256 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908.
meening dat een uitgaaf van f 6500.waarvoor 6
jaar 8340 is uitgegeven, wel wat veel is voor eene
inrichting, die zoo weinig wordt gebruikt.
Deze uitgaaf lijkt enorm en spreker vraagt daarom
of niet op een andere wijze aan de bezwaren is tege
moet te komen.
De heer Qosterhoff merkt op, dat de geschiedenis
van het bestaande lokaal door den heer Haverschmidt
eene lijdensgeschiedenis is genoemd. Dat zou den indruk
kunnen wekken, dat er indertijd een ernstig verzet
tegen de oprichting is geweest. Dit is onjuist. Spreker
heeft de discussiën nagelezen en hij heeft daaruit
gezien, dat met op één na algemeene stemmen, na
eene korte discussie tusschen de heeren Jansen en
Melchers, het voorstel om het lokaal te bouwen is
aangenomen. De lijdensgeschiedenis betreft iets anders,
n.l. de wijze van uitvoering.
De heeren hebben bij de bespreking over de al of
niet noodzakelijkheid één ding over het hoofd gezien.
Vroeger werkten de stokers op den beganen grond
en nu zullen zij op een hooger gelegen vloer werken.
De ligging van het lokaal is dan ongeschikt, want
dan moeten de stokers eerst een trap op, en later
weer ecu trap af. Hetzelfde moet geschieden als zij
zich willen reinigen.
Oorspronkelijk nu was het plan den gasmotor voor
de cokestransportinrichting onder te brengen in een
gebouwtje buiten de fabriek. Nu dat om technische
redenen niet mogelijk bleek, heeft men getracht beide
zaken te vereenigen en daardoor het genoemde ge
bouw uit te sparen en den stokers een beter lokaal te
verschaffen.
Bovendien heeft het tegenwoordig lokaal dit nadeel
dat het, als de gashouder, die er voor staat, gevuld
is, duister is, zoodat al vroeg het licht op moet.
De opmerking, dat het lokaal weinig gebruikt
wordt, is tot zekere hoogte waar. Dit heeft echter
ook een oorzaak. De badkamers in het bestaande
gebouw worden gebruikt voor het ophangen van
kleeren, zoodat de gelegenheid minder geschikt is
voor een ander om zich te reinigen. Dit is nu in
het nieuwe gebouw niet meer noodig. Bovendien
kan men ook te dezen opzichte wel eenigszins dwingend
optreden. De menschen zullen er dan van zelf aan
wennen. In Amsterdam toch reinigen de stokers
zich niet alleen bij het weggaan van de fabriek,
maar na elke lading. Spreker ziet niet in waarom
de Leeuwarder stokers in dit opzicht minder zullen
zijn dan die te Amsterdam.
De heer Haverschmidt acht het een fout in het
ontwerp, eene teleurstelling, zooals er bij dezen ver
bouw misschien wel meer zullen komen.
Er wordt voor de werklieden wel eens iets ge
vraagd, waarvan later blijkt dat men er zelf weinig
prijs op stelt.
Zoo werd jaren achtereen aangedrongen op deze
lokalen en toen er eindelijk wat goeds was tot stand
gebracht, heeft het spreker altijd gehinderd, wanneer
hij vernam dat men er zoo weinig gebruik van
maakte. Dat er nu nog 6500 gulden noodig zijn
voor de verplaatsing vindt spreker buitensporig en
hij vermoedt dat de bouwcommissie, ware deze hierin
gekend, de inrichting wel wat zou hebben vereen
voudigd.
De heer J. Koopmans zegt, dat door den heer
Haverschmidt de opmerking is gemaakt, als zou bij de
construeering van de verbouwing dor fabriek een fout
zijn begaan. Dit behoeft niet het geval te zijn. De
heer Haverschmidt zal ook wel, evenals spreker, de
ervaring hebben opgedaan, dat men tijdens eene
verbouwing dikwijls tot gewijzigde inzichten komt,
en dat er iets aan hapert. Dit zou ook wel gebeurd
zijn, wanneer men een geheel nieuwe fabriek had
opgezet. Ook dan zouden zulke teleurstellingen niet
zijn uitgebleven.
Spreker dringt op verbetering aan, nu het lokaal
niet meer voldoende blijkt. De nu ontworpen in
richting komt boven het ketelhuis, waarin eene ge
metselde zoldering als vloer voor het schaft- en
badlokaal gemaakt wordt, die veel geld kost. Tot
den heer Besuijen zegt spreker, dat de opening,
welke door hem gezien is, de plaats zal zijn waar
de ketels worden gelegd. Hierboven komt het ge
noemde lokaal, op de gemetselde vloer, die het
doordringen van de warmte belet, terwijl verschei
dene ramen in de behoefte aan licht en lucht voorzien.
De heer Beekhuis doet opmerken dat men onder
scheid moet maken in de beweegredenen, die den
bouw noodig doen zijn, n.l. of het noodig is te
bouwen, omdat het bestaande lokaal een sta in den
weg is of dat hot oude lokaal niet voldoende is. Is
het eerste het geval, dan kan spreker er zich bij
neerleggen.
