286 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. Voortgezet op Dinsdag 3 November. Spreker deelde in 1902 mode, dat het bezoek steeds afnam. In 1899 3879, in 1899 3051, in 1900 2503, binnen 5 jaar zou men de zaak kunnen sluiten bij gebrek aan liefhebbers en door het subsidie van f 500.gaf de gemeente 20 cent subsidie per bad van 21/, cent, wat toch te gek was. Nu is het later wel iets beter geworden, maar ook toen moest de gemeente 15 cent per bad subsidie geven. Spreker ziet in het weinige gebruik eene aanwijzing, dat men van enkel sproeibaden weinig gediend is en beveelt bij een nieuwe inrichting zoo mogelijk een zwembad, in elk geval een kuipbad aan. Twee jaar geleden heeft men wijselijk de overeen komst niet gecontinueerd en in goed vertrouwen dat de getimmerten nu wel zouden verdwijnen, werden op de daar achtergelegen terreinen kostbare huizen gezet. De bewoners komen thans vragen de schutting weg te nemen en zullen als antwoord krijgen, dat men weer met sproeibaden begint, waarmee men vroeger zoo weinig succes had. Spreker hoopt dat men het denkbeeld van den heer Besuijen geen steun verleent. De heer Duparc zegt, dat het niet zoovele jaren is geleden, dat hij tegenwoordig was bij de opening van de bad- en sproeiinrichting. Velen, die zich mede daarbij bevonden, zullen zich deze opening zeker mede herinneren en tevens de mooie woorden, bij die gelegenheid gesproken door den toenmaligen, te vroeg ontslapen wethouder, Mr. J. C. Meijer. Het was voor Leeuwarden wat men noemt eengebeurtenis." Men vleide zich dat door deze inrichting, zij het op bescheiden wijze, zou worden voorzien in de behoefte aan lichaamsreiniging voor de personen uit de min- of onvermogende standen. Er is meer dan eens van de Nederlanders gezegd, dat bij hen een vreemd verschijnsel valt waar te nemen. In hun huizen, zelfs op straat zijn zij zeer zindelijk, doch voor lichaamsreiniging leggen zij al zeer weinig zorg aan den dag. Deze opmerking was steeds zeer juist. Laten wij daarom trachten, zooveel mogelijk aan dezen toestand een einde te maken. Spreker zal daarom elk voorstel, dat in deze richting wordt gedaan, steunen. Moge de sproei- en bad inrichting niet alles geven wat wel wenschelijk is, laat men daarbij denken aan het Fransche spreek woord„Quand on n'a ce qu'on aime, ii faut aimer ce qu' on a." De heer Haverschmidt heeft gewezen op het ver minderend getal personen, dat van de inrichting gebruik maakte. Men ziet echter meer soortgelijke schommelingen. Eerst gaat het, ook bij een inrichting als de be sprokene, goed. Later vermindert het gebruik, om daarna weer te stijgen. Spreker waarschuwt den Baad, niet al te optimis tisch te denken over de oprichting van een gemeente lijke bad- en zweminrichting. Sinds jaren is daarnaar gestreefd, doch men stuitte hierbij steeds af op gebrek aan geschikt water. Bij de Groote Wielen is eenige jaren geleden een zoodanige inrichting tot stand gekomen, die in vele opzichten aan de eischen voldoet. Menschen, die niet kunnen betalen, kunnen er echter geen gebruik van maken. Vroeger jaren, toen het Vallaat nog bestond, was het heel anders, men had toen ook in den zomer veeltijds goed stroomend water. Sedert echter is Friesland één boezem geworden er wordt in den zomer dikwijls weken lang niet gestroomd, en daaraan is het dan te wijten, dat het water stil staat en stinkend is en bijgevolg zoo on geschikt mogelijk om er in te baden of te zwemmen. De heer van Ketwich Verschuur zegt dat in de derde sectic door hem is gepleit voor de handhaving van het sproeibad. Men is te rade gegaan met de lijst, die Burgemeester en Wethouders hebben doen opnemen in het gemeente-verslag voor 1906 en het komt ook spreker voor dat, zoolang er geen andere inrichting is, de nu besprokene moet blijven bestaan. Het blijkt dat sedert 1897 een vrij groot getal baden is genomen. In 1906 was dit 3246, op drie na het hoogste cijfer sedert de opening. Toen is de post van de begrooting afgevoerd en spreker heeft zich afgevraagd hoe is dat mogelijk Spreker vindt de bestaande inrichting niet mooi zoolang er echter geen nieuwe is moet deze worden bestendigd. Hij zal de motie-Besuijen steunen, omdat ook hij het noodzakelijk acht dat er eene gelegenheid tot lichaamsreiniging bestaat. De heer Komter acht de zaak niet zoo eenvoudig als zij lijkt. Zooals het schrijven luidt, meent spre ker te moeten ontraden vóór de motie-Besuijen te stemmen. Ten eerste zijn