248 Verslag van de handelingen van den gemoenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908.
Voortgezet op Dinsdag 3 November.
dus wel doet wat zij zou kunnen doen om het school
verzuim zoo gering mogelijk te maken.
Spreker vraagt den Voorzitter of het niet mogelijk
is dat een kind, dat 1/2 jaar verzuimt, en telkens op
straat wordt gezien, niet door de politie naar school
zou kunnen worden gebracht.
De Voorzitter doet opmerken dat de Raad geen
invloed kan uitoefenen op het werk der commissie.
Spreker kan ook niet in debat brengen do vraag of
de commissie al dan niet genoeg doet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 223 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 224. Kosten van rechtstreeks van gemeente
wege verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige
schoolkinderen, f 300.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Krijgsman zegt dat op bldz. 134 van het
schoolverslag staat dat het schoolverzuim nog steeds
grooter is dan het moest zijn. Er wordt geklaagd
over het groote verzuim en in het verslag van de
commissie tot wering wordt in den regel als oorzaak
aangegeven te weinig inkomsten.
Van de 77 gevallen die de commissie onderzocht,
waren er 31, waarin de kinderen wegens verschillende
omstandigheden huiselijke bezigheden moesten ver
richten. Van 19 kon geen geldige reden worden
opgegeven, het was deels onwil, deels armoede. 5
kinderen waren in dienst van anderen om iets te
verdienen. In do helft van de onderzochte gevallen
was dus de geringe verdienste der ouders de oorzaak.
Hoeveel °/0 van het geheele aantal gevallen te wijten
is aan deze oorzaak, is uit de cijfers niet op te maken,
wel dat het aanzienlijk is. Het is niet te verwon
deren dat dit zoo is, waar de inkomsten klein zijn, en
in den winter werkloosheid heerscht. In Leeuwarden
zijn bij de bedeelden 2928 kinderen. Bij deze wordt
het schoolbezoek door geringe verdiensten benadeeld.
Voor zoo'n getal is een bedrag van 300.te laag.
Het is dan ook gebleken dat dit het geval is,
want Burgemeester en Wethouders zijn al genoodzaakt
geweest met een voorstel tot verhooging van den
post tot 450.bij den Raad te komen.
Er zijn verschillende redenen dio tot verhooging
moeten leiden. Als sprekers inlichtingen juist zijn,
dan moeten de kinderen 4 weken met een paar klom
pen toe. Heeft nu een kind in do eerste week een
ongeluk, dan krijgt het toch niet eerder weer klom
pen voor do vier weken om zijn. Onder do kinderen
die de armenscholen bezoeken, zijn velen, die onvol
doende zijn gekleed. Er zijn er bij, die een broek
en een gescheurd kieltje dragen over het blooto lijf
en niets meer. Deze moeten maar in staat zijn het
onderwijs te volgen. Er is alleszins reden om te
veronderstellen, dat men met wat ruimer bedeeling van
klompen, kleeren en schoolpantoffels, het getrouwe
schoolbezoek in de hand kan werken. Spreker stelt
voor
Volgno. 244 te verhoogen met 700.en uit te
trekken op 1000.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Krijgs
man is voorgesteld volgno. 244 te verhoogen met
f 700.en uit te trekken op 1000.—.
Spreker zal dit voorstel tegelijk met het volgno.
in behandeling brengen.
De heer Schoondermark zegt dat verleden jaar een
dergelijk voorstel is verworpen met 15 tegen 4 stem
men. In Januari is door Burgemeester en Wethouders
voorgesteld de som van 300.te verhoogen tot
4o0.Burgemeester en Wethouders zagen zich
daartoe genoodzaakt, omdat zij uitgaan van deze
gedachte dat klompen moeten worden verstrekt aan
kinderen, die bij gebreke van klompen de school niet
kunnen bezoeken. Voor 19021908 is het bedrag
van 300.voldoende geweest. Dit jaar evenwei
viel de winter vroeg in, er heerschte veel werkloos
heid en daarom hebben Burgemeester en Wethouders,
gedachtig aan het verzoek van den heer Zandstra,
met milde hand gegeven.
Het is dan ook gebleken dat de wijze waarop de
300.is besteed, 's Raads goedkeuring wel kon
wegdragen. De heer Krijgsman kan ook wel gerust
zijn, want, als blijkt, dat Burgemeester Wethouders
niet genoeg hebben, zullen zij zich wel weer tot den
Raad wenden. Zij zijn overtuigd dat zij doen wat
de Raad wenscht, zoodat er nu geen motief behoeft
te zijn om meer te geven. Bovendien zijn er nog
klompen over.
