218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. Wethouder te zijn, hebben naast de zeer vele dage lijks voorkomende minder omvangrijke zaken, vele onderwerpen van grooteren omvang Burgemeester en Wethouders bezig gehouden Die onderwerpen zijn het werklieden-reglement, de gasfabriek, het asch- land, het instituut schoolartsen, het werkloozenfonds met daaraan te verbinden arbeidsbeurs, de Middel bare Meisjesschool, het abattoir, het bureau voor een gemeentelijken keuringsdienst op de voedings middelen, de eiectrische centrale en eene gemeente lijke badinrichting. Het werklieden-reglement heeft den Raad reeds be reikt, de gasfabriek is in ombouw, het aschland-plan is reeds ingediend, het voorstel tot reorganisatie van de Middelbare Meisjesschool eveneens, het ontwerp- werkloozenfonds met de daaraan verbonden arbeids beurs is zoo goed als gereed, het voorstel betreffende den keuringsdienst verkeert in een stadium, dat het binnen korten tijd den Raad zal bereiken, en binnen kort kan het rapport betreffende de oprichting van een eiectrische centrale worden verwacht. Zooals men dus ziet is het verwijt, dat Burgemeester en Wethouders niet voldoende gearbeid hebben, van allen grond ontbloot. De heer Besuijen maakt bezwaar tegen de clausule, voorkomende in de Memorie van Antwoord, waarin wordt gesproken van stemming maken onder zekere kringen der burgerij. Spreker is van oordeel dat Burgemeester en Wethouders juist op grond van de door hen gewraakte uitlatingen van genoemd raads lid het recht hebben deze bewering uit te spreken. Verder heeft de heer Besuijen een klacht geuit, die speciaal spreker aangaat. Het betreft het werken bij lamplicht aan de gasfabriek. Als dit op één werk moet geschieden dan is daarvoor hier zeker alle aan leiding. De verbouw toch moet in den kortst moge lijken tijd geschieden. En nu is er wel gezegd neem meer werklieden, maar dat gaat in dit geval zoo ge makkelijk niet. De heer Besuijen heeft omtrent de mogelijkheid daarvan advies ingewonnen van een paar timmerlui. Of zij in deze zaak echter tot oordeelen bevoegd zijn, betwijfelt spreker zeer. De Directeur en de Opzichter hebben toch verklaard dat het niet kan, want zij loopen elkaar nu bijna al in den weg. Overigens sluit spreker zich geheel aan bij het door den heer Komter gesprokene. De heer Du pare wenscht, naar aanleiding van de door den heer Besuijen geopperde klacht over den langzamen gang van de onbewoonbaarverklaring van woningen, eenige mededeelingen te doen, waaruit den Raad zal blijken, dat het gemakkelijker gezegd, dan gedaan is, om voorstellen tot onbewoonbaarverkla ring in te dienen. Geheel in overeenstemming met de woningwet moet in ieder geval een onderzoek vooraf gaan. Spreker kan, als lid der gezondheids commissie, de verzekering geven, dat het aan haar derde subcommissie opgedragen vooronderzoek steeds zoo nauwkeurig en minutieus mogelijk geschiedt. Daarbij komen soms gevallen voor, waarin de gezond heidscommissie ook met bij-omstandigheden heeft rekening te houden. Dit deed zich nog in haar jongste vergadering, een week geleden, voor. Het betrof twee woningen, ieder van niet meer afmetingen dan ruim 8 meter en hoogte van pl.m. 2 meter. Werden deze woningen bewoond door zelfs een klein gezin, dan zouden ze natuurlijk voor onbewoonbaarverklaring zijn voorgedragen. Ieder werd echter bewoond door een zeer oude vrouw, de een bijna 80, de ander over 80 jaar. Het was er alles zeer helder en zindelijk en van gebreken van eenig belang was niets gebleken. Deze beide vrouwen genoten voor haar leeftijd een goede gezondheid en woonden reeds sinds geruimen