sedert geruimen tijd bij Burge meester en Wethouders plannen voor een gemeente lijke badinrichting in studie. Nu wordt van de sproei baden alleen 's zomers gebruik gemaakt. Alleen dus als de plannen van Burgemeester en Wethouders te lang uitblijven om nog in den volgenden zomer dienst te doen, zou de zaak pressant kunnen worden. Dan moet spreker nog even de aandacht vestigen op de onderhoudsvoorwaarde in den voorgelezen brief. Vroeger was het onderhoud van de sproeibadinrichting voor rekening van den heer Deutgen. De laatste jaren is die inrichting niet gebruikt en er is ook niets aan gedaan. Zij verkeert uitwendig dan ook in bouw- valligen toestand. De eigenaar van de zwem- en badinrichting ziet dat in en zegt daarom in zijn schrijven „met deze uitzondering dat het onderhoud „van alles wat gemeente-eigendom is, voor rekening „der gemeente is en blijft". Als dit alles nu in orde moet worden gebracht voor 1 jaar of misschien nog korter, wordt het te duur. Bovendien schrijft de heer Deutgen, dat hij genegen is een contract te sluiten op de vroegere voorwaarden. Dit beteekent voor 5 jaar. Als de heer Besuijen zijne motie zoo kon wijzigen dat Burgemeester en Wethouders in overweging werd gegeven te onderzoeken of het mogelijk is een over eenkomst aan te gaan voor 1 jaar en wat de kosten zijn, ware het iets anders. Zooals de motie nu luidt zullen Burgemeester en Wethouders, als zij wordt aangenomen, het contract moeten sluiten, wat minstens 500.zou kosten, terwijl dan bovendien misschien meer dan 500.noodig zouden zijn om de inrich ting weer in bruikbaren staat te brengen. De heer Besuijen doet opmerken dat de korte rede van den heer Haverschmidt dingen bevat, die met deze zaak niets uitstaande hebben. De mededeeling dat de zweminrichting van uiterlijk niet sierlijk is, kan voor kennisgeving worden aangenomen nu wij niet daarover, maar over volkssproeibaden spreken. Ook heeft do heer Haverschmidt gezegd dat de volksbadinrichting niet populair is, dat hangt er maar van af, wat de heer Haverschmidt onder populair verstaat. Als hij daarmee bedoelt dat elke arbeider er moet komen, dan heeft hij eenigszins gelijk. Als men echter in aanmerking neemt dat de arbeider moet worden geanimeerd, dan is 3400 baden een respectabel cijfer. Verder geeft de heer Haverschmidt Burge meester en Wethouders in overweging om bij het uitwerken hunner plannon om kuipbaden te denken. Dit heeft eveneens met de momentaneele behoeften aan sproeibaden niets uitstaande. Eindelijk kwam Vers lag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 237 Voortgezet op Dinsdag 3 November. echter bij den heer Haverschmidt de aap uit den mouw. Het verzet van dat raadslid is gelegen in het feit dat enkele personen op speculatie bouwterrein hebben gekocht aan den Singel. Moeten wij de arbei dersbelangen nu opofferen aan de speculeerende koo- pers van bouwterrein Moeten, omdat er heeren op den wal gaan zitten, de arbeiders worden weggejaagd? Als spreker soortgelijke uitdrukkingen gebruikt, heet een dergelijk optreden irriteerend, niet aangenaam voor de heeren, maar do heer Haverschmidt legt ze hem nu in den mond. Bij de begrooting voor 1907 is door de Oommissie van Bapporteurs gezegd als er geen antwoord komt van Burgemeestor en Wethou ders, stellen wij voor het contract te verlengen. Spreker hoopt nu maar dat de heer Oosterhoff, toen maals lid der commissie, niet is omgekeerd. Wat de heer Komter heeft gezegd snijdt geen hout. Hij heeft gezegd, 's winters is er geen arbeider te zien. Hoe kunnen zij er komen als de deur dicht zit Bovendien zijn het geen Dudok de Wit's of Batavieren. Er is geen haast bij, zegt de heer Komter. Zeker is er haast bij. Men kan de lichaamswassching zoo maar niet een paar jaar uitstellen. Wat den brief aangaat, daaraan zijn Burgemeester en Wethouders niet gebonden. Zij zijn niet verplicht op de aanbieding van den heer Deutgen in te gaan. Spreker denkt wel dat de heer Deutgen genegen zal zijn een ander contract aan te gaan, als hij voor de keuze wordt gesteldiets of niets. De heer Schoondermark heeft uit het debat niet begrepen of de heer Besuijen, als de motie wordt aangenomen, zal voorstellen volgno. 165 te verhoogen. De inrichting heeft een tijdlang leeg gestaan en dan zal een som moeten worden uitgegeven voor het in orde brengen. Men zou er niet af zijn met 500.