, weer anderen wenschen de fondsen te vinden uit eene combinatie dezer hef fingen. Te zijner tijd zullen de Staten-Generaal hebben uit te maken hoe de fondsen er zullen komen, dat gaat buiten Leeuwarden's Raad om. Wat de Raad zich heeft af te vragen, is alleen, of men ook iets onmogelijks vraagt; dat te steunen toch zou onverstandig zijn. Welnu, dat niet iets onmogelijks verlangd wordt door te vragen om Staatspensionneering (zonder premiebetaling), blijkt uit hetgeen geschiedde in Enge land en Denemarken. Zie naar de 20.000 leden van den Bond voor Staatspensionneering, die daarover eene gevestigde meening hebben, de 8000 leden van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 2