194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad "van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1908. of Burgemeester en "Wethouders mee in kennis had den gesteld. Waar dit niet is geschied noemt spreker deze wijze van handelen unfair. De Voorzitter doet opmerken dat „unfair" een woord is, dat een groote blaam op iemand werpt. Het zal dan ook niet de bedoeling van den heer Lautenbach zijn geweest zulk een blaam op do Commissie van Toezicht te werpen. Spreker stelt er prijs op te ver klaren dat, terwijl ook aan Burgemeester en Wethou ders van de gewijzigde opinie der Commissie niets bekend is, altijd op de meest welwillende wijze door deze Commissie met Burgemeester en Wethouders is samengewerkt. De heer van Ketwich Verschuur deelt mede, dat hem zooeven door den heer Schoondermark eon pak ketje stukken is overhandigd, omtrent de splitsing van klassen aan de middelbare school voor meisjes te 's Gravenhage en over wat in deze aldaar geschied is en nog gescliieden zal. Daaruit valt z. i. voor ons wel iets te leeren, en dit versterkt spreker nog in zijne meening, dat de behandeling van dit punt moet worden uitgesteld, wil men een zoo juist mogelijk oordeel uitspreken. De heer van Messel zou zich niet in dit onverkwik kelijke debat hebben gemengd, als niet de mededeeling van den heer van Ketwich Verschuur hem daartoe aanleiding had gegeven. Dat geachte lid verklaart, dat hem staande deze vergadering door den wethouder van onderwijs, den heer Schoondermark, eene portefeuille is overhandigd. Na inzage blijkt deze te bevatten stukken, betrekking hebbende op het aanhangige onderwerp, welke de heer van Ketwich Verschuur niet bij de ter visie liggende stukken had gevonden laatstgenoemde heeft tijd noodig om ze te bestudeeren, zoodat hij thans te meer aanleiding vindt aan te dringen op aanneming der motie-Duparc. Spreker vindt de handelwijze van den wethouder van onderwijs, op zijn zachtst uitgedrukt, zonderling en eene bevoorrechting van een enkel lid van den Raad. Spreker is van oordeel dat voornoemde stukken voor alle leden van den Raad ter visie hadden moeten worden gelegd. De heer Besuijen moet opkomen tegen de gewoonte van den heer van Ketwich Verschuur om zijn mede leden te verrassen met mededeelingen, die niet kunnen worden gecontroleerd. Hetzelfde is gebeurd, toen aan de orde was het verleenen van vergunning aan den heer van der Heulen tot het maken van een in rit in het trottoir. Toen deelde de heer van Ketwich Verschuur ook iets mede, dat onmiddellijk daarop door een ander lid van den Raad werd tegengesproken. Op dergelijke mededeelingen, die op effect zijn be rekend, mag de Raad niet ingaan. Er wordt nu gewezen op het rapport van de Com missie van Toezicht en de klemtoon wordt er op ge legd, dat dit al l1/2 jaar oud is. Nu is het niet onmogelijk dat men in U/2 jaar van opinie kan ver anderen, maar het rapport van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs is nog maar x/2 jaar oud. Deze zegt, zooals op pag. 256 van bijlage 20 staat „het zal Uw college bekend zijn dat ook te 's Graven- „hage reeds een aanvang is gemaakt met een splitsing „in de aangegeven richting". Spreker vraagthoe zal men nu reods oordeelen over een proef, die pas in Maart is begonnen. Op dergelijke mededeelingen, als door den heer van Ket wicli Verschuur zijn gedaan, mag de Raad niet door- redeneeren. Hij moet zich houden aan de overgelegde officieele stukken. Het spijt den heer Schoondermark dat de heer van Messel zijn sprekers handelwijze afkeurt. Spreker zal echter mededeelen hoe hij aan de stukken komt. Hij is in den Haag geweest en heeft die stukken van de Directrice der Middelbare Meisjesschool gekregen. Zij zijn dus sprekers particulier eigendom en hij had ze bij het debat willen gebruiken. Spreker ziet er dan ook geen bezwaar in om stukken, die zijn par ticulier eigendom zijn, niet dat van Burgemeester en Wethouders, aan een of ander lid van den Raad over te geven. Ook de heer van Messel kan ze op ver zoek van spreker krijgen. Het spijt don heer van Mossel, dat de heer Schoonder mark (wethouder van onderwijs) zich heeft laten verleiden tot repliekdaarmede heeft dat geachte lid de zaak niet beter