De heer Krijgsman zegt dat Burgemeester en Wet
houders wel kunnen zeggen, dat zij met milde hand
geven, spreker en zijne partijgenooten vinden de uit*
deeling van klompen schraal. De bepaling dat de
kinderen er 4 weken mee toe moeten, wijst niet op
een milde hand. Ook wenschen spreker en zijne
partijgenooten zich niet bij klompen te bepalen, zij
willen meer geven, als kleeding, schoolpantoffels enz.
Om daaraan te kunnen voldoen, moet het bedrag
worden verhoogd tot 1000.
Do heer van Ketwich Verschuur is inmiddels weder
ter vergadering verschenen.
Het voorstel Krijgsman wordt verworpen met 15
tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heerende Jong, Zandstra,
Besuijen en Krijgsman.
Tegen de heeren Schoondermark, G. W. Koopmans,
Lautenbach, Oosterhoff, J. Koopmans, Beekhuis,
Feitz, Duparc, Hartelust, Komter, Burger, Baart de
la Faille, Wilhelmij, van Messel en van Ketwich
Verschuur.
Volgno. 223 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgnos. 224-227 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 228. Subsidie ten behoeve van de Ambachts'
school, f 8000.
De heer Lautenbach wil in sympathie voor de
ambachtsschool voor geen enkel lid van den Raad
onder doen. Spreker vraagt echter aan den vertegen
woordiger van den Raad in het bestuur of aan alle
leerlingen bij het verlaten der inrichting een uitzet
wordt meegegeven. Spreker meent dat het de bedoeling
is, dat alleen zij dit krijgen, wier ouders hot moeilijk
kunnen betalen. Zoo roijaal als het soms toegepast
wordt, acht hij onverstandig en weinig in overeen
stemming mot een inrichting, die door subsidiën op
do been moet blijven.
Do heer Beekhuis antwoordt dat het uitzet voor
allen gelijk is. De timmerlui krijgen gereedschap, de
smeden een boek.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 249
Voortgezet op Dinsdag 3 November.
De heer Lautenbach zou het bestuur in overweging
willen geven dit uitzet alleen te geven aan hen, die
het niet kunnen betalen. De gefortuneerden, die ook
al profiteeren van het zéér lage schoolgeld, hebben
het niet noodig.
De heer Beekhuis zal het door den heer Lautenbach
gesprokene bij het bestuur der ambachtsschool over
brengen.
Volgno. 228 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Volgnos. 229242 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 243. Voorschot aan de onderlinge risico-
vereeniging van Nederlandsche gemeenten, f 1765.
De beraadslaging wordt geopend.
Do heer Krijgsman was het lid der le sectie, dat
gesproken heeft over de aansluiting der gemeente bij
de onderlinge risico-vereeniging. Burgemeester en
Wethouders antwoorden dat zij niet zonder bevreem
ding kennis hebben genomen van de afkeuring, door
een lid der 1ste sectie uitgesproken over de aanslui
ting der gemeente bij de onderlinge risico-vereeniging.
De bevreemding behoeft niet zoo groot te zijn, als
Burgemeester en Wethouders zich herinneren, dat de
samenstelling van den Raad nu andersis dan toen het
besluit tot aansluiting werd genomen. De risico-
vereeniging wordt geadministreerd door de centrale
werkgevers-bank. Dit is dus de boekhouder en kassier
der gemeente en deze zwendelt
De Voorzitter interrompeert den heer Krijgsman,
zeggendedat hij dergelijke uitdrukkingen niet kan
toelaten.
De heer Krijgsman zal die uitdrukking voorloopig
terugnemen en eerst aantoonen, dat zij niet onver
diend is. In een debat in de Eerste Kamer zijn over
genoemde Bank verschillende klachten ter sprake
gekomen, waaruit is gebleken dat zij de bepalingen
der Ongevallenwet ontduikt en de belangen der
arbeiders benadeelt.
Er is een streven om de door de Rijksverzekering-
bank toegekende rente te verminderen door beroep
tegen de beslissingen der Bank. Waar voor direct
aangesloten arbeiders aan de Rijksverzekeringbank
geen aanvragen om vernietiging der beslissingen
inkwamen, gebeurde dit wel voor werkgevers, aange
sloten bij de Centrale Werkgevers Bank. In 1903
bedroeg het aantal ingestelde beroepen 5.29 °/0 van
het geheele aantal. In 1904 5.13 °/0.
