216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908.
„deze simpele vraag heeft Burgemeester en Wet
houders aanleiding gegeven tot een hooghartig ant-
„woord."
Het gebeurt dan ook dikwijls dat de Raad voor
stellen van Burgemeester en Wethouders afstemt.
Dit sluit in zich dat de voorstellen niet zoodanig zijn
ingekleed dat zij bij den Raad ingang kunnen vinden.
Spreker begrijpt dan ook niet waarom Burgemeester
en Wethouders zich zoo verheven achten boven den
Raad en zeggen: Burgemeester en Wethouders willen
dit, of zij willen dit niet. De Wethouders toch worden
uit en door de leden van den Raad benoemd.
Uit alles, ook weer uit de Memorie van Antwoord,
waarin deze zinsnede spreker weder heeft getroffen
waarmede Burgemeester en Wethouders wenschen te
volstaan, blijkt, dat de toestand niet is zooals die
behoort te zijn en spreker zou gaarne willen, dat
Burgemeester en Wethouders aanleiding zouden kunnen
vinden hierin verandering te brengen, opdat de Raad,
in het belang der gemeente, met het Dagelijksch
Bestuur kan meegaan. Zoo loopt het vast.
Spreker herhaaltde financieele toestand der ge
meente is niet best en vraagtweet het Dagelijksch
Bestuur middelen tot verbetering daarvan Groote
middelen weet spreker niet. Hij heeft één aangegeven
n.l. eigen aangifte voor den Hoofdelijken Omslag.
Spreker is van oordeel dat dit voor de gemeente
voordeelig zou zijn.
Verder zou spreker tot verbetering der gemeente-
financiën de aandacht willen vestigen op de centrali
satie van de middelen van vervoer naar de stad.
Spreker bedoelt daarmede er voor te zorgen, dat
alles wat in Friesland is, naar Leeuwarden kan komen,
opdat de stad er de voordeelen van krijge. Hij is
van oordeel dat er nieuwe inkomsten moeten worden
gevonden. Op welke wijze dit moet geschieden, laat
spreker gaarne aan den Wethouder van Financiën
over. Tevens zal op de uitgaven moeten worden
bezuinigd.
Wat spreker heeft gezegd omtrent: nog niet te
noemen uitgaven, daarmee was enkel bedoeld om eene
opmerking te maken. Die rubriek zou men kunnen
uitbreiden zoodat zij niet te overzien is en zou men
de geheele begrooting wel kunnen noemennog niet te
noemen uitgaven. Spreker wilde hierop alleen de
aandacht van het Dagelijksch Bestuur vestigen.
De heer Baart de la Faille is ter vergadering ver
schenen.
De heer Komter gelooft niet dat het hem mogelijk
zal zijn alle punten, die de heer Besuijen heeft aan
geroerd, op voor dien geachten spreker afdoende
wijze te beantwoorden.
Wat de eerste klacht aangaat, over den geringen oogst
van den arbeid der sociaal-democraten, mag worden
gevraagd of dat misschien ook ligt aan het zaad of
aan de verzorging daarvan. De beantwoording dezer
vraag wil spreker gaarne aan den heer Besuijen
overlaten.
Do heer Besuijen heeft zich nu en dan bewogen
op het terrein der meer zakelijke practische politiek.
Hij heeft op verschillende détailpunten gewezen, nadat
hij de lange lijst van tekortkomingen van Burge
meester en Wethouders heeft voorgelezen. In ver
band met die lange lijst wil spreker op één ding de
aandacht vestigen.
Als men den heer Besuijen hoort, zou men zoo
zeggen dat dit raadslid en zijne partijgenooten alleen
socialen arbeid in den Raad leveren en voor de be
langen der gemeente waken. Daartegen komt spreker
op, die meening mag geen post vatten. Voor zoover
evenwel de sociaal-democratische raadsleden de voor
stellen van Burgemeester en Wethouders steunen, zal
spreker dien steun ten zeerste waardeeren. Van de
door den heer Besuijen opgenoemde zaken, zijn er
vele, waarvan Burgemeester en Wethouders reeds
een ernstige voorstudie hebben gemaakt en waar
omtrent zij hebben gepoogd tot overeenstemming te
komen, een arbeid, omvangrijker en moeilijker dan
sommige raadsleden misschien wel vermoeden.
