212 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908_
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
Th. Zandleven alhier vergunning te verleenen tot het
maken van twee inritten in het trottoir langs de Bis
schopstraat.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij adres van 15 October jd. verzoekt de heer T.
Zandleven alhier vergunning tot het maken en tot
wederopzeggens toe hebben van twee inritten in den
voor trottoir bestemden gemeentegrond in de Bis
schopstraat.
Bij ons bestaat daartegen geen bezwaarop onder
scheidene andere plaatsen in de gemeente zijn der
gelijke vergunningen reeds door U verleend.
Na ingewonnen advies van den Gemeentelijken
Inspecteur voor het Woningtoezicht en den Directeur
der Gemeentewerken hebben wij mitsdien de eer U
voor te stellen te besluiten
aan den heer T. Zandleven en zijne rechtverkrij
genden vergunning te verleenen tot het maken en
tot wederopzeggens toe hebben van bedoelde inritten,
onder voorwaarde
a. dat de inritten door en op kosten van adres
sant worden aangelegd van klinkers in zand, eene
breedte verkrijgen van ten hoogste 3 M., met eene
geleidelijke helling over de breedte van het trottoir
aan den rijweg aansluiten en voor don duur der ver
gunning over de geheele oppervlakte worden onder
houden, een en ander ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders
h. dat als erkenning van het eigendomsrecht der
gemeente op den grond, waarop de inritten worden
gemaakt, door adressant of zijne rechtverkrijgenden
jaarlijks vóór of op 1 «Januari, het eerst vóór of op
1 Januari 1909, ten kantore van den gemeente-ont
vanger worde betaald eene recognitie van 1.voor
eiken inrit.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
B. J. Wesselink en T. Leeuwe Jzn. ontheffing te ver
leenen van de verplichting tot bebouwing van door hen
in erfpacht over te nemen gedeelten bouwterrein aan den
Hockstersingel.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij ons besluit van 28 dezer werden, op daartoe
gedane aanvraag, in erfpacht uitgegeven aan B. J.
Wesselink en T. Leeuwe Jzn. alhier, gedeelten van
bouwblok F van het terrein der voormalige linnen-
bleekerij aan den Hoekstersingel, elk ter groote van
ongeveer 99 M2.
Bij de aanvrage werd tevens verzocht ontheffiing
van de verplichting tot bebouwing van den grond.
De aanvragers wenschen in afwijking van het be
paalde bij art. 16, letter a, le lid, der voorwaarden
van uitgifte, den in erfpacht afgestanen grond samen
te voegen met hunne aangrenzende perceelen en voor-
loopig als tuin aan te leggen.
Tegen de inwilliging van het verzoek, mits tot
wederopzeggens toe en onder de voorwaarde sub 1
vermeld in het door ons ingewonnen, hierbij overge
legd advies van den Directeur der Gemeentewerken,
bestaat onzerzijds geen bezwaar. De tweede voor
waarde, die de Directeur in overweging geeft, behoeft
o. i. niet gesteld te worden, omdat, wil de erfpachter
van de vrijstelling niet langer gebruik maken en het
terrein bebouwen, daarvoor vanzelf weder de bepa
lingen van uitgifte toepasselijk worden en derhalve
op de alsdan in te dienen teekeningen eerst de goed
keuring van ons college zal moeten zijn verkregen
(art. 16 letter f, le en 2e lid).
Wij hebben dan ook de eer U voor te stellen te
besluiten
met afwijking van het bepaalde bij art. 16 letter a,
le lid, der „Bepalingen, betreffende de uitgifte van
het terrein der voormalige linnenbleekerij aan den
Hoekstersingel", aan adressanten de gevraagde ont
heffing tot wederopzeggens toe te verleenen, onder
voorwaarde
a. dat binnen vijf maanden na de dagteekening
der erfpachtsakte het terrein als tuin moet zijn aan
gelegd en van den weg moet worden gescheiden door
een in de rooilijn der gebouwen te plaatsen muur of
ijzeren hek, waarvan de teekening en samenstelling
door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goed
gekeurd
b. dat de erfpachters overigens onderworpen blijven
aan de Bepalingen van uitgifte hiervoor, vermeld.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
C. H. E. J. en II. C. Fcldhaus vergunning te verleenen
tot het plaatsen van een stankvrije kolk in de Ileigerstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Door C. H. E. J. en H. C. Feldhaus, eigenaren van
het hotel „Amicitia" aan den Wirdumerdijk, is tot
ons college het verzoek gericht om ten behoeve van
hun pand voor den afvoer van menage- en hemel
water in de Reigerstraat een stankvrije kolk te mogen
plaatsen, met aansluiting aan het gemeente-riool in
den Wirdumerdijk.