In 1903 werd in 23 gevallen of 10.18 van het
aantal ten laste der Rijksbank, een rente toegekend,
waar dit oorspronkelijk niet was geschied, terwijl dit
getal voor werklieden, aangesloten bij de particuliere
vereenigingen, slechts 16 of 4.01 van het aantal
bedroeg. In 1904 bedroegen deze cijfers respectievelijk
7.57 of 4.30
De gemiddelde duur der invaliditeit bij tijdelijke
ongeschiktheid bedroeg voor aangeslotenen bij de Rijks
verzekeringsbank in 1903 14.9 dag, terwijl die van
bij eene vereeniging aangesloten arbeiders 14.6 bedroeg.
In 1904 waren de overeenkomstige cijfers 15.2 en 14.08.
In het verzwijgen van ongevallen is de Centrale
Werkgevers Bank sterk. In het jaarverslag der Rijks
bank wordt dan ook op den achteruitgang van het
aantal ongevallen gewezen en als oordeel uitgesproken
„dat de pogingen van sommige risico dragende-ver eeni-
„gingen om hun ongevallen-statistiek laag te houden, aan
„het hier bedoelde verschijnsel niet vreemd is."
Yoor bij de vereenigingen aangeslotenen worden
veel minder ongevallen aangegeven dan voor direct
aangeslotenen bij de Rijksverzekering Bank.
Een enkel staaltje uit het boek van Duys over de
praktijk der Risico-Vereeniging. Bij de Nederlandsche
Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal be
droeg het aantal zware ongevallen in de eerste 4
maanden van 1903, 31 per maand. Toen heeft de
fabriek een briefje gekregen van de Centrale en
plotseling is het aantal in de laatste 7 maanden
gedaald tot 9 per maand.
Er werd een dokter ontslagen en een minder strenge
verbandmeester aangesteld. Al deze cijfers en ver
schijnselen wijzen er op dat door de Centrale Bank
pressie wordt uitgeoefend om de kosten zoo laag
mogelijk te maken.
Door Minister Veegens is in het jaarverslag van
de Rijks-Verzekering-Bank over 1905 medegedeeld,
dat het juist de pogingen der risico dragende lichamen
(speciaal de Centrale Werkgevers Risico Bank) zijn,
die aan het verschijnsel der ongevallen-verzwijging
niet vreemd zijn.
Er is gezegd dat de uitdrukking „zwendel" te sterk
is. Spreker is van oordeel dat dit voor eene ver
eeniging, die zich ten doel stelt de wettelijke bepalingen
te ontduiken, niet te sterk is. Het is een treurig
feit, dat de gemeente bij een dergelijke vereeniging
is aangesloten en de Centrale Werkgevers Risico
Bank gebruikt als boekhouder en kassier.
Spreker is van oordeel, dat de gemeente te hoog
moet staan om een dergelijke instelling tot boekhouder
en kassier te hebben. Spreker heeft de eer de vol
gende motie in te dienen
De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit
te onderzoeken
a. welke financiëele bezwaren verbonden zijn aan
aansluiting der gemeente bij de Rijksverzekeringbank
b. of het mogelijk is het verband tusschen de
Onderlinge Risico Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten en de Centrale Werkgevers Risico Bank
op te heffen.
De heer Burger zegt dat de woorden, door den heer
Krijgsman gesproken tegen de Centrale Werkgevers
Risico Bank, slechts een flauwe weerklank zijn van
het boek van Duys, dat die spreker voor zich heeft
liggen. Hot boek bevat een schat van materiaal en
is met overtuigingskracht geschreven tegen het bij
ons geldende systeem van ongevallen-verzekering,
waarbij het overdragen van risico is toegelaten. Wat
het boek echter onleesbaar maakt is de insinueerende,
onaangename toon en de onnoodig scherpe en vaak
onbillijke persoonlijke uitvallen, die er in voorkomen.
Er is veel goeds in het boek van Duys, maar wat de
heer Krijgsman er uit overneemt, is het minst goede.
Bij de ongevallenwet heeft men een tweeslachtig
stelsel van verzekering, n.l. aansluiting bij de Rijks
verzekeringbank en zelf dragen van risico of over
dracht daarvan.
Het materiaal, door den heer Duys verzameld, geeft
veel te denken en zijn werk is een ernstige aanleiding
voor den wetgever om te overwegen, of met het
tweeslachtige stelsel op den duur kan worden voort
gegaan, daar het de goede risico's brengt bij de ver
zekeringmaatschappijen en de kwade over laat aan de
Rijksbank. Maar al is men nu met den meergenoem-
den schrijver overtuigd dat herziening van het systeem
der wet op dit punt niet zal kunnen uitblijven, zoo
kan men daarom nog niet het recht ontleenen om de
personen of maatschappijen, die hun risico zelf dragen
of risico overnemen, dit kwalijk te nemen of hun
daarom de schuld te geven van den slechten toestand