Overigens, waar de heer Besuijen nu reeds heeft
verklaard met zijne partijgenooten te zullen stemmen
tegen deze begrooting, heeft deze verklaring althans
dit geringe voordeel, dat wanneer in den Raad bij
de verdere behandeling voorstellen mochten worden
gedaan waarmede ook de sociaal-democraten zich
vereenigen, daarbij zelfs de verdenking is uitgesloten,
dat die voorstellen zouden zijn gedaan om hunne
stemmen voor de begrooting te winnen.
Voor zoover de beschouwingen verder van zakelijken
aard zijn, zal spreker ze trachten te beantwoorden.
Volgens den heer Besuijen worden dat raadslid en
zijne partijgenooten stelselmatig uit de commissiën
geweerd. Spreker heeft reeds in do sectievergade
ring opgemerkt, dat niet Burgemeester en Wet
houders, doch de Raad de verschillende commissiën
benoemt.
Nu zegt de heer Besuijen dat de benoemingen door
Burgemeester en Wethouders worden voorbereid. Zij
geschieden echter steeds op aanbeveling van de be
trokken commissiën. volgens de organische bepalingen
die zulks voorschrijven. Bij die benoemingen is zeker
de overweging, wie de geschiktste personen zijn, van
invloed. Toen wij een of twee deskundigen hadden
in den Raad op bouwkundig gebied, waren deze steeds
lid van de commissie voor openbare werken. Als
b.v. een der sociaal-democratische leden een bouw
kundige ware geweest, zou er aanleiding zijn dezen te
benoemen tot lid der genoemde commissie. Zoo gaat
het ook met de commissie voor de strafverordeningen.
Het spreekt haast van zelf dat men in deze com
missie den heer Burger heeft benoemd, 't Is overi
gens niet onmogelijk, dat hierop ook van invloed is
de omstandigheid, dat de sociaal-democraten steeds
partij-politiek voeren.
De heer Besuijen zegt dat Burgemeester en Wet
houders stilzwijgend hebben toegestemd, dat het
abattoir in de eerste vijf jaar niet tot stand zal komen.
Dit is eene onjuiste veronderstelling. Burgemeester
en Wethouders toch hebben voorgesteld Baensein
c.a. voor 2 jaar te verhuren, omdat de bouw van
een abattoir daarmee in verband is gebracht. De
Raad evenwel heeft besloten voor 3 jaar te verhuren
met een zeker recht van voorkeur voor den huurder
voor de volgende 2 jaar. Dit is toch niet de schuld
van Burgemeester en Wethouders.
Nog is door den heer Besuijen opgekomen tegen
eene speciale passage op bl. 300 van de Memorie
van Antwoord, aanvangende met de woorden
„Burgemeester en Wethouders kunnen dan ook niet
„nalaten er te dezer plaatse hun leedwezen over uit
„te spreken enz."
Deze passage kan spreker niet voor zijne rekening
nemen en hij zal de verdediging daarvan dan ook
gaarne aan een ander lid van het Dagelijksch Bestuur
overlaten.
Wat de onbewoonbaarverklaring betreft kan spreker
mededeelen dat maanden geleden reeds een lijst van
50 perceelen aan de gezondheidscommissie is ge
zonden, wier advies Burgemeester en Wethouders
nu eerstdaags verwachten, zoodat zeker spoedig een
voorstel te dozen opzichte kan worden tegemoet gezien.
De heer Besuijen heeft gewezen op de woning-
vereeniging in verband met de brochure-Faber, waarin
wordt gezegd dat minstens 600 woningen moeten
worden bijgebouwd, om aan de ergste misstanden
een einde te maken.
De woningvereeniging is ijverig in de weer het
begonnen werk voort te zetten. Hare door den Raad
goedgekeurde plannen A en B omvatten nagenoeg
200 woningen. Door particulieren zijn bovendien meer
dan 200 woningen gebouwd, zoodat men al reeds veel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 217
dichter aan de 600 woningen toekomt dan de heer
Besuijen deed voorkomen.
