184 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 September 1908. terug en stelt nader voor de rekening voorloopig vast te stellen in ontvang op 1,532.984.52, in uitgaaf op 1,442.523.80s, met een batig saldo dus van 90.460.71s. In de tweede plaats is gevraagd of het niet moge lijk is om, waar in de begrooting de posten in de toelichting worden gespecificeerd, zoodat men kan zien welk bedrag voor elk onderdeel van den post noodig is, zulks ook bij de rekening te doen, opdat men gemakkelijk, spreker drukt op het woord gemak kelijk, kunne nagaan, wat voor elk onderdeel is uitgegeven. Deze eenvoudige vraag heeft Burgemeester en "Wethouders aanleiding gegeven tot een hooghartig antwoord. Zij hebben n.l. in hunne nota gezegd dat zij door de gemeentewet geroepen zijn bij de overlegging der rekening te vermelden, hetgeen zij te hunner verant woording dienstig achten. Het komt spreker voor dat de simpele vraag der Commissie geen aanleiding behoefde te geven naar de gemeentewet te verwijzen. Burgemeester en Wet houders voegen er aan toe dat voor het overige, waar de aard van de uitgaaf zulks medebrengt, uit de mandaten, waarmede de rekeningpost is belegd, zon der moeite kan worden opgemaakt, wat afzonderlijk voor elk onderdeel van den post is uitgegeven. Dit is der Commissie gebleken niet het geval te zijn. Het was niet alleen niet gemakkelijk voor de Commissie, maar ook de beambte, die haar behulpzaam was, kon dit niet gemakkelijk uit de mandaten constateeren. Dit een en ander heeft aanleiding gegeven tot het stellen der vraag. Verder is door Burgemeester en Wethouders gezegd dat, wat de Commissie wenschte te weten, ook is op te maken uit den staat van den Directeur der Ge meentewerken. Ten opzichte hiervan echter verwijst spreker naar het antwoord van Burgemeester en Wet houders, dat de Commissie alleen te maken heeft met de overgelegde stukken. De stukken van den Direc teur waren niet bij de rekening. Spreker is van oor deel dat Burgemeester en Wethouders in hun ant woord in tegenspraak met zich zelf komen, en dat het rapport der Commissie geen aanleiding heeft ge geven tot een dergelijk antwoord. Do heer Komter verkeert in een eigenaardig geval. Spreker was niet meer in de vergadering aanwezig, toen dit gedeelte van het antwoord is vastgesteld. Ware dit het geval geweest dan zou hij eene eenigs- zins andere motiveering hebben voorgesteld, waarbij meer op practische bezwaren werd gewezen. Spreker is het met den heer Beekhuis eens dat het niet voor alle posten gemakkelijk is de toelichting in de man daten te vinden, voor sommige kan dit wel. Waar nu Burgemeester en Wethouders meenen zelf de vraag te moeten beantwoorden, op welke wijze zij de rekening hebben toe te lichten, sluit dit niet uit de bevoegdheid van de Commissie om overlegging van meer gegevens te vragen. De Commissie heeft als voorbeeld genoemd den post van f 1500.voor den Harlingertrekweg. Het zou aan Burgemeester en Wethouders aangenaam zijn geweest de rekening van den Directeur der Gemeente werken over te leggen, die spreker de Commissie zooeven ter inzage heeft aangeboden. Dan zou haar gebleken zijn dat de onderdeelen van dezen post, in meestal kleine bedragen, verspreid zijn over een zes tal bladzijden van die rekening, zoodat opname van alle dergelijke specificatiën in de gedrukte rekening daaraan eene ongewenschte uitbreiding zoude geven. Als echter de Commissie meer inlichtingen verlangt heeft zij deze slechts te vragen en Burge meester en Wethouders zullen ze zeker gaarne ver strekken. De heer Beekhuis dankt den wethouder van finan ciën voor de gegeven toelichting. Het komt hem echter voor dat deze bewering in strijd is met het geen in de nota van Burgemeester en Wethouders staat, n.l. dat zij zelf zullen beoordeelen welke stuk ken zij moeten overleggen. Daaruit toch volgt dat de Commissie niet het recht heeft meer te vragen. De post van den Harlingertrekweg was slechts een voorbeeld. In het algemeen echter is de vraag ge steld of de rekening niet zoo kon worden ingericht dat de Raad gemakkelijk kan beoordeelen wat voor elk onderdeel is uitgegeven. Op die vraag nu heeft