242 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. Voortgezet op Dinsdag 3 November. Om geen verkeerde illusies op te wekken, deelt de Voorzitter reeds thans mede, dat van hem geen voorstellen zijn te wachten, waarbij aan Burgemeester en Wethouders in overweging wordt gegoven, in den zin der hier gevallen besluiten, de jaarwedden te verhoogen. Volgno. 184 wordt, zooals het is gewijzigd tenge volge aanneming van het voorstel Hartelust, goed gekeurd. Volgnos. 185194 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 195. Jaarwedden van genees- en heelkun digen, belast met de behandeling van behoeftigen f 9300. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille doet opmerken, dat in de 2c sectie de wenschelijkheid is bepleit het tractement der stadsgeneesheeren te verhoogen. Die tractementen zijn niet in verhouding tot do diensten, die worden gepresteerd. Zij zijn toch al jaren stationair, terwijl de gemeente zich heeft uitgebreid. De patiënten, die door de stadsgeneesheeren moeten worden bezocht, wonen meest in de buitenwijken, Wel is er door Burgemeester en Wethouders op gewezen, dat de uitbreiding, die de vereeniging „Een dracht maakt Macht" heeft ondergaan, den omvang van de praktijk der stadsgeneesheeren eenigszins heeft doen verminderen, maar zij vergeten, dat de categorie van patiënten, door de stadsgeneesheeren behandeld, een andere is dan die van „Eendracht maakt Macht" en dat een groot aantal patiënten in de buitenwijken woont. Spreker is dankbaar voor de gegeven toezegging, dat Burgemeester en Wethoudeis de zaak zullen overwegen, c.q. in hoevorre er aanleiding bestaat een voorstel to doen. Als Burgemeester en Wethouders aan die toezegging gevolg geven, zou spreker in overweging willen geven tevens de positie der stads- vroedvrouwen onder de oogen te zien. Zij bewijzen hare diensten in dier voege, dat zij per verlossing eene vergoeding van f 4.ontvangen. Spreker is van oordeel dat ook deze vrouwen moeten kunnen rekenen op een vast tractement, opdat ook zij in het pensioenfonds kunnen worden opgenomen. Spreker wil Burgemeester dan ook in overweging geven om, als zij er over denken het salaris der stadsgeneesheeren te verhoogen, ook de positie der vroedvrouwen te regelen. De heer de Jong zegt dat door den heer Baart do la Faille de wenschelijkheid is uitgesproken de tracte menten der stadsgeneesheeren te verbeteren. Die wenschelijkheid wil spreker in het midden laten. Spreker en zijne partijgenooten meenen echter niet dat hierin de oplossing moet worden gezocht, n.l. dat verhooging van tractement verbetering zal brengen in de behandeling der zieken. Spreker is overtuigd, dat het systeem niet deugt. De geneesheeren moeten veel te veel patiënten be handelen. Op het Tournooiveld worden soms 50 of 60 personen behandeld in één uur. Het is ook voor een leek volkomen duidelijk, dat een dergelijke be handeling geen goede kan zijn. Spreker is overtuigd dat verhooging van salaris daar geen verbetering in zal brengen. Die zou te vinden zijn in kleinere wijken en meer geneesheeren. De heer Baart de la Faille zal geen debat openen over de wijze, waarop de stadsgeneesheeren hunne taak verrichten. Van een consciencious medicus kan men verwachten, dat hij zijne patiënten goed behan delt. Bovendien kan een leek moeielijk over een medische praktijk oordeelen, tenzij hij er zelf onder vinding van heeft. Misschien zou spreker het met den heer do Jong eens kunnen zijn, dat het beter ware, als er meer geneesheeren werden aangesteld dan had men beter verdeeling van arbeid. Maar het zou zeker zijne bezwaren hebben, om gegadigden te krijgen. In Groningen heeft men drie stadsgenees heeren met een hoogero belooning. Spreker zou denken dat het getal drie hier ook wel voldoende zou zijn. Spreker is echter van oordeel dat, als het salaris wordt verhoogd, dit eene aansporing zal zijn de praktijk zoo waar te nemen, dat er geen klachten zullen worden gehoord. Het doet den heer de Jong genoegen dat de heer Baart de la Faille van meening is, dat het beter is meer en kleinere wijken te hebben. Daaruit blijkt toch dat er iets aan hapert. De heer Baart de la Faille heeft ook gezegd dat een consciëntieus genees heer zijn praktijk goed waarneemt. De stadsgenees heeren kunnen dat niet. Zij