Met betrekking tot de brandassurantie, waarover
door den heer Besuijen is gesproken, hebben Burge
meester en Wethouders nog geen speciale studie ge
maakt. Persoonlijk kan spreker als zijne meening
zeggen dat de Onderlinge Leeuwarder Maatschappij
eene gemeentelijke assurantie zeer goed vervangt.
De kosten van brandweer mogen niet te haren laste
kunnen worden gebracht, de ingezetenen zijn er mee
gebaat door zeer lage premiën en groote soliditeit.
Ook is gesproken over de verdeeling der kies- in
stemdistricten. Burgemeester en Wethouders hebben
reeds gezegd dat zij zich daar niet tegen zullen ver
klaren als het blijkt noodig te zijn.
Wat aangaat de werkloosheid, spreker vreest dat
die zich ook dezen winter in de bouwvakken zal
voordoen. Burgemeester en Wethouders hebben dan
ook reeds besproken welke maatregelen zij zouden
kunnen nemen en hebben in verband daarmee de
indiening van het plan tot uitbreiding van het asch-
land zooveel mogelijk bespoedigd. Hier is toch veel
1 werk aan verbonden dat in den winter zal kunnen
gebeuren. Ook zal worden overwogen of het mogelijk
is uitsluitend Leeuwarder werkkrachten te gebruiken,
ofschoon spreker wenscht er op te wijzen dit
een systeem is uit de oude doos, waaraan nog al
bezwaren zijn verbonden, althans voor sommige ge
deelten van het werk. Een enkel vooi beeld moge in
dezen tot toelichting dienen. Toen verleden jaar de
woningvereeniging zou bouwen, verzocht de Katholieke
timmerliedenvereeniging haar, het houtwerk, zooals
ramen, deuren enz., hier ter stede te laten maken.
De architect, om advies gevraagd, antwoordde daarop
dat het beslist beter was het houtwerk van de fabriek
te betrekken, omdat men dan niet alleen goedkooper
maar vooral ook veel regelmatiger en beter werk
kreeg. Diezelfde omstandigheden kunnen zich ook
hier voordoen.
Tot de gemeente-finantiën komende doet spreker
opmerken, dat deze niet gemakkelijk te beheeren zijn
en dat de middelen om verbetering te brengen, uiterst
moeielijk zijn aan te geven.
Men heeft er op aangedrongen de progressie te
versterken en het geld te halen waar het te krijgen is.
Daarbij is echter uit het oog verloren dat men, dus
doende, het kapitaal uit de gemeente verdrijft en
het omgekeerde resultaat bereikt van wat men beoogt.
Dan zou toch de druk voor den overblijvenden kleinen
man, den winkelier en in het algemeen voor alle
menschen van zaken zeker veel grooter worden. Heel
duidelijk is dit door Burgemeester en Wethouders
van Haarlem, waar in 't geheel geen progressie bestaat,
in hunne Memorie van Antwoord in het licht gesteld.
Zij antwoordden op een desbetreffende vraag in het
sectie-verslag
„Door Burgemeester en Wethouders wordt het
„denkbeeld tot invoering van een progressie voor de
„gemeente-inkomsten-beiasting, die in een der afdee-
„lingen geopperd is, zeer ontraden. Juist tengevolge
„van de finantiëele politiek, welke de Staat tegenover
„de gemeenten volgt, is bij de meergegoeden de
„neiging ontstaan om de voor rijks-zaken zwaar
„belaste arbeiders-centra te verlaten. Kan het nu
„raadzaam zijn, om die neiging nog aan te wakkeren
„Wij, die het kohier en de bronnen, waaruit de be
lastinggelden samenvloeien, steeds met de grootste
„belangstelling hebben gadegeslagen, houden" zoo
„schrijven Burgemeester en Wethouders „ons over
tuigd, dat eene dergelijke regeling, al mocht zij in
„theorie voordeelig lijken, in de praktijk noodwendig
„zou moeten uitloopen op vermindering van draag
kracht van de gemeente en verzwaring van belasting-
„druk voor de minder gegoeden, die aan de gemeente
„vaster zijn verbonden."