gemaakt. Spreker heeft zich be roepen op de mededeelingen van den heer van Ket wich Verschuur, die nader worden bevestigd door den heer Schoondermark, welke verklaart de bedoelde stukken te hebben ontvangen van de Directrice der Hooge Burgerschool voor meisjes te 's Gravenhage, en betrekking hebben op het aanhangig onderwerp om bij de behandeling daarvan te worden gebruikt. Spreker blijft dus beweren dat niet alleen de heer van Ketwich Verschuur het voorrecht behoort te hebben deze stukken te kunnen bestudeeren, doch ook alle andere leden van den Raad. Derhalve wordt dat geachte lid de gelegenheid verschaft, beter voorbe reid bij de behandeling van het voorstel ter verga dering te komen. Beschouwt de heer Schoondermark die stukken als zijn privaat eigendom, dan had hij ook daarnaar moeten handelen, door ze namelijk den heer van Ketwich Verschuur in gesloten enveloppe aan huis te zenden met de bijvoeging: „vertrouwelijk". Spreker blijft dus volhouden, dat de heer van Ketwich Verschuur is bevoorrechtde handelwijze van den heer Schoonder mark is zeer zonderling en die stukken hadden voor alle leden van den Raad ter visie moeten worden gelegd. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Duparc wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra, J. Koopmans, Beekhuis, Komter, Oosterhoff, van Ketwich Verschuur, van Messel, Hartelust, Burger, Feitz, Schoondermark, Duparc, Menalda en Haver- schmidt. Tegen de heerenWilhelmij, G. W. Koopmans, Lautenbach, Besuijen en de Jong. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is hierdoor van de agenda voor heden afgevoerd. De heer Besuijen wenscht nog een verzoek te richten tot den wethouder van onderwijs. Het is ge bleken dat de heer Schoondermark in het bezit is van stukken, waarvan hij bestudeering van groote waar de acht voor de onderwerpelijke zaak. Het is dus van belang dat die stukken aan den Raad worden overgelegd. Als het toch waar is dat de heer Schoon dermark door die stukken tot de overtuiging gekomen is dat geen reorganisatie moet plaats hebben, dan kan overlegging niet anders dan in het voordeel van Burgemeester en Wethouders zijn, wijl dan ook de raadsleden die meening kunnen krijgen. Hetisjuris- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1908. 195 terij om te zeggende stukken zijn privaat bezit. De heer Schoondermark heeft ze in handen gekre gen in zijn kwaliteit als wethouder van onderwijs en nu gaat het niet aan om goede argumenten achter den elleboog te houden, om, als het begint te spannen, de andere leden met leerplannen of medodeelingen uit geheime stukken om de ooren te gooien. Spreker zou gaarne dit voorstel doen De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit den wethouder van onderwijs te verzoeken de stukken aan den Raad over te leggen. De Voorzitter doet den heer Besuijen opmerken dat er niets meer te behandelen is. Door aanneming van de motie-Duparc is het punt in kwestie van de agenda afgevoerd, en is er, daar de agenda nu is afgehandeld, geen plaats meer voor voorstellen als de heer Besuijen gelieft te doen. Deze zijn thans vreemd aan de orde van den dag. De heer Besuijen kent het Reglement van Orde en weet dat er een gebrek aan den vorm is in zijn voorstel. Hij weet ook dat er een andere weg is om het woord te bekomen en hij vraagt dit derhalve voor een voor stel, vreemd aan de orde van den dag. De Voorzitter geeft den heer Besuijen te kennen dat hij dit voorstel dan schriftelijk en onderteekond bij spreker moet inleveren. De heer Schoondermark verzoekt den raadsleden, die amendementen willen indienen op het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dit schriftelijk te doen, vóórdat de kwestie opnieuw wordt behandeld. De Voorzitter deelt mede dat bij hem is ingekomen een briefje van den heer Besuijen, luidende „de on- dergeteekende vraagt het woord over eene zaak, vreemd aan de orde van den dag." Dit briefje behelst geen voorstel en voldoet dus niet aan het voorschrift van art. 30 van het Reglement van Orde. Spreker is niet bereid, ter wille van den heer Besuijen, telkens de vergadering te schorsen en sluit, daar niets meer te behandelen is, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5