hebben het te druk. Zij kunnen hun taak zoo ernstig opnemen als zij willen, als zij het te druk hebben kunnen zij die taak niet goed vorvullen. Salarisverhooging is de op lossing niet. Do klachten, die over een geneesheer waren ingekomen, zijn niet onderzocht. Ware dit geschied, dan zou gebleken zijn, dat het systeem niet deugt. Bij het voorbeeld, door den heer de Jong aange haald van 60 patiënten in een uur, wenscht de hoer Krijgsman nog een te voegen. Een van de geneesheeren, die de betrekking van stadsgeneesheer tijdelijk waarnam, kwam bij een patient, die al maanden onder behandeling was; deze liad in al dien tijd geen dokter bij zich gehad. Spreker wil niet zeggen dat hier plichtverzuim in het spel is, maar het is wel een bewijs, dat salarisverhooging niet zal helpen. Beter zou het zijn een of twee stadsgeneesheeren meer aan te stellen, zoodat het aantal patiënten voor ieder kleiner werd of hot aanstellen van uitsluitend armeudokters en dien dan de particuliere praktijk te verbieden. De heer Schuondermark zegt dat vroeger, toon de oude Beurs in Amsterdam nog bestond, do jongens daar éénmaal por jaar naai' hartelust mochten trom melen. Tegenwoordig schijnt dat gebruik overge slagen te zijn op de heeren raadsloden bij de be handeling der begrooting. Overal wordt de groote trom geroerd. Hatelijkheden worden zoo hard mo gelijk uitgeschreeuwd, opdat de geheele gemeente hoore wat verkeerds er gebeurt. Zoo hoorden wij den heer de Jong spreken over een respectabel ge neesheer, te wiens opzichte klachten waren inge komen en welke klachten niet zouden zijn onderzocht. Dit grieft spreker. Deze zaak is te ernstig ondor- zocht en te goed door Burgemeester en Wethouders in geheime zitting uiteengezet en verdedigd, dan dat in eene publieke vergadering mag worden gezegd dat de klachten niet zijn onderzocht. Dit woord van protest moet spreker van het hart. De heer Zandstra wenscht don heer Schoondermark te doen opmerken, dat men bij de begrootiug gele genheid heeft over alle. zaken zijn meeniug te zeggen. Spreker en zijne partijgenooten trommelen niet, maar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 243 Voortgezet op Dinsdag 3 November. spreken hun volle gemoed uit in het belang der gemeente. Als zij dat niet konden doen, bleven zij liever weg. Zij hebben wel wat beters te doen dan de trom te roeren. De heer de Jong ontkent, dat hij de groote trom zou roeren. De heer Schoondermark en ook de andore heeren die zeggen, dat de sociaal-democraten steeds sproken met bijbedoelingen, moeten maar eens denken aan het bekende versje van Gysbert Japicx: „D'earebarre trapet plomp yn 't gnod, Oer 't goe krüd hinne en siket de pod Dy lijir den neat as fül ut sykje Mei me mei rjucht bij raeskonk lykje". Als de heeren dit niet verstaan, zal spreker het later wel eens vertalen, als de heeren toch Fransch of Latijn praten moet spreker zich er ook mee redden. De heer Schoondermark zegt dat spreker niet het recht heeft te zeggen dat de klachten niet zijn onder zocht. Spreker wil deze discussie hier niet weer openen, maar een feit is het dat de motie-Lautenbach, om de behandeling der toen aanhangige kwestie uit te stellen, is verworpen. De bedoeling der motie was een onderzoek in te stellen. Een onderzoek, waarvan de resultaten aan de raadsleden bekend zijn, heeft niet plaats gehad. Spreker weet er althans niets van. Als de zaak werkelijk ernstig was onderzocht, dan zou zeer zeker zijn gebleken, dat het systeem niet deugt. De beraadslaging wordt gesloten. Volgno. 195 wordt ongewijzigd vastgesteld. Volgnos. 196206 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 207 wordt goedgekeurd, zooals dit bij nota van wijziging is vastgesteld. Volgno. 208 wordt ongewijzigd vastgesteld. Volgno. 