De heer G. W. Koopmans heeft zich een eigen
aardige uitdrukking veroorloofd, die van een goed
huisvader niet te verwachten is, n.l. dat hij een
minimumloon wil geven van f 10.al kan de ge
meente het niet betalen. Als men niet heeft, waar
moet dan het geld wegkomen
Spreker is van oordeel dat de politiek, die pas in
latere jaren in den Raad is gekomen, wel eens schade
doet aan de zakelijke, practische behandeling der aan
de orde zijnde onderwerpen.
Wat de opmerking betreft dat Burgemeester en
Wethouders den Raad uit de hoogte behandelen,
spreker gelooft niet, dat hij zich deze perooonlijk
behoeft aan te trekken.
De heer G. W. Koopmans heeft als middel tot
verbetering van den Hoofdelijken Omslag eigen aan
gifte aanbevolen. Burgemeester en Wethouders voelen
daar wel iets voor, maar zouden dan naast deze eigen
aangiften geheime kohieren wenschen, omdat de uit
komsten daarvan bij de rijksbelastingen gunstig zijn,
doch hiertegen verzet zich de gemeentewet. Het is
spreker nog niet bekend wat de Regeering van plan
is, maar een feit is het, dat den Raad van State een
ontwerp van wet tot verruiming van het belasting
gebied der gemeenten heeft bereikt. Spreker acht
het dus beter dit af te wachten.
Verder heeft de heer G. W. Koopmans gesproken
over de centralisatie van het verkeer. Dit is een
van de vele dingen, waarvoor Burgemeester en Wet
houders een open oog hebben.
Het is echter niet gemakkelijk te zeggen, wat op
dit moment te dezen opzichte kan worden gedaan.
Mocht de heer Koopmans dus iets bepaalds voor oogen
staan, dan zou hij Burgemeester en Wethouders geen
beter dienst kunnen bewijzen dan door zijne inzichten
nader te preciseeren.
Ten opzichte van „nog niet te noemen uitgaven"
voor onderhoud van gebouwen, kan spreker nog
mededeelen, dat deze manier van doen gebruikelijk
is om ten slotte te kunnen zien wat elk gebouw kost.
Als men dien post op „onvoorzien" brengt, mist men
daardoor een duidelijk overzicht. Men zal zeggen,
laat de Directeur der Gemeentewerken de posten dan
juist opgeven. Dit is echter niet mogelijk, want in
den loop van een jaar kunnen zich kleine reparatiën
voordoen, waarvan vooruit niets bekend is en waar
voor het kosten-bedrag dan ook niet te ramen is.
Ten slotte heeft de heer G. W. Koopmans over
bezuiniging gesproken en laten doorschemeren, dat
hij daarover bij enkele artikelen het woord zal voeren.
Met de beantwoording van deze opmerking zal spreker
dus daarop wachten.
De heer Oosterhoff wenscht enkele woorden te spre
ken, naar aanleiding van hetgeen door den heer Be
suijen in het midden is gebracht.
Hij is echter niet voornemens in te gaan op al de
onderdeelen van de rede van dat raadslid. Vooraf
wenscht hij echter eene opmerking te maken.
In eene vorige raadsvergadering heeft spreker ge
zegd, dat hij den heer Besuijen te scherpzinnig acht,
om waarlijk te meenen wat zoo nu en dan door hem
wordt gezegd. Spreker herhaalt dit ten opzichte van
het thans door dien heer gesprokene en is overtuigd,
dat wat nu weder door den heer Besuijen is opge
merkt ten opzichte van het beleid van Burgemeester
en Wethouders, onmogelijk zoo ernstig kan zijn ge
meend, als hij het wel heeft willen doen voorkomen.
Wanneer die beschuldigingen dan ook waren uit
gesproken in comité-generaal, zou spreker ze schou
derophalend laten voorbijgaan. Nu ze echter worden
geuit in eene openbare vergadering, acht spreker zich
verplicht een ernstig woord van protest te laten
hooien.
In de anderhalf jaar toch dat spreker de eer heeft