258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908.
de Raad besluit alvorens over te gaan op het
voorstel van Burgemeester en Wethouders te beslissen,
de voorstellen tot reorganisatie van school IV van
Burgemeester en Wethouders af te wachten.
Spreker schorst de beraadslaging over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en opent die over
de ingediende motie.
De Voorzitter deelt mede dat intusschen door den
heer Burger een voorstel is ingediend luidende
de ondergeteekende stelt voor om de adressen rraet
bijbehoorende adviezen te stellen in handen van de
Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs
met verzoek om advies.
Spreker is van oordeel dat dit voorstel tegelijker
tijd met de motie van den heer van Ketwich Ver
schuur een punt van bespreking kan uitmaken.
De heer Burger doet opmerken dat zijn voorstel
tot zekere hoogte parallel gaat met dat van den heer
van Ketwich Verschuur, hoewel een andere overweging
er aan ten grondslag ligt. Spreker was van plan
zijn voorstel voorloopig voor zich te houden, ten
einde de algemeene beschouwingen over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet te smoren,
maar daar dit al is geschied door de indiening van
de motie van den heer van Ketwich Verschuur, geeft
hij er de voorkeur aan, het in te dienen, daar wel
licht over beide voorstellen tegelijk zal kunnen wor
den gestemd.
Spreker wist niets van de reorganisatie, alleen van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit
voorstel kwam spreker voor hard te zijn tegenover
twee hoofden, wier verdiensten als zoodanig bekend
zijn en ook in de stukken worden geroemd en die
al geruimen tijd in dienst der gemeente zijn.
Die twee hoofdonderwijzers zouden worden uitge
sloten, omdat zij een oudere acte hebben en geen
geregeld onderwijs geven in het Fransch. Dit is des
te harder, omdat spreker van de beide hoofden heeft
vernomen, dat zij wel geregeld onderwijs geven door
jongelui op te leiden voor examens.
Intusschen gaat het belang van het onderwijs boven
dat van ambtenaren, hoe verdienstelijk deze ook
mogen zijn.
Wij hebben nu hier ter stede eene Commissie van
Toezicht op het Lager Onderwijs, die ijverig werkt
en graag van advies dient. Spreker stelt er prijs
op in deze de Commissie van Toezicht te hooren en
zich tot zoo lang niet neer te leggen bij de inge
wonnen adviezen. Een ander geval is het als een
nieuw hoofd moet worden benoemd. Dat kan zonder
vergelijkend examen niet geschieden dan onder goed
keuring van den districtsschoolopziener.
In het geval van overplaatsing kan desnoods ook
tegen het gevoelen van den districtsschoolopziener
worden gehandeld.
Art. 29 der Lager Onderwijswet 7e lid luidt
„In gemeenten waar meer dan eene school bestaat,
kan de onderwijzer, aan het hoofd der eene geplaatst,
aan het hoofd der andere worden gesteld, zonder
voordracht, indien de gemeenteraad na overleg met
den districtsschoolopziener, hiertoe besluit."
Wordt nu het voorstel gerenvoyeerd, dan zal ook
een advies kunnen worden gegeven, omtrent de voor
genomen reorganisatie, voor zoover dat van invloed
kan zijn op de beoordeeling van de geschiktheid der
verzoekende hoofden voor het bestuur der te reor-
ganiseeren school.
Spreker stelt er prijs op de zaak niet af te doen,
maar het advies der Commissie van Toezicht te vragen.
De Voorzitter doet opmerken dat het voorstel van
den heer van Ketwich Verschuur voorgaat. Dat van
den heer Burger kan later aan de orde worden gesteld.
De heer Schoondermark zegt dat er principiëel
geen bezwaar bestaat tegen het voorstel van den
heer van Ketwich Verschuur. Spreker wil er echter
den Raad attent op maken dat, als de motie wordt
aangenomen, de gemeente kan komen voor het feit,
dat zij de rijkssubsidie zal moeten derven. In art.
48 der wet n.l. staat dat, om de rijkssubsidie te ge
nieten, in eene vacature van een hoofd binnen 6
maanden moet zijn voorzien.
De vacature is ontstaan op 1 Augustus, zoodat
gevaar bestaat dat niet op den bij de wet gestelden
tijd in de vacature zal zijn voorzien.
Met het voorstel van den heer Burger staat het
anders als met dat van den heer van Ketwich Ver
schuur. Hoe zal de Commissie van Toezicht oordeelen
als zij niet weet wat Burgemeester en Wethouders
willen. Dit college kan niet meegaan met de Com
missie van Toezicht. Als de motie van den heer
van Ketwich Verschuur wordt aangenomen, kan men
afwachten wat Burgemeester en Wethouders willen
on kan meer licht over deze zaak opgaan.