209. Jaarwedde der onderwijzers, f 150,295. De Voorzitter deelt mede dat de heer Krijgsman algemeene beschouwingen wenscht te houden. Spreker verleent den heer Krijgsman hiertoe het woord. De heer Krijgsman is, in spijt van het door den Wethouder van Onderwijs gesprokene, genoodzaakt enkele opmerkingen ter sprake te brengen, waarvan wel weer gezegd kan worden dat zij dienen om stemming te maken buiten den Raad. In het afgeloopen jaar is er veel gepraat over onderwijs en zijn vele zaken besproken, die met het onderwijs verband houden. De resultaten van al dat praten zijn niet bevredigend. Slechts enkele verbeteringen zijn aangebracht n.l.: 1. eenige verbetering is aangebracht aan school 9; 2. aanbouw van eenige lokalen aan school 7 en eenige verbeteringen aan die school 3. is eenige verbetering in de salarissen gebracht. Dit is echter ook alles wat in het afgeloopen jaar aan het onderwijs ten goede is gekomen. Er is niets gedaan voor de verhooging der zelfstandigheid van de onderwijzers. Een voorstel tot afschaffing van het ambulantisme word verworpen, idem een voorstel tot invoering van verplichte gereglementeerde schoolvergaderingen. De poging die gedaan is om aan de onderwijzers eenigen invloed toe te kennen op de samenstelling van het leerplan, mislukte. De drang naar die zelfstandigheid komt ook in het school- verslag tot uiting waar staat „Er is, ook in onze gemeente, over het personeel „een geest vaardig geworden van te groote zucht „naar onafhankelijkheid, van te sterk gevoel van zelf standigheid. Deze overdrijving schaadt de geregelde „werking van het organisme voor opvoeding en onder lijs der schooljeugd". Hot is voor de Commissie van Toezicht gemakke lijk in het verslag de bewering neer te schrijven dat de zucht naar zelfstandigheid te groot is en dat dit schadelijk werkt voor opvoeding en ouderwijs. Maar het bewijs te leveren is heel wat moeilijker. Verder lezen wij in het schoolverslag „Het hoofd van een derde school heeft uit ervaring „geleerd, dat het aantal schoolvergaderingen oer klein, „dan groot moet zijn, om kleine moeilijkheden met „het andere deel van het personeel te voorkomen". Dit personeel wenscht terecht medezeggenschap in den gang van de schoolzaken. Dat nu een hoofd die schoolvbrgaderingen, die in den tegenwoordigen vorm toch al zoo weinig beteekenen, vermindert, omdat dit medezeggenschap te groot wordt, acht spreker bedenkelijk. Behalve de pogingen om de zelfstandigheid te verhoogen, zijn ook verworpen de voorstellen tot verdere verbeteringen der onderwijzerstractementen. Die zijn hier niet hoog genoeg, want zij zijn lager dan elders in sommige gemeenten op het platte land van Friesland b.v. Spreker zal, nu pas kort geleden beslissingen hier omtrent genomen zijn, geen voorstellen tot verbete ring indienen, want het lot van dergelijke voorstellen is van te voren bekend. De Raad heeft van zijn onwil laten blijken om daarin verbetering te brengen. In het afgeloopen jaar is niets gedaan tot verbete ring van school no. 5. Ook is niets gedaan tot verbetering der lichame lijke zorg voor de kinderen. Wij hebben gehoord dat bij Burgemeester en Wethouders in onderzoek is het instituut van schoolartsen en het ontwerp van een school voor achterlijke kinderen. Met belangstelling zien spreker en zijne partijge nooten de plannen daaromtrent tegemoet. Van eenige verbetering, door daden, is tot nu toe nog niets ge bleken. Ook is de schoolvoeding en kleeding onvoldoende. Schoolbaden ontbreken nog altijd. Maar wat nu, zooals in de Memorie van Antwoord staat, schoolbaden hebben te maken met schoolartsen, is spreker niet duidelijk. Die twee zaken toch zijn onafhankelijk van elkaar zeer goed in te voeren. Eene regeling van het gymnastiek onderwijs, die aan de meest matige eischen voldoet, laat op zich wachten. Wat spreker van de te treffen maatregelen heeft vernomen, doet hem geen groote verwachtingen daaromtrent koesteren. Spreker zou nu verschillende moties kunnen indienen tot het verhoogen der zelfstandigheid van de onder wijzers, tot verbetering der salarisregeling enz. enz., hij zal dat niet doen want in het afgeloopen jaar is gebleken dat do Raad zeer onwillig is in dit opzicht en met onwillige honden is het slecht hazen vangen. Alleen ten opzichte van enkele onderdeden zal spreker met voorstellen komen. De meeiderheid van den Raad staat op het stand punt dat het onderwijs aan arbeiderskinderen zoo goedkoop mogelijk moet zijn, dat het streven naar meerdere zelfstandigheid van de onderwijzers moet worden tegengegaan, zij het ook ten koste van het onderwijs. Dit is een zuiver klassestandpunt. Spreker heeft te veel vertrouwen in het klassegevoel der heeren, om te trachten hun van dat klassestandpunt af te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 17