264 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908 Oosterhoff betwijfelt of het aschland valt onder de Hinderwet. Spreker wenscht er op te wijzen dat bij resolutie van Gedeputeerde Staten van 10 Januari 1878 is verklaard, dat het aschland valt onder de be palingen van art. 2 sub VII der wet van 1875 juncto art. 8 van het Koninklijk besluit van 1824. Hier be staat dus een uitspraak van dat college waardoor het zou vaststaan, dat in deze een Hinderwetsvergunning noodig is. De heer Besuijen zegt dat door den heer Baart de la Faille is opgemerkt, dat de tram er nog niet is. Spreker heeft niet beweerd een afgerond plan voor zich te hebben, ook niet dat het niet mogelijk is een ander plan te krijgen dat financieel en technisch uit voerbaar is, en zoolang de tram er niet is, zal het compostvervoer (eenige weken per jaar) evenals nu per wagen naar het station moeten geschieden. De weg naar het door spreker bedoelde terrein is uitstekend te berijden, zooals een onderzoek in loco deed zien. Ook ten opzichte van het vervoer bij gesloten water biedt de door spreker genoemde plaats een voordeel. Het ligt aan het grootscheeps-vaarwater, dat veel eerder ijsvrij is dan een sloot als het Boxumerzool, zoodat de belemmering van het gesloten water niet zoo lang duurthet terrein is door het Kanaal en door het Vliet te bereiken. De heer Oosterhoff heeft gezegd dat er bij Burge meester en Wethouders geen bezwaar zal bestaan het door spreker geopperde plan te onderzoeken. Spreker wil het verzoek uitbreiden en Burgemeester en Wet houders uitnoodigen na te gaan of er geen andere geschikte terreinen zijn. Het door spreker bedoelde terrein is voor fabrieksterrein bestemd en ligt ten Oosten van de stad, iets wat met het oog op de hier meest lreerschende Westenwinden een voordeel kan worden genoemd, In verband nu met een en ander en omdat spreker van oordeel is dat nu niet gezegd kan worden dat de discussiën zijn gesmoord, dient spreker het volgend voorstel in, onderteekend door 10 raadsleden. Het luidt de Baad noodigt Burgemeestor en Wethouders uit na te gaan, of verplaatsing van het aschland naar het land, gelegen aan het Nieuwe Kanaal bij de Tynje, of een ander geschikt voorkomend terrein technisch en financieel mogelijk is. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Be suijen en negen andere raadsleden een voorstel is ingediend, luidende do Baad, noodigt Burgemeester en Wethouders uit na te gaan of eene verplaatsing van het aschland naar het land gelegen aan het Kanaal bij de Tijnje of ander geschikt voorkomend terrein, technisch en fi nancieel mogelijk is. Het verbaast den hoer Beekhuis dat er nu een dergelijk voorstel, geteekend door 10 leden, wordt ingediend. Wij hebben eene raadscommissie, die jaren heeft gezocht naar een ander terrein en die stellig ook over dit terrein hare gedachten wel zal hebben laten gaan en er is ook een wel doorwrocht voorstel van den Wethouder. De Baad moet deze zaak niet meer traineeren. Wat het door den heer Besuijen aangewezen ter rein betreft, de gemeente heeft schatten uitgegeven om do kanaalterreiuen in te richten en in waarde te doen stijgen. Zullen nu deze terreinen door het daarstellen van een aschland onverkoopbaar worden gemaakt? De hoer Besuijen heeft op den grooten hinder gewezen. Is die werkelijk zoo groot dan ge tuigt het plan van den heer Besuijen van eene slechto economische politiek. Het komt spreker voor dat de Baad het voorstel niet in overweging moet nemen. De Voorzitter moet in het belang van de raadsleden zeiven, opkomen tegen het aantal leden, dat het voor stel van den heer Besuijen mede onderteekende. Het komt spreker voor dat het in eene vergadering van 22 leden, niet geheel is overeen te brengen met den eerbied, dien de leden verschuldigd zijn aan het recht van vrije beraadslaging en stemming, zoo 10 leden een voorstel doen dat ingaat tegen de orde van be raadslaging. Dat aantal is beslist te groot, men staat daardoor te dicht voor de mogelijkheid dat, zonder dat over een voorstel gestemd is geworden, dat voorstel reeds eene bekende meerderheid heeft en is aange nomen. De heer Oosterhoff heeft den heer Besuijen hooren zeggen dat door hem spreker is gezegd, dat Burgemeester en Wethouders geen bezwaar zouden hebben het te berde gebrachte plan te onderzoeken. Spreker heeft daarmee bedoeld dat er geen bezwaar bestaat de zaak in het algemeen nader te onderzoeken. Nu het echter uit de toelichting blijkt dat in beginsel zal worden besloten dat het aschland niet in de Schrans zal blijven, heeft spreker er wel bezwaar tegen. De grootste grief van den heer Besuijen is, dat sprekers plan niet afdoende is. Tot zekere hoogte geeft spreker dit toe, maar hij vraagt of het, waar wij in een tijd van overgang op dit gebied leven, niet beter is voorloopig alleen maatregelen te nemen, waardoor zooveel mogelijk aan de bezwaren wordt tegemoet gekomen Anders toch zou het kunnen gebeuren, dat wij nu aanzienlijke uitgaven gingen doen en na eenige jaren spijt hadden, dat wij geen moderne inrichting in het leven hadden geroepen. De heer Beucker Andreae wenscht mede te deelen waarom hij het voorstel heeft geteekend. Even te voren had spreker van den heer Oosterhoff vernomen, dat er geen Bezwaar bestond het plan onder de oogen te zien