Alvorens op het verzoek om aansluiting aan het
gemeente-riool door ons eene beschikking kan worden
genomen, zal door U aan de adressanten vergunning
moeten zijn verleend tot de plaatsing van bedoelde
kolk.
Onzerzijds bestaat daartegen geen bezwaar, zoodat
wij in overeenstemming met het door ons ingewonnon,
hierbij overgelegd advies van den Gemeentelijken
Inspecteur vau het Woningtoezicht, de eer hebben
U voor te stollen te besluiten
aan adressanten vergunning te verleenen tot het
plaatsen en tot wederopzeggens toe hebben van een
stankvrije kolk in de Reigerstraat, voor den afvoer
van menage- en hemelwater van hun perceel aan den
Wirdumerdijk naar het gemeente-riool in die straat,
onder voorwaarde
a. dat de kolk worde geplaatst, onderhouden en
schoongehouden, ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders, op kosten van de adressanten of hunne
rechtverkrijgenden
b. dat bij intrekking der vergunning de kolk worde
verwijderd en de bestrating in gelijken toestand worde
gebracht als waarin deze zich bevond op het tijdstip
waarop de vergunning werd verleend, een en ander
ter beoordeeling en ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders, op kosten van de adressanten of hunno
rechtverkrijgenden
c. dat als erkenning van het eigendomsrecht der
gemeente op den grond, waarin de kolk geplaatst is,
door de adressanten of hunne rechtverkrijgenden,
jaarlijks vóór of op 1 Januari, voor het eerst vóór of op
1 Januari 1909, ten kantore van den gemeente-ont
vanger worde betaald eene recognitie van 0.50.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. De ontwerp-gemeentebegrooting dienst 1909 (bij
lagen no. 1 van 1909 en nos. 23 en 25 van 1908).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 213
Wanneer de heer Besuijen den oogst overziet van
het afgeloopen jaar, dan is er voor hem en zijne
partijgenooten geen reden om in eene aangename
stemming te komen.
Behalve eene gebrekkige proef met erfpacht en
verwerping van het prae-advies van Burgemeester
en Wethouders om geen steun aan het Friesch
Volkssanatorium te geven, is er niet veel bijzonders
op sociaal terrein aan te wijzen.
Waren de belangen der economisch zwakken hier
niet herhaaldelijk verdedigd, men zou, gezien de ge
ringe resultaten, zich terugwanen in de dagen dat
er geen sociaal-democraten in den Raad zaten en de
eenige beroering in het rustige college verwekt werd
door wat onprincipieele katvechterij van het toen
malig lid Feddema en den Directeur via Burge
meester en Wethouders.
Is dan alles zoo goed in orde in onze gemeente
huishouding dat er voor spreker en zijne partijge
nooten niets te wenschen overblijft Het lijkt er
niet naar.
Wanneer spreker de begrooting maar eens door
loopt ziet hij nog maar heel weinig vruchten van
den arbeid der sociaal-democraten.
Wij vinden dan slechts
een klein subsidie aan de drankbestrijding en eene
geringe verbetering in de loonen. Daarentegen wordt
er niet gevonden
een werkloozenfonds,
behoorlijke schoolvoeding en kleeding,
vacantiekolonies,
schoolartsen, schoolbaden, school voor zwakzinnigen,
keuringsbureau voor levensmiddelen,
volksbadinrichting,
abattoir,
betere bestrating in de arbeiderswijken,
gemeentelijke woningbouw, etc. etc.
Spreker weet wel dat over enkele onderwerpen,
op voorstel der sociaal-democratische raadsleden, reeds
eene principiëele beslissing is gevallen b.v. ten op
zichte van het keuringsbureau, het abattoir en de
particuliere straten, maar Burgemeester en Wethou
ders komen niet met voorstellen op de proppen, zelfs
hoort men zonder een woord tegenspraak van de
zijde van Burgemeester en Wethouders, door den
heer Beekhuis, zeggeneen abattoir zal nog wel 5
jaar uitblijven.
Men ziet dus de Raad dringt niet aan. Veeleer
schijnt men zoo'n uitspraak te beschouwen als een
kapstok, om voor eenige jaren van dat onderwerp
verlost te zijn.
Zooals het klassekarakter van den Raad blijkt uit
het stelselmatig weren der sociaal-democraten uit de
vaste raadscommissiën, zoo blijkt het uit onze begroo
ting en uit de weinige voortvarendheid waarmoe hier
aan de belangen der arbeidende klasse wordt ge
werkt. Dat werken voor het algemeen belang,
het monopolie der liberalen komt in de praktijk
vrijwel er op neer dat men zoo weinig mogelijk voor
de kleinen doet.