tijd in deze woningen en wenschten er nog zoo gaarne in te blijven. Zou het nu niet een hardheid zijn geweest, deze woningen onbewoonbaar te doen ver klaren en deze vrouwen op haar hoogen leeftijd daaruit als het'ware te verjagen? Spreker wenscht intusschen aan het medegedeelde nog toe te voegen, dat nu vóór en na in drie vergaderingen der gezond heidscommissie het vonnis is geveld over pl.m. 70 woningen en dat het voorstel tot haar onbewoonbaar verklaring nu eerstdaags Burgemeester en Wethouders zal bereiken. De Voorzitter zal niet veel zeggen, daar de beant woording der sprekers reeds voor het grootste ge deelte door zijne medeleden in het Dagelijksch Bestuur is geschied. Spreker voelt na al hetgeen is aangevoerd tegen het beleid van Burgemeester en Wethouders, weinig opgewektheid, nog minder misschien dan de heer Besuijen, om aan de algemeene beraadslagingen deel te nemen. Twee merkwaardige verklaringen echter hebben spreker in de redevoeringen van do heeren Besuijen en G. W. Koopmans, de eenige leden die algemeene beschouwingen hielden, getroffenhij wenscht althans daarover een kort woord te zeggen. In de eerste plaats de aankondiging van den heer Besuijen, dat hij tegen de begrooting zal stemmen. Spreker vindt die verklaring zoo curieus, dat hij die van iemand die, naar de heer Oosterhoff meende te kunnen verklaren, over groote scherpzinnigheid be schikt, niet had verwacht. Immers, wij staan nog aan het begin der behandeling en de heer Besuijen kan nog niet weten, welke veranderingen in de begrooting zullen worden aangebracht, overeenkomende met zijne wenschen. Uit die aankondiging zou spreker gerust kunnen concludeeren, dat de heer Besuijen aan de behandeling geen deel zal nemen en geen poging zal aanwenden om de begrooting overeenkomstig zijne inzichten gewijzigd te krijgen. Handelt de heer Besuijen echter aldus, dan zou spreker geneigd zijn te zeggen, dat dit raadslid te kort schiet in de taak, die hem door de kiezers is opgelegd. Opgewektheid echter om met iemand te debatteeren die van te voren verklaart toch tegen te zullen stemmen, kan men van spreker niet verwachten. Do heer G. W. Koopmans heeft gezegd er niet naar te zullen vragen of de gemeente het kan betalen, wanneer het betreft de bepaling voor arbeidsloon hij zou des ondanks voor verhooging stemmen. Ook die uitdrukking dient te worden onderstreept, opdat zij, die geroepen zijn de daden der raadsleden te beoordeelen, zich rekenschap kunnen geven op welke wijze hunne belangen worden behartigd. Niet vragen of de gemeente het kan betalen en zich toch vóór het doen van uitgaven verklaren, lijkt spreker ook al weder zóó curieus, dat hij zich niet kan begrijpen dat een dergelijke uitspraak hier wordt gehoord. Er heerscht ontstemming over het werken van Burgemeester en Wethouders en van den Raad, is gezegd. Spreker is van oordeel dat er, als de burgerij de aangehaalde uitdrukkingen leest, plaats is voor ontstemming over de woorden van de heeren Besuijen en G. W. Koopmans. Wat aangaat het gezegde van den heer Besuijen als zou de uitdrukking van Burgemeester en Wet houders ten opzichte van de inzage van stukken, niet vleiend zijn voor de pers, doet spreker opmerken, dat hij, na al hetgeen door dat lid is gezegd van de leden van den Raad en van het Dagelijksch Bestuur, eene dergelijke teergevoeligheid bij dat lid niet had verwacht. Die uitdrukking moet echter worden gelezen in verband met de volgende zinsnede. Het spreekt van zelf dat inzage door de pers van vertrouwelijke correspondentie tusschen Burgemeester Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 2 November 1908. 