De Voorzitter zal zich ook tegen het voorstel van
den heer Burger moeten verklaren. Voor de benoe
ming van hoofden van scholen is de districts-school-
opziener 's Raads bij de wet aangewezen adviseur;
anderen dan dezen en het college van Burgemeester
en Wethouders in dit advies te betrekken, schijnt
spreker verkeerd en schept, geheel onnoodig, grootere
moeilijkheid om tot eene keuze te komen.
De heer van Ketwich Verschuur doet opmerken,
dat het zijn idee was eerst van Burgemeester en Wet
houders te vernemen hoe zij zich de reorganisatie
voorstellen.
Spreker gelooft ook, dat dit het idee van den heer
Burger is.
Wat betreft het derven van de rijksbijdrage, spreker
moet- en dit spijt hem zeggen, dat dit op het hoofd
neerkomt van Burgemeester en Wethouders, die vier
maanden hebben laten vexloopen alvorens met deze
zaak in den Raad te komen.
De heer Burger doet opmerken dat, als het voorstel
van den heer van Ketwich Verschuur wordt aange
nomen, zijn sprekers voorstel van de baan is,
ten minste voorloopig.
Spreker wenscht echter mede te deelen dat hij, als
een plan van reorganisatie wordt voorgelegd en er
geen advies van de Commissie van Toezicht wordt
gevraagd, zijn voorstel zal herhalen. De heer Schoon
dermark zegthoe zal de Commissie van Toezicht
oordeelen als zij niet weet wat Burgemeester en Wet
houders willen? Spreker vraagt: hoe zal de Raad dit
dan doen
In onderwijszaken is de Commissie van Toezicht
de natuurlijke raadgeefster van den Raad. Spreker
ziet daarom niet graag dat deze commissie te dezer
zake wordt voorbijgegaan. Eén advies meer schaadt
niet.
De heer Besuijen kan hier niets doen dan vragen.
De heer van Ketwich Verschuur zegt: ten opzichte
der reorganisatie plannen moet de Raad weten of
school 4 een zeilschip of een stoomboot wordt, want
een kapitein op een zeilschip kan niet op een stoom
boot worden geplaatst. De beide heeren, die over
plaatsing vragen, zijn volgens den heer Burger niet
alleen op de hoogte van het Fransch, maar geven ook
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908. 259
geregeld les aan jongelui ter opleiding voor examens.
Het zijn dus kapiteins op een stoom- en zeilschip
beide. Is dit zoo, wat kan het dan schelen of school
4 een zeil- of stoomschip wordt
Als het argument voor niet overplaatsing uitsluitend
hot bezit is van een oudere acte voor Fransch, dan
vraagt sprekerer zijn toch aan school 4 vier onder
wijzers met een oudere acte Fransch.
Zullen die acten anders jonger worden als er een
hoofd komt met een jonge Fransche acte Of zal men
de Fransche lessen aan het hoofd opdragen En het
ambulantisme dan, dat de heeren nog eerst kort geleden
bewierookt hebben
De heer Schoondermark doet opmerken dat, als de
motie van den heer van Ketwich Verschuur wordt
aangenomen, dit afgescheiden is van het voorstel om
de zaak naar de Commissie van Toezicht te verwijzen.
Spreker zal zich daartegen ten minste krachtig ver
zetten. De benoeming van een hoofd behoort niet
bij de Commissie van Toezicht. Burgemeester en
Wethouders doen eene voordracht, na overleg met
den districts-schoolopziener. Een ander college behoeft
er niet aan te pas te komen. Nog nooit heeft de
Commissie van Toezicht advies gegeven inzake de
benoeming van een hoofd.
De heer Duparc acht het geheel onnoodig de stuk
ken in handen te stellen van de Commissie van
Toezicht. Waarover zou zij moeten adviseeren Als
het tegenwoordige voorstel van Burgemeester en
Wethouders voorloopig van de agenda zal zijn afge
voerd, is er niets. Eerst als de plannen van Burge
meester en Wethouders tot rijpheid gekomen en den
Raad aangeboden zijn, is het oogenblik daar, om de
Commissie van Toezicht, terecht genaamd de officieele
raadgeefster, te hooren. Aan Burgemeester en Wet
houders zal intusschen uit de debatten genoeg dui
delijk zijn geworden, dat zij met hun plannen tot
reorganisatie van school 4 haast hebben te maken
met het oog op de rijksbijdrage. Spreker is van
oordeel, dat de Raad wel zal doen, de zaak hierbij
te laten en de heer Burger zijn voorstel zal in
trekken.