Zooeven heeft spreker gewaagd van het stelsel
matig weren der sociaal-democraten uit de com
mission, een onderwerp in de secties aangeroerd en
door Burgemeester en Wethouders naar den Raad
verwezen. Spreker wenscht te doen opmerken dat
de leden, die deze opmerking maakten, voor zoover
hij ze kent, dit niet hebben bedoeld als een smeek
bede om als 't u belieft in eene commissie te worden
gezet.
Die opmerking is gemaakt omdat daaruit weer
eens duidelijk een les van den klassenstrijd te trek
ken viel. Immers het praatje dat de sociaal-demo
craten nog te kort in den Raad zitten is tastbare
kool. De heer J. Koopmans zat nog geen blauwen
Maandag in den Raad of hij werd lid van de gas-
commissie, Mr. A. Burger, voor wien het nog geen
Zondag was, werd lid van de commissie voor de
strafverordeningen.
Trouwens, vraagt spreker, is het toeval dat in
geheel Nederland hetzelfde valt te constateeren
Zeker niet.
Dezelfde heeren, die de sociaal-democraten ver
wijten dat zij den klassenstrijd voeren en de harmo
nische samenwerking der rangen en standen tegen
gaan, doen bij slot van rekening precies hetzelfde.
Zij strijden dien klassenstrijd ook, alleen het is
is hun voordeel dat niet te erkennen, nog minder
te zeggen en zij voeren den strijd met kleine
middelen. Als spreker een beeld mag gebruiken dan
is het zoo. Wij hebben te doen met twee vechten
de jongens, de bezittende klasse zit bovenop, de
niet-bezittende onder.
De eerste timmert er lustig op los. Is er voor hem
reden om te schreeuwen en publiek bij te halen
Kalm blijven en door timmeren. Van de onderlig
gende echter is het te begrijpen dat hij te keer
gaat. Laat ons nu eenvoudig een kat een kat noe
men en om de zaak geen doekjes winden. Klassen
strijd wordt van beide zijden gestreden.
Het is ook wel te begrijpen dat rustige burgers,
die flink met aardsche goederen gezegend zijn, wien
het aan niets ontbreekt en dan nog overhouden,
terugschrikken voor het reuzenidée van het socialisme,
dat een menschwaardig bestaan aan allen, niet aan
enkelen waarborgt en waardoor dus de bevoorrechting
van hunne klasse verdwijnt. Als daarbij de meeste
burgerlijke raadsleden zoo weinig weten van de
sociaal-democratie dat zij denken dat die bij raads
besluit kan worden ingevoerd, dan is hun angstig
verzet te verklaren.
Wat spreker en zijne partijgenooten eischen is dat
de strijd groot wordt gehouden en niet gevoerd wordt
met kleine benepen middelen.
Dat doet nu de groote meerderheid van den Raad.
In hun kleine angst keeren zij zich tegen alles wat
riekt naar sociaal-democratie of gezagswijziging.
Zoo worden zelfs ook de burgerlijke democraten,
de heeren G. W. Koopmans en Lautenbach behandeld
als de socialisten.
De heer G. W. Koopmans, vrijzinnig-democraat,
bloed van eigen bloed, vleesch van eigen vleesch,
een kind der liberale Unie, de heer Lautenbach, anti
revolutionair, beide menschen die nog mijlen ver van
het socialisme afstaan, wier kiesvereeniging in den
heer Feddema een aannemelijk candidaat meent te
zien, ook zij worden gelijk behandeld als spreker en
zijne partijgenooten.
Kenmerkt dat optreden niet een kleine politiek?
Andere uitingen vindt men in de aanbevelingen,
die uitgaan van Burgemeester en Wethouders, waarop
belasting-directeuren, baronnen, doktoren voorkomen,
alsof voor zaken als die van het armhuis, het wees
huis, de schoolcommissie, de woningvereeniging enz.
de wijsheid alleen van doktoren en baronnen te
wachten is.
Spreker is van oordeel dat 75 van de leden van
den Leeuwarder Bestuurdersbond het werk beter zou
doen dan nu geschiedt.
Arbeiders, in den engeren zin van handwerkers,
zitten hier twee in den Raad. Spreker tart iemand
te durven beweren dat zij minder onderlegd de zaken
ter tafel brengen dan de heeren hier.
De kleinburgerlijke houding van de meerderheid
van den Raad vinden wij terug in de afstemming
van de proef met klassehoofden, een bescheiden proef,
met moeite Van Burgemeester en Wethouders be
vochten, verworpen uit pure fanatieke vrees voor
gezags ondermij ning.
We vinden het terug in de uiting van Burgemeester