219 en Wethouders en de hoofdambtenaren van de ver schillende takken van dienst, ook al is die voor open bare behandeling bestemd, schade zal doen aan de vrije gedachtenwisseliDg. Daarom kunnen Burgemees ter en Wethouders dien maatregel niet aanbevelen. Ten slotte moet spreker een woord van dank richten tot den heer Besuijen, die spreker den weg heeft ge wezen in de Handelingen der Tweede Kamer en die aan hem en aan den heer Oosterhoff gelegenheid wil geven nog iets te leeren ten opzichte van het vraag stuk der werkloosheid. Spreker wil die groote be leefdheid reciproceeren en den heer Besuijen den raad geven de discussiën te lezen, welke bij de begrootings- debatten in Rotterdam ten opzichte van dit vraag stuk zijn gevoerd en waaruit voor den heer Besuijen misschien ook wel iets valt te leeren. De heer Besuijen begint met zijne voldoening uit te spreken over de mededeeling van den heer Komter, dat deze niet alle opmerkingen van spreker afdoende kan beantwoorden, wat de waarde van de opmer kingen vergroot. De verschillende opmerkingen, die ter tafel zijn gebracht, zijn niet allen gericht tot Burgemeester en Wethouders, maar ook tot de meerderheid van den Raad, die een benepen politiek voert bij het behar tigen der gemeentebelangen. Spreker heeft geklaagd over het weinig positieve resultaat, dat het werken der sociaal-democratische raadsleden sorteert. Er is gezegd dat dit kon leggen aan het zaad of aan den zaaier. Wij hebben niet alleen te vragen of het ligt aan het soort van voorstellen of aan de verdediging ervan. De grond waarin gezaaid wordt moet ook goed zijn en in dit geval is de grond, die te rots achtig is, de oorzaak, dat hier geen sociaal-democra tisch zaad gedijt. Die grond is de meerderheid van den Raad. Na lang aandringen komt er eindelijk wat te voorschijn. Een jaar is niet lang genoeg, het duurt soms veel langer en van 2 tot 5 jaar schijnt noodig om een voorstel te kunnen ontwerpen. De voortvarendheid is zoek als er arbeidersbelangen moeten worden behartigd. Het spreekt van zelf dat spreker en zijne partijgenooten, als zij gemeentezaken behandelen, zich daarbij op een politiek standpunt plaatsen. Men heeft hier twee partijen, de eene wil behouden wat zij heeft, de andere tracht te krijgen wat zij niet heeft. De eene staat op conservatieven grondslag, wij wenschen hervormingen in het gemeente belang. Men behoeft die politiek niet als een boeman te gebruiken, want zij is een gevolg van de weinige aandacht, die de bezittende klasse aan de belangen der arbeiders schenkt. Daardoor ontstaat een politiek programma. Is het nu afkeurenswaardig als spreker en zijne partijgenooten hunne wenschen onder de aandacht van den Raad brengen? Neen, dat is noodzakelijk. Spreker heeft verschillende dingen genoemd, die alle punten zijn van zijn politiek programma, en hij heeft gewezen op de weinige voortvarendheid van het Dagelijksch Bestuur. Wel wordt er gezegd, er zijn veel onderwerpen in studie, maar wat heeft men daaraan Het is te hopen, dat, als de voorstellen den Raad eindelijk'zullen bereiken, zij er zoo uitzien, dat zij den steun der sociaal-democratische raadsleden kunnen erlangen. Wat hebben de sociaal-democraten er echter aan als een voorstel b.v. betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werk loosheid niet is ingericht volgens het Gentsche-, zich richt tegen de normale ontwikkeling der vakvereeni- gingen, dus eens mocht zijn ingericht volgens een Noorsch stelsel Spreker zal den heer Ooster hoff dan ook geen hulde brengen voor hij de voor stellen heeft gezien. De wethouder schijnt daarop ook niet gesteld. Mooi. Zoo