— uit te trekken, de gemeente krijgt bovendien het onderhoud. Spreker wil wel van den heer Besuijen vernemen hoe deze hier over denkt. De heer van Ketwich Verschuur wil de inrichting zoo laten herstellen dat het mogelijk is haar den volgenden zomer te gebruiken. Spreker wil nu ook geen groote kosten daaraan besteden. De heer Beekhuis vraagt of het niet mogelijk zou zijn de beide stroomingen in den Baad te combineeren. De heeren Besuijen en van Ketwich Verschuur bedoelen hetzelfde, om de gemeente voor één jaar te redden. Ook spreker is daar voor, doch meent dat dit doel het best kan worden bereikt door een post van 500.op de begrooting te brengen. De heeren Komter en Schoondermark zeggen als men den brief leest, krijgt men den indruk dat het veel duurder komt. Nu zegt de heer Besuijen wel dat Burgemeester en Wethouders aan dien brief niet gebonden zijn, maar spreker meent, dat al deze kwesties kunnen worden vermeden door een post van 500.op de begrooting te brengen. Dan heeft men een gelimiteerden post. De heer Baart de la Faille is intusschen ter ver gadering verschenen. De heer Haverschmidt merkt nog op dat het in Leeuwarden hoogst moeilijk is een goede badinrich ting te krijgen. Ware de gemeente, aan wie sommigen verwijten dat zo altijd achteraan komt, wat minder vlug ge weest met eene waterleiding, in een tijd toen haast geen enkele gemeente de zaak in eigen beheer durfde nemen, dan stonden de kansen voor een gemeente badhuis veel gunstiger. Spreker betreurt het nog altijd dat de commissie eenigen tijd geleden haar taak opgaf, want tusschen de gevraagde rentegarantie en het aangeboden sub sidie bestond geen groot verschil. Spreker is tegen een nieuw contract, omdat hij in die 500.een steun ziet voor het oude badhuis spreker heeft indertijd beweerd dat die 500.de kurk is waarop de oude inrichting drijft, hetgeen ook duidelijk uit den voorgenomen verkoop is gebleken. Er is behoefte aan een badhuis, niet alleen voor min- maar ook voor meergegoeden en om hiertoe te geraken moet men de oude inrichting ook niet tijde lijk op de been houden. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Beek huis wordt voorgesteld in volgno. 165 te lezenvoor het woord „Memorie" bij „volksbadinrichting 500. Spreker zal dit voorstel tegelijk met de motie- Besuijen en het volgnummer in behandeling brengen. De bezwaren van den heer Komter zijn hoofdzake lijk gebaseerd op de niet bij benadering te bepalen reparatiekosten. De heer Besuijen zegt dat de eigenaar wel meer concessies wil doen. Het staat bij spreker echter vast dat het hem te doen is er iets van over te hou den. Worden de reparatiekosten zoo groot dat dit niet mogelijk is, dan zal van meerdere concessies niets kunnen komen. Op enkele plaatsen kan men de hand door de schutting steken. Wat het zal kosten om de inrichting in bruikbaren staat te brengen, is gelijk zoo pas gezegd, op dit oogen- blik niet uit te maken. Den heer Besuijen is het niet te doen om de eer van de zaak te hebben. Als het voorstel-Beekhuis juist is, dan wil spreker zijne motie wel intrekken. Hij wenscht er echter op te wijzen, dat aan het hoofd van dit volgno. staat Onderhoud en schoonhouden van diverse gebouwen" Moet nu deze post niet worden toegelicht met de woorden „toelage aan den heer Deutgen"? Spreker denkt dat de heer Beekhuis hem dit zal toegeven. Het bezwaar kan worden ondervangen, door aan sprekers motie toe te voegen en voteert een bedrag van 600.Spreker wenscht zijne motie nu aldus te lezen „de Baad noodigt Burgemeester en Wethouders uit te onderzoeken of het mogelijk is een contract aan te gaan met den heer Deutgen". De heer Schoondermark doet opmerken dat de heer Besuijen zijn sprekers vraag niet goed heeft begrepen. Spreker bedoelde den heer Besuijen een wenk te geven. Hij heeft gevraagd, hoe denkt u over volgno. 165 als uwe motie wordt aangenomen. Als de Baad 500.crediot geeft voor een contract dan zou, als de motie wordt aangenomen, volgno. 165 moeten worden verhoogd voor onderhoud der inrichting. Als de heer Besuijen voorstelt volgno. 165 te ver hoogen met 100.voor onderhoud en bij de motie 500.laat voteeren voor een contract, dan is de zaak in orde. De Voorzitter is van oordeel dat er tegen het voorstel-Beekhuis geen bezwaar bestaat. Onder dit hoofd komt toch ook voor „bouw van een smederijtje", „abonnement telefoon". Het voorstel-Beekhuis zou volkomen duidelijk zijn als het luidde „abonnement volksbadinrichting 500. „onderhoud idem 100.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 14