234 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908.
Voortgezet op Dinsdag 3 November.
Volgno. 149. Bezoldiging van het overige personeel
der gemeentereiniging, f 55365.
De heer Besuijen zegt dat er in de sectie is ge
sproken over het schoonmaken der straten door vrou
wen. Als men de Memorie van Antwoord leest,
krijgt men den indruk dat er slechts twee vrouwen
aan het werk worden gezet. Wie scherp leest zal
en dat zal zeker de Wethouder wel toegeven
ontdekken, dat er meer zijn. Voor eenige dagen
waren in de Singelstraat 5 aan het werk. Spreker
heeft geen bezwaar dat werk door vrouwen te laten
verrichten, maar als er mannen werkloos zijn, hoopt
spreker dat de Wethouder de gehuwde vrouwen, wier
mannen werk hebben, op non-activiteit zet.
De heer Oosterhoff antwoordt dat de opmerking,
in de sectie gemaakt, den indruk kan hebben gewekt,
dat voor dit werk vrouwen in dienst werden genomen.
Dit is niet zoo. Het zijn toch de vaste wiedsters,
die hulp verleenen gedurende den korten tijd, dat
de bladeren vallen en er voor do reiniging dus
bijzonder veel werk is. Nadeelig is dit voor perso
nen, die werkloos zijn, niet, omdat dit werk meestal
is afgeloopen vóór dat de werkeloosheid begint.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 149 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 150. Onderhoud van het aschland en van
de daarop aanwezige gebouwen, f 1900.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Lautenbach zou gaarne de toezegging
hebben dat er nog dezen winter een schaftlokaal werd
ingericht. De mannen zijn altijd blootgesteld aan
weer en wind en hebben een betere schuilplaats noodig
dan een paard, waarvoor thans bij vernieuwing een
bedrag is gevoteerd. Spreker meent dat met weinig
kosten hierin verbetering kan worden gebracht.
De heer Oosterhoff wil den heer Lautenbach de
gevraagde toezegging wel geven als het blijkt moge
lijk te zijn. Spreker vreest echter dat dit niet het
geval is. Het terrein is geheel bezet. Wat voor den
dienst benut kan worden, is benut. Bij eventueele
verandering van het aschland zal met den wensch
van den heer Lautenbach rekening worden gehouden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 150 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 151. Onderhoud en aankoop van paarden
en gereedschappen, 12580.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat, waar
vroeger de veearts Zwart belast was met den aan
koop van paarden, dit nu niet meer het geval is.
Spreker wijst er op dat de paardenhandel de zwaarste
handel is en vraagt of de man, die tegenwoordig met
den aankoop is belast, in staat is een goed paard te
koopen.
Gelukkig bestaat er geen kwestie tusschen den heer
Zwart en den heer Soutendam, zoodat een minder
goede verstandhouding niet de oorzaak kan zijn, dat
de veearts niet meer paarden koopt. De man, die
het tegenwoordig doet, kent spreker niet.
Hij vraagt of Burgemeester en Wethouders een
open oog hebben voor deze aangelegenheid. Paarden
zijn in den regel duur en een slecht paard wordt
voor de gemeente nog duurder. In de Memorie van
Antwoord leest spreker dat de man zich tot tevreden
heid van zijn taak kwijt. Tot wiens tevredonheid
is dat Het kan zijn dat dit is tot tevredenheid van
zich zelf. Gaat de zaak niet goed dan zou spreker
het aankoopen weer aan den veearts willen opdragen.
De heer de iong doet opmerken dat de leverantie
van fourageartikelen voor de paarden ondershands
geschiedt. De firma Schaap te Deersum is de vaste
leveranciersche. Spreker zou het beter achten deze
artikelen in het openbaar aan te besteden, dan konden
de Leeuwarder handelaars ook mededingen. Spreker
zal gaarne zien dat Burgemeester en Wethouders met
deze opmerking in het vervolg rekening houden.
De heer Oosterhoff zegt, in antwoord op het door
den heer G. W. Koopmans gesprokene, dat vroeger
de paarden voor de reiniging werden aangekocht uit
de trampaarden te Amsterdam. Als een verkoop van
deze paarden werd aangekondigd, werd den veearts
Zwart opgedragen er heen te gaan. Sedert het tram
bedrijf electrisch is geworden is dit veranderd. Nu
gaat het niet aan om den veearts op te dragen naar
de eene of andere paardenmarkt, Zwolle of Franeker
b.v., te gaan, om te beproeven of daar misschien voor
onzen dienst geschikte paarden te krijgen zijn, en
daarom wordt dit opgedragen aan den man, die
tegenwoordig met den aankoop is belast. Of nu deze
man het vertrouwen verdient dat in hem wordt gesteld?