is het ook met spreker ten opzichte van des heeren Oosterhoff's opmerkingen omtrent sprekers scherpzinnigheid. De wethouder doet beter spreker's voorstellen, die dus volgens hem van een scherpzinnig man komen, krachtig te onder steunen. De heer Komter heeft gezegd dat bij het samen stellen der commissiën in de eerste plaats wordt ge tracht daar mannen van de praktijk, deskundigen, in te krijgen. Dit acht spreker eene beleediging voor de sociaal-democratische raadsleden. Zijn onder hen geen practische mannen? Wat de heer Burger betreft, men zegtde heer Burger is, omdat hij jurist is, gekozen in de commissie voor strafverorde ningen. Spreker meent dat het ook goed is dat daarin een paar niet-juristen zitten. Dit zal de heer Burger, die zelf voorzitter is van een rechtsprekend college, waarin ook leeken zitting hebben, wel willen toegeven. Spreker gelooft dan ook niet dat het absoluut noodig is dat uitsluitend juristen in de ge noemde commissie moeten zitten en dat is dus geen goedpraten van het uitsluiten der sociaal-democraten. Spreker heeft voor zich een lijstje van de leden der verschillende commissiën en ziet daar in de com missie voor het stedelijk muziekkorps de namen van de heeren Schoondermark en van Ketwich Verschuur. Is nu de heer Schoondermark zoo'n virtuoos op de harmonica of de heer van Ketwich Verschuur zoo muzikaal aangelegd Zingen doet laatstgenoemde zeker niet. Noemt men dat deskundigen In de commissie voor de bewaarscholen zit de heer Haver- schmidt. Ziet die er uit alsof hij altijd met kleine kindertjes omgaat In de commissie voor de gas fabriek zitten de heeren Menalda, wijn-, en Feitz, wolhandelaar. Zijn deze heeren specialiteiten op het gebied van de gasfabricage Men zegt, het zijn menschen met handelskennis. Maar hebben de sociaal democratische raadsleden dan geen kennis van den handel Alleen het feit, dat spreker en zijne partijgenooten sociaal-democraten zijn, is oorzaak van de wering uit de vaste raadscommissiën. Toen er eene vacature was in de Commissie voor Openbare Werken, hebben spreker en zijne partij genooten den heer Krijgsman gestemd. Die staat toch als landmeter dichter bij het on derwerp, dat de commissie heeft te behandelen, als do heeren van Messel of Beekhuis. Ook heeft de heer Krijgsman als oud-onderwijzer voor boven vele anderen om te worden benoemd als lid der Commissie van Toezicht op het Lager On derwijs. Spreker wil nog verklaren dat het hem goed heeft gedaan te vernemen dat het niet de heer Komter is geweest, die de insinuatie tot de sociaal-democra tische raadsleden heeft gericht. Wat de onbewoonbaarverklaring betreft, het door den heer Duparc gegeven sierlijke schetsje heeft voor spreker weinig waarde. Hij geeft toe dat het moei lijk is zulke oude menschen te verplaatsen. Als die menschen zoo oud zijn dan kan echter de onbewoon baarverklaring oen paar jaar later worden uitge sproken. Spreker heeft verzocht bij den vertegenwoordiger van den Raad in de Woningvereeniging aan te drin gen op nieuwe plannen. Hij heeft niet gerekend op de 150 of 200 woningen die door particulieren zijn gebouwd. De Woningvereeniging sticht er 180. Die gevoegd bij de door de particulieren gebouwde, dan komt men nog lang niet aan het getal 600, die dooi den heer Faber noodig geoordeeld worden om in de ergste misstanden te voorzien. Spreker blijft daarom aandringen bij de Woningvereeniging op spoedige voorziening. Doet deze vereeniging dat niet, dan is er alle aanleiding om gemeentelijken woningbouw ter hand te nemen. Wat de assurantie-zaak aangaat, spreker heeft de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5