De heer Haverschmidt heeft gevraagd of verbou
wing der fabriek niet mogelijk is zonder aan het
bestaande lokaal te raken.
Daarop is nog niet geantwoord. Moet een nieuw
lokaal worden gebouwd, omdat dit niet voldoende
is, dan zegt sprekerhet blijkt dat de arbeiders van
het badlokaal niet zoo druk gebruik maken dat een
dergelijke uitgave te wettigen is.
Het bezwaar van den Wethouder, dat de stokers
een paar trappen moeten oploopen, is zeker niet
ernstig gemeend.
De heer Besuijen wijst er op dat, als de heer
Haverschmidt toegeeft dat er een fout bestaat, hij ook
moet toegeven dat die moet worden verbeterd. Daar-
medo is dan ook de oppositie gebroken.
De heer Beekhuis zegtals het noodig is voor het
bedrijf, dan zal hij vóór, is het om eene verbetering
aan te brengen voor de arbeiders, zal hij tegen
stemmen.
De heer Beekhuis schudt ontkennend, maar hij
heeft toch gezegd als het tegenwoordig schaftlokaal
een sta in den weg is, zal ik vóór stemmen, doch
mij tegen verklaren als het verbouwd moet worden,
omdat het tegenwoordig lokaal niet voldoende is.
Ieder die met de arbeiders omgaat, zal toegeven,
dat er verschil bestaat tusschen behoefte voelen en
behoefte hebben. Men moet in dezen de arbeiders
animeeren. Ook bij de discussies over de volks-
sproeibadinrichting is dit door spreker opgemerkt.
De heer Oosterhoff spreekt van dwingend optreden.
Zelfs hiertegen heeft spreker geen bezwaar, want
vele arbeiders zien helaas nog niet in wat goed voor
hen is. Men moet eigenlijk de badinrichting zoo
plaatsen, dat zij er vanzelf inloopen, ja spreker zou
haast zeggen, er in vallen. De heeren schijnen ver
heugd over het feit dat spreker een fout van de
meeste arbeiders erkent. Maar de bezittende klasse
is de oorzaak van die fout, dat wordt hier vergeten.
Als de arbeiders op de lagere en uitgebreide scholen
beter onderwijs hadden gehad, mede in de hygiène,
en ze wisten van hoeveel belang het baden was, dan
zou de toestand niet zoo treurig zijn. Zooals gezegd,
men moet de menschen animeeren, desnoods eeniger
mate dwingen. Het is niet alleen in het belang der
menschen zelf, ook in dat der gemeente.
Als zij zich toch wat goed conserveeren, zijn zij
niet zoo gauw invalide. Als dit motief bij de heeren
zwaarder weegt, welnu laten zij er dan op grond van
dit argument vóór stemmen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908. 257
De heer van Messel doet opmerken dat men zal
moeten erkennen dat, indien er geen teleurstellingen
waren ondervonden met de plaatsing van den gas
motor voor de cokestransportinrichting, Burgemeester
en Wethouders er zeker niet aan gedacht zouden
hebben den bouw van nieuwe lokalen voor te stellen.
Men mag dus aannemen dat de bestaande nog in vol
doenden staat verkeeren.
De heer G. W. Koopmans hoort dat men goedkooper
aan een bad- en schaftlokaal kan komen. Hij had
nu ook verwacht dat een der heeren een voorstel in
dien geest zou hebben gedaan. Spreker verwacht
ten minste, dat die heeren zich geprepareerd hebben.
Is dit niet het geval, dan staan de andere raadsleden
voor een moeilijk geval. De toestand is nu zoo, dat
hij niet zoo mag blijven. Komt er nu geen tegen
voorstel, dan zal spreker vóór het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders stemmen.
De heer Oosterhoff zegt dat door den heer Haver
schmidt is beweerd, dat de uitgaaf van 6500'te
danken is aan een begane fout en dat wel meer
teleurstellingen zullen volgen. Dergelijke uitdruk
kingen zijn op zijn zachtst genomen niet zeer voor
zichtig, te meer waar de heer Haverschmidt zijne
opvatting baseert op een feit, waarvan hij de betee-
kenis klaarblijkelijk niet volkomen begrepen heeft.
Spreker wenscht te doen opmerken dat het voorstel
niet een gevolg is van eene vergissing. Er moest
een afzonderlijk gebouw worden gemaakt voor een
motor. Dit zou kosten meebrengen. Om dit gebouw
uit te sparen, maar daardoor tevens een beter schaft
en badlokaal te kunnen krijgen, achten Burgemeester
en Wethouders eene grootere uitgave gewettigd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt aangenomen met 19 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, Ooster
hoff, Zandstra, Krijgsman, J. Koopmans, de Jong,
G. W. Koopmans, Duparc, Lautenbach, Wilhelmij,
Schoondermark, Komter, Hartelust, Burger, van Ket-
wich Verschuur, Menalda, Baart de la Faille, Feitz
en Besuijen.