Spreker zou zeggen van wel. Het is de man, die
door Minister Staal is aangesteld als taxateur in het
vorderingsdistrict no. 70 voor aankoop van paarden
voor de landweer. Over de laatste drie door hem
aangekochte paarden is dan ook geen enkele reden
tot klagen geweest.
Den heer de Jong kan spreker antwoorden dat de
levering van fourage bij openbare inschrijving ge
schiedt, alleen de levering van hooi en stroo wordt
aan de firma Schaap gegund. Dit geschiedt in hoofd
zaak om de faciliteiten die genoemde firma toestaat,
n.l. de levering bij kleine hoeveelheden, zoodat geen
opslagplaats noodig is.
De opheldering van den heer Oosterhoff voldoet den
heer Hartelust niet geheel. De leveranciers van hooi
en stroo hier ter stede staan de faciliteiten, door den
Wethouder bedoeld, eveneens aan particulieren toe.
Spreker is een voorstander van openbare aanbesteding,
omdat bezuiniging daarvan het gevolg kan zijn.
De heer G. W. Koopmans hoort van den heer Oos
terhoff dat de bedoelde persoon door Minister Staal
is aangesteld als taxateur voor dienstpaarden. Het
zal dan wel een man van capaciteit zijn. Is nu onze
reiniging zoo hoog verheven dat deze man op den
aschwagen zit? Het spijt spreker dat hij dit niet
heeft geweten, anders had hij in de sectie om inlich
tingen gevraagd. Zou er verschil van meening bestaan
tusschen den vroegeren deskundige en den Directeur
van de Reiniging
De heer Oosterhoff zegt, dat de heer G. W.
Koopmans vraagt of er verschil van meening bestaat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 235
Voortgezet op Dinsdag 3 November.
tusschen den vroegeren deskundige en den Directeur
der gemeentereiniging. Daarover is geen woord ge
sproken. Alleèn is er gezegd dat er verschil bestaat
in de wijze, waarop vroeger en nu de benoodigde
paarden worden gekocht. De persoon die er nu mee
belast is, is paardenkooper. Zijn er nu paarden noodig,
dan krijgt deze de opdracht om naar de markt, b.v.
te Zwolle of Franeker, te gaan en te zien of er voor
de gemeente geschikte paarden zijn om die zoo mogelijk
te koopen. Een dergelijke opdracht kan men den
veearts Zwart niet geven.
Men zou kunnen opmerken dat de paarden, op deze
wijze gekocht, niet geneeskundig worden onderzocht.
Dat is waar, maar men kan een paard, dat op de
markt wordt gekocht, niet eerst eenigen tijd in obser
vatie krijgen. Bovendien zijn de drie het laatst ge
kochte paarden sterke beesten, die er goed uitzien en
geen aanleiding hebben gegeven tot klachten. Voor
Burgemeester en Wethouders is er dus geen reden
om af te wijken van de nu gevolgde gewoonte.
De heer Haverschmidt is intusschen ter vergadering
verschenen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 151 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgnos. 152164 worden ongewijzigd goedge
keurd.
Volgno. 165. Onderhoud en schoonhouden van di
verse gebouwen en meubelen, f 3044.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen wenscht bij dezen post te spreken
over de volksbadinrichting. Het verdwijnen dezer
inrichting is, zooals de Raad zich zal herinneren, op
eigenaardige wijze geschied.
De Raad vond den post hiervoor niet op de be
grooting, maar wel een brief van den Directeur der
Gemeentewerken, luidende
„Daar op 31 December 1906 het contract eindigt,
„en Burgemeester en Wethouders het vorig jaar reeds
„mededeelden dat het niet zou worden vernieuwd,
„is deze post voor Memorie uitgetrokken."
Dat was, geheel buiten den Raad om, zeker wat
voorbarig.
De Commissie van Rapporteurs vroeg dan ook,
waar moeten de arbeiders, die nu nog 3400 baden
gebruiken, naar toe.
Ook een lid der Gezondheids-commissie, dr. Baart
de la Faille, kwam tegen deze handelwijze van Bur
gemeester en Wethouders op en achtte het onjuist
het contract niet te vernieuwen bij stijgend gebruik.
Dr. Tromp was vóór de sluiting, omdat hij meende j
dan meer pressie op Burgemeester en Wethouders
te kunnen uitoefenen tot het verkrijgen van eene
gemeentelijke zwem- en badinrichting. De heer
Haverschmidt meende dat onmiddellijk het leelijko
gebouwtje zou verdwijnen.