de commissie nog geen antwoord ontvangen, noch in de nota, noch heden. De heer Komter repliceert dat de Commissie uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders niet moet afleiden, dat dit college geen andere gegevens wenscht over te leggen dan die het laat drukken. Dit staat er niet in. De bedoeling van Burgemeester en Wet houders is wel degelijk alle mogelijke inlichtingen te verstrekken. Verder meent spreker duidelijk te hebben aange toond dat aan den wensch der Commissie moeielijk is te voldoen. Hij heeft toch, om bij het voorbeeld van den Harlingertrekweg te blijven, gezegd dat de verschillende onderdeelen van dezen post over zes lange bladzijden verspreid staan. Als dus aan den wensch der commissie gevolg werd gegeven, zou de rekening een heel boekdoel worden en de Raad zou dat waarschijnlijk toch niet nazien, maar zulks gaarne overlaten aan de daarvoor aangewezen Commissie. Spreker herhaalt dat, als de Commissie meent meer bescheiden noodig te hebben dan bij de rekening zijn gevoegd, deze te haren dienste staan. De beraadslaging wordt gesloten. De conclusie van het rapport, om de rekening voor loopig vast te stellen in ontvangst op1,532,984.52 uitgaaf 1,442,523.80s met een batig saldo van 90,460.7ls en aan Burgemeester en Wethouders 's Raads dank te betuigen voor het deugdelijk en met zorg ge voerde financieele beheer, voor welke dankbetuiging de Voorzitter den Raad dankt, wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Wethouders hebben zich van medestemmen over dit besluit onthouden. 6. Rapport der Commissie omtrent de rekening en verantwoording van de administratiekosten der Stads Bank van Leening, dienst 1907. Met algemeene stemmen wordt de conclusie van het rapport, strekkende tot goedkeuring der rekening en verantwoording, aangenomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. Siersma, op verzoek eervol ontslagen als bevolkings agent dezer gemeente, een pensioen uit de gemeentekas te verleenen. Dit voorstel luidt als volgt Bij ons is ingekomen een adres van H. Siersma, alhier, houdende verzoek hem op grond van verge vorderden leeftijd met ingang van 1 Januari 1909 eervol ontslag te willen verleenen als bevolkings Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 September 1908. 185 agent dezer gemeente onder toekenning van pensioen. De adressant, geboren den 30 December 1831, en sedert den 1 Juni 1857 in dienst der gemeente werkzaam, gevoelt zich niet voldoende meer in staat om zijne betrekking naar behooren waar te nemen, en acht ook met het oog op de buitengewone workzaamheden vóór en na de aanstaande tienjaar- lijksche volkstelling thans het tijdstip daar, dat zijn taak aan andere handen wordt toevertrouwd. Erkennende de diensten door dezen ambtenaar ge durende eene reeks van jaren aan de gemeente be wezen, hebben wij hem bij ons besluit van 12 Sep tember 1908 no. 2897/811, in afschrift hiernevens gevoegd, eervol ontslag uit zijne betrekking ver leend met ingang van 1 Januari 1909. Volgens art. 1 der verordening (gemeenteblad no. 32 van 1893) komt adressant in aanmerking voor pen sioen van wege de gemeente, waarom wij onder over legging van een staat, waarin het pensioen is bere kend dat hem krachtens de artt. 35 der aange haalde verordening kan worden toegekend de eer hebben voor te stellen te besluiten aan H. Siersma, eervol ontslagen bevolkingsagent dezer gemeente, met ingang van 1 Januari 1909 een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 458. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan U. S. Bosch te Deinum vergunning te verleenen tot het aanbrengen van een melksteiger in den Harlingertrekweg onder Ritsumazijl. Dit voorstel luidt als volgt Bij het overgelegd adres heeft de veehouder U. S. Bosch te Deinum tot ons het verzoek gericht, om nevens het bij hem in gebruik zijnde land, gelegen onder Ritsumazijl, in den Ilarlinger trek weg een zoogenaamde stalt of melksteiger te mogen aan brengen. Overeenkomstig het bijgevoegd advies van don Dirocteur der Gemeentewerken dd. 19 Augustus 1.1. no. 959/83 deelden wij den adressant mede, dat wij onze medewerking ten dezen slechts wenschten te verloenen, indien zijnerzijds met de in het aangehaald advies vermelde voorwaarden genoegen werd genomen. Blijkens zijn mede overgelegd schrijven van 4 Sep tember 1.1. worden deze voorwaarden, welke in hoofd zaak overeenstemmen met die, waaronder door U bij besluit van 1 September j.l. aan T. W. Kaastra te Dronrijp eene dergelijke vergunning werd verleend, door den adressant geaccepteerd. Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan U. S. Bosch, veehouder te Deinum, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot het aanbrengen en tot wederopzegging hebben van een stalt of melksteiger in den Harlingertrekweg onder Ritsumazijl en op den berm daarvan, tegenover het perceel kadastraal bekend gemeente Deinum sectie C no. 83, onder voorwaarde 1°. dat jaarlijks vóór of op den 12 Mei, het eerst vóór of op 12 November 1908, bij den gemeente ontvanger eene recognitie worde betaald van 10. 2°. dat de bedoelde stalt of melksteiger steeds ten genoegen van Burgemeester en Wethouders worde onderhouden 3°. dat de tijdens het maken en gedurende de aan wezigheid van den stalt of steiger eventueel aan den trokweg toegebrachte schade door en op kosten van don adrossant worde hersteld ten genoegen van Burge meester en Wethouders 4°. dat Burgemeester en Wethouders deze ver gunning te allen tijde kunnen opzeggen en de stalt of steiger alsdan te hunnen genoege binnen eene week moet zijn verwijderd. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun een crediet te verleenen voor het aanbrengen van ver beteringen in eene der doodgraverswoningen op de alge meene begraafplaats. Dit voorstel luidt als volgt Bij het hiernevens overgelegd schrijven deelt de Directeur der Gemeentewerken ons mede, dat voor zien moet worden in het gebrek aan slaapplaatsen in de woning van N. de Wilde, doodgraver op de algemeene begraafplaats. Vermits ook wij tot de overtuiging zijn gekomen, dat het aantal bedsteden in bedoelde woning, met het oog op de samenstelling van het gezin, te gering is en noodzakelijk vermeerderd dient te worden, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten Burgemeester en Wethouders een crediet te ver leenen van ten hoogste 200.voor het doen aan brengen van de vereischte verbeteringen in de woning van N. de Wilde, doodgraver op de algemeene be graafplaats, op de wijze als is aangegeven in het schrijven van den Directeur der Gemeentewerken dd. 10 September 1908 no. 1014/6. De beraadslaging wordt geopend. De heer de Jong zegt dat het hem, toen hij het advies van den Directeur der Gemeentewerken gele zen had, gegaan is zooals het wel vele andere leden van den Raad zal zijn gegaan, dat hem n.l de treu rige toestand der slaapplaatsen getroffen heeft. In dat advies toch lezen wij dat het gezin de Wilde zich in twee slaapplaatsen moet trachten op te bergen. Vier personen beslapen één bedstede. Twee kinde ren, een jongen van 10 en een meisje van 7 jaar, onder het bed en de ouders als het ware op de eerste étage. Verder lezen wij dat die bedsteden veel te wenschen overlaten, vooral wat de ventilatie betreft. Die toe stand had eerder moeten worden verbeterd. Volgens den Directeur der Gemeentewerken heeft de Wilde al eerder deze verbetering gevraagd. Spreker weet niet of hiertoe al pogingen in het werk zijn gesteld. Hij hoopt dat in het vervolg de Directeur der Gemeentewerken of Burgemeester en Wethouders aan dergelijke de gemeente onteerende toestanden spoe diger een eind zullen maken. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders be treffende de oprichting door de Maatschappij tot Exploi tatie van Staatsspoorwegen van een seinhuis aan het Zuiderplein nabij den spoorwegovergang aldaar. Dit voorstel luidt als volgt Reeds geruimen tijd zijn wij met den Sectie-Inge nieur der Staatsspoorwegen te Groningen in corres pondentie omtrent de plaatsing aan de stadszijde van den spoorwegovergang bij de Schrans, van een door de Maatschappij op te richten seinhuis, dat door haar wenschelijk wordt geacht met het oog op de veran dering, die de afsluiting van dien overweg onlangs

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 4