Tegen de heeren van Messel, Beekhuis en Haver
schmidt.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar
aanleiding van adressen van de hoofden der gemeente
scholen nos. 6 en 8 om aan het hoofd van gemeenteschool
no. 4 geplaatst te worden.
Dit voorstel luidt als volgt
De hoofden der scholen 6 en 8 hebben aan Uwe
Vergadering overplaatsing verzocht naar school 4,
waar sinds 1 Augustus 1.1. de betrekking van hoofd
vaceert. Evenals bij die vacature zijn de adressen
door ons rechtstreeks doorgezonden naar den districts
schoolopziener, ter bevordering van het overleg als
bedoeld bij art. 29 der Lager-Onderwijswet. Des
schoolopzieners advies luidt niet gunstig in zooverre,
dat hij ook andere onderwijskrachten in de gelegen
heid wil stellen naar de opengevallen betrekking te
dingen, in de verwachting, dat zich dan sollicitanten
zullen aanmelden, die zich met de adressanten, die
thans de overplaatsing begeeren, alleszins zullen kunnen
meten.
In overeenstemming met de opvatting van den
schoolopziener, uitgesproken bij zijn advies, dat in
den loop van dit jaar tot de overplaatsing van den
heer Hoeneveld naar school 2 heeft geleid, waarbij
wij ons toenmaals noodgedrongen hebben neergelegd,
doch die de instemming ook van Uwe Vergadering
had, zal dus eerst omtrent de thans gevraagde ver
plaatsing een besluit moeten vallen, al blijven wij de
meening toegedaan, dat deze handelwijze, die de wet
o. i. niet bepaald eischt, de concurrentie van alle
gegadigden gelijktijdig verhindert en dus niet is in
het belang der zaak.
Wij stellen U dus voor te besluiten in de vacature
van hoofd van gemeenteschool no. 4 niet door over
plaatsing als bedoeld bij art. 29, 7e lid der Wet tot
regeling van het lager onderwijs, te voorzien.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Ketwich Verschuur zegt dat er in het
begin van dit jaar eon plan is opgemaakt, naar aan
leiding van een verzoek van Burgemeester en Wet
houders, door de Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs om de scholen 2 en 3 samen te
smelten met school no. 4, n.l. om school no. 4 op te
lossen in de scholen nos. 2 en 3. Verder is spreker
van deze zaak niets bekend geworden, ook niet wat
Burgemeester en Wethouders zullen voorstellen wat
met school 4 zal moeten gebeuren. Hij heeft in een
schrijven van den districtsschoolopziener, dat bij de
stukken gevoegd is, gelezen, dat het dezen, met het
oog op het onderwijs in Franscli en de mogelijke re
organisatie, zooals aan Mr. Prakken officieus is mede
gedeeld, wenschelijk zoude zijn enz.
Eene reorganisatie van school no. 4 schijnt dus in
bewerking te zijn ten minste den heer Prakken is
zoo iets officieus medegedeeld. De Raad wist van
niets en spreker ook niet. Het komt spreker nu voor
dat het, waar de nadruk is gelegd op het Fransch,
het idee is het onderwijs in dat vak meer intens te
geven. Nu wordt dit alleen in de hoogste klassen
van school 4 gegeven en het onderwijs in de fraaie
handwerken onderscheidt deze school ook van de
andere scholen 2e klasse b in deze gemeente.
Nu vragen Burgemeester en Wethouders aan den
Raad om uit te maken of de Raad overplaatsing van
een der dit verzoekende hoofden wil, of openstelling van
het solliciteeren naar het hoofdschap dier school.
Doch nu de Raad niet weet welke de reorganisatie
zal zijn, die voor school no. 4 wordt voorgesteld en
welke reorganisatie door den Raad zal moeten worden
bekrachtigd, is het niet juist, nu reeds een hoofd te
benoemen. Als men toch een kapitein op een schip
moet benoemen, dient men toch eerst te weten of
het een stoom- of een zeilschip zal worden. Spreker
weet niet hoe het onderwijs in het Fransch zal wor
den of dat men het zal laten zooals het is en of
men dus zoude kunnen volstaan met overplaatsing
van een der verzoekers, die in het bezit zijn van
een oudere acte voor dat vak. Is het de bedoeling-
meer intensief Fransch te geven, dan wordt de zaak
anders.
De Raad zal zeker dat verschil wel voelen, eerst
na het vaststaan van die reorganisatie is te beoor-
deelen hoe in deze te handelen. Daar, zooals ge
zegd, die reorganisatie nog in de lucht hangt, stelt
spreker voor
de Raad besluit, alvorens over te gaan op het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, te be
slissen, de voorstellen tot reorganisatie van school
IV van Burgemeester en Wethouders af te wachten.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer van
Ketwich Verschuur eene motie van orde is ingediend,
luidende