Wat is nu het resultaat. Het gebouwtje, dat spre
ker niet in den weg staat, staat er nog, de heer
Tromp dringt niet meer bij Burgemeester en Wet
houders aan en de arbeiders, wien het baden moet
worden geleerd, worden bemoeielijkt. De Hollanders
zijn niet als de Engelschen, die gesteld op lichaams-
wassching als zij zijn, in bijna ieder huis een bad
kamer hebben.
Wat hebben wij er aan in 1907 en 1908, dat Bur
gemeester en Wethouders het vraagstuk van eene
gemeentelijke badinrichting overwegen, wanneer men
ongereinigd rond moet loopen
Het is zoo klaar als de dag dat men oude schoenen
weg wierp zonder nieuwe te hebben.
Burgemeester en Wethouders zeggen nu wel dat
een voorstel om het contract te vernieuwen in 1906
verworpen is met 11 tegen 10 stemmen, maar onder
de 11 waren de heeren Tromp en Beekhuis, waarvan
de laatste niet tegen het contract was, maar Burge
meester en Wethouders om nieuwe voorstellen ver
zocht. Zijn de heeren Koopmans, Oosterhoff,
Burger, Baart de la Faille, Feitz, Duparc en van
Messel niet bekeerd, dan wordt het voorstel, dat
spreker wenscht te doen, aangenomen.
Het luidt
„De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders
het daarheen te willen leiden dat, door het aangaan
van een contract met den heer P. J. Deutgen, eige
naar van de zweminrichting alhier, de gelegenheid
tot het verkrijgen van volkssproeibaden weder als
vóór 1907 worde opengesteld".
Nu zullen Burgemeester en Wethouders zeggen:
als de heer Deutgen maar wil. Omdat deze zaak
door spreker van zoo groot belang werd geacht heeft
hij geïnformeerd en van den heer Deutgen heeft hij
het volgende schrijven ontvangen, dat hij bij Bur
gemeester en Wethouders deponeert.
Dit schrijven, dat spreker voorleest, luidt als volgt
„De ondergeteekende, Pieter Jans Deutgen, eige
naar der zwem- en badinrichting aan den Ilarlin-
„gersingel te Leeuwarden, verklaart zich genegen
„met de gemeente Leeuwarden weder een contract
„aan te gaan betreffende de waterlevering en de
„bediening der gemeentelijke volkssproeibadinrichting
„en wel op de vroeger geldende voorwaarden, alleen
„met deze wijziging, dat het onderhoud van alles wat
„gemeente-eigendom is, ook voor rekening der ge-
„meente is en blijft, en behoudens het recht van
„overdracht van het contract aan een eventueel hem
„opvolgenden eigenaar zijner inrichting, verder onder
„bepaling dat, indien zijne inrichting tijdens den
„duur van het contract mocht worden verkocht om
„geamoveerd te worden, hij van zijne verplichtingen,
„ten opzichte van het contract, is ontheven."
Als de heer Deutgen alleen voor 5 jaar wil contrac
teeren, wil spreker liever niet. De bedoeling is ook
alleen Burgemeester en Wethouders te verzoeken het
daarheen te willen leiden, dat er weer sproeibaden
kunnen worden verstrekt tot op betere wijze daarin
wordt voorzien.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Besuijen
eene motie is ingediend, luidende
„de Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders,
het daarheen te willen leiden dat, door het aangaan
van een contract met den heer P. J. Deutgen, eigenaar
van de zweminrichting alhier, de gelegenheid tot het
verkrijgen van volkssproeibaden weder als voor 1907
worde opengesteld".
Spreker zal deze motie tegelijk met het volgno. in
bespreking brengen.
De heer Haverschmidt heeft zoo dikwijls, o.a. reeds
in 1896, aangedrongen op verwijdering van het bad
huis, dat hij vrijheid vindt ook nu deze zaak te
bespreken, terwijl hij sedert zeer korten tijd in de
buurt daarvan woont.
Spreker is tegen het denkbceld-Besuijen, omdat met
die 500.opnieuw het leven zal worden gerekt
van deze voor binnen- en buitenbaden zeer onvol
doende inrichting, waarvan de verkoop onlangs door
eenige aandeelhouders Averd bemoeilijkt en die nu
blijft staan tot ze in elkaar valt of afbrandt.
Met het volksbad daarnaast was het een lijdens
geschiedenis, daar de ligging niet deugde het zwembad
moest al gauw worden gesloten en de sproeibaden
waren nooit populair.