Over de benoeming van een hoofd der school is,
evenmin als over die van een onderwijzer, spreker
weet dit van vroeger als lid der Commissie van
Toezicht, nooit die commissie gehoorddo wet
schrijft dit ook niet voor. Wel werd en wordt ook
nu nog, bij een verzoek om ontslag het advies der
Commissie gevraagd, n.l. om te weten of dit eervol
kan worden verleend en voorts welke eischen aan
den opvolger moeten worden gesteld.
De heer Krijgsman doet opmerken, dat bij benoe
ming van onderwijzers bij de stukken een advies ligt
van de Commissie van Toezicht, in tegenstelling met
wat de heer Schoondermark heeft gezegd. Dit advies
is meestal negatief, dat n.l. de Commissie geene bij
zondere eischen stelt. Waar nu eene reorganisatie
in de lucht hangt is het gewenscht dat de Commissie
beoordeelt of het betrokken hoofd goed moet zijn
onderlegd in het Fransch, of dat het beter is, dat hij
bekend staat als een goed onderwijzer. Als wij nu
de behandeling dezer zaak uitstellen en advies vra
gen kan meteen op een ander bezwaar, dat nog
niet genoemd is, worden gelet.
Aan school 12 zijn jonge onderwijzers die aan
school 4 werkzaam zijn geweest. Solliciteeren nu
deze, dan zou, bij benoeming, dit aan school no. 4
aanleiding kunnen geven tot allerlei onaangename
verhoudingen. Dit kan voorkomen worden.
De heer Burger doet opmerken, dat door den heer
Schoondermark is gezegd, dat de benoeming van
een hoofd niet bij de Commissie van Toezicht be
hoort. De Wethouder begaat een kleine fout.
De wet onderscheidt benoeming en verplaatsing.
Verplaatsing gebeurt na overleg met den districts
schoolopziener en er is voor den Raad reden de
Commissie van Toezicht te hooren, omdat deze Com
missie de aangewezen raadgeefster is, die de hoofden
kent, omdat deze lang onder haar toezicht hebben
gewerkt. Spreker wil echter zijn voorstel intrekken,
omdat het op het oogenblik geen nut doet.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Burger zijn
voorstel heeft ingetrokken. Het maakt derhalve geen
onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Haverschmidt is de meening toegedaan,
dat in het verzoek der beide hoofden heden onmo
gelijk een beslissing kan worden genomen.
Niemand zal school 4 in den tegenwoordigen vorm
willen handhaven de kans is niet gering dat het
wordt een gewone school 2e klasse b en dan is het
de vraag of do beide hoofden hun verzoek tot over-
verplaatsing handhaven, finantieel voordeel geeft het
althans niet.
Spreker vraagt aan Burgemeester en Wethouders,
waarom zij thans niet willen mededeelen, wat hun
plan is met school 4. De heer Burger kon zijn voorstel
dan weer indienen en de afdoening der zaak wordt
er door bespoedigd.
De heer Schoondermark acht het het verstandigst
de plannen, die niet zijn uitgewerkt, niet mede te deelen.
Die plannen zijn nog niet geheel vastgesteld. Er
is gezegd dat het derven der rijksbijdrage komt op
het hoofd van Burgemeester en Wethouders, omdat
zij na vier maanden nog geen reorganisatieplan van
school 4 bij den Raad hebben ingediend. De plannen
nu, dit kan spreker wel mededeelen, bevatten eene
reorganisatie van het lager onderwijs in zijn geheelen
omvang. Werd daaruit nu gelicht de reorganisatie
van één school, dan zou het geheele reorganisatieplan
in duigen kunnen vallen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt de motie-van Ket
wich Verschuur aangenomen.
6. Voorstel der betrekkelijke raadscommissie tot ver
plaatsing van het Aschland en c. q. voorstel van Bur
gemeester en Wethouders om in beginsel te besluiten tot
verbetering van het Aschland overeenkomstig een plan
van den heer J. Oosterhoff. (Bijlagen nos. 25 en 41
van 1907 en 27 van 1908).
De beraadslaging wordt geopend.
Do heer Baart de Ia Faille zal behalve het plan
van den heer Oosterhoff, met prae-advies van Burge
meester en Wethouders, ook bespreken het voorstel
der Commissie ad hoe tot verplaatsing van het asch
land.
Wij zijn genaderd aan het tijdstip door de motie
van Ketwich Verschuur op 11 Februari 1908 in uit
zicht gesteld, toen de heer Oosterhoff had aangekondigd
dat hij een plan betreffende het aschland in bewerking
had. Dit plan ligt nu voor ons. Het prae-advies
is alleen eene adhaesie-betuiging aan het werk van
den heer Oosterhoff.