en in de tweede plaats met het oog op den tijd. Spreker wenscht dat onderzoek af te wachten opdat men, als de plannen eenmaal zijn vast gesteld, geen teleurstellingen ondervinde. Het groote bezwaar van den heer Krijgsman tegen het plan der commissie ad hoc is dat hij geen 2x/2 ton wenscht uit te geven nu wij in een overgangs tijdperk leven. Indien spreker echter voor 50 a f 6Ö000.eene groote verbetering kan krijgen, dan mag die uitgaaf wel worden gedaan. De heer Beekhuis heeft nu vernomen, dat het de bedoeling van den heer Beucker Andreae is geweest de behandeling uit te stellen. Mochten meer leden met die bedoeling het voorstel hebben ondersteund, dan doet spreker opmerken, dat dit doel toch gemakkelijker kon worden bereikt door eenvoudig voor te stellen de discussiën te verdagen, Dit bespaart Burgemeester en Wethouders het werk, om op dit voorstel prae-advies te geven. Spreker stelt daarom voor de discussiën te verdagen. De Voorzitter is van oordeel dat in elk geval dient uitgemaakt hoe de Baad denkt over het voorstel der Commissie ad hoe. Zoo de Baad nu niet wil door werken dan dient zulks vanavond of morgenochtend te geschieden, met het oog op den op 12 November afloopenden termijn. De heer Besuijen meent dat het zoo klaar als de dag is, dat door aanneming van het voorstel der 10 raadsleden het voorstel der commissie ad hoe ver worpen is. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908. 265 Het onderzoek is niet in een of twee dagen afge- loopen en in dien tijd is de termijn verstreken. Zoo immers lieten de commissieleden zich uit. Dat de onderteekenaars tegen de commissie ad hoe optreden is niet waar. Die commissie toch zal wel niet on feilbaar zijn en dit zelf erkennen, zoodat er mogelijk nieuwe plannen te maken zijn. Bovendien heeft de heer Baart de la Faille gezegd dat sprekers plan zou zijn te overwegen. Het is dus geen optreden tegen de commissie. Ten opzichte van het bezwaar van den heer Beek huis, dat het terrein aan het Kanaal evengoed zal worden ingesloten, doet spreker opmerken, dat de gemeente dit zelf in handen heeft. Zij geeft geen grond uit of zij geeft het in erfpacht, niet in eeuwig- durenden erfpacht natuurlijk. Dit is met een weereen mooi voorbeeld van de voordeelen van uitgifte van grond in erfpacht. Bovendien reserveert men bij een nieuwen aanleg zooveol grond, dat men in de naaste toekomst voldoende heeft. Spreker heeft in zijn motie niet bedoeld dat de Raad zich in beginsel zal verklaren voor verplaatsing. Spreker heeft bedoeld eenvoudig te onderzoeken, of er niet een ander geschikt terrein is, maar daarmee is het plan Oosterhoff niet verworpen. Spreker kan zich voorstellen, dat er tergevolge van het in te stellen onderzoek een plan komt dat meer kost dan dat der commissie. Dan zal spreker ook daar tegen zijn. Evenwel kan het ook gebeuren dat er een plan wordt gemaakt, dat minder van onze draagkracht vordert. In het voorstel dit herhaalt spreker ligt geen principieele uitspraak, dat het aschland zal worden verplaatst. Er is gezegd: men moet niet te voel geld uitgeven als men in een overgangs-tijdperk leeft. Hiertegen moet toch worden gewaarschuwd. Die redeneering kon ook worden toegepast op de gasfa briek. Morgen aan den dag kan er op het terrein der electriciteit een uitvinding worden gedaan, die de gasfabricage overbodig kan maken. Wordt daarom de gasfabriek niet verbouwd Ook ten opzichte van het bakkersbedrijf en andere bedrijven is deze rede- neering van toepassing. Als er bijvoorbeeld verbete ring aan de ovens moet worden gemaakt, moet er dan op hoop van zegen worden gewacht tot er iemand bijvoorbeeld een electrischen oven uitvindt Neen zeker. De heer Baart de la Faille geeft te kennen dat hij met het voorstel kan meegaan als het geen andere beteekenis heeft dan uitstel van behandeling. Aller minst zou spreker er de beteekenis aan hebben willen toegekend, die de heer Besuijen er aan geeft, dat als het wordt aangenomen, het plan der commissie ad hoe van de baan is. Deze commissie kan toch wel aan dringen op uitstel van den termijn. Ais de heer Besuijen verklaart geen andere bedoeling te hebben dan verdaging van de debatten, dan zou spreker er voor kunnen stemmen. De Voorzitter doet opmerken dat, als de heer Besuijen daaraan voldoet, hij zijne motie moet intrekken en moet voorstellen de behandeling te verdagen tot een nader te bepalen dag en uur. Spreker herhaalt dat het evenwel niet opgaat dat op deze wijze tien leden van den Baad aan twaalf anderen te kennen geven, dat zij op hunno verdere beraadslaging niet gesteld zijn. De heer Besuijen heeft geen plan zijne motie in te trekken. De heer Haverschmidt heeft met de onderteekening der motie te kennen willen geven dat geen der beide plannen hem eigenlijk aanstaat. In principe is vol strekt niet uitgemaakt dat het tegenwoordig terrein zal worden verlaten. Is er niets beters op te vinden, dan geeft spreker de voorkeur aan het plan van den Wethouder boven dat van de commissie. Spreker geeft Burgemeester en Wethouders in overweging het plan tot verplaatsing naar een terrein aan de Dokkumer Ee nog eens voor den dag te halen. De heer van Messel hoort zeggen dat de termijn van het terrein, hetwelk de commissie ad hoc in han den heeft, op 12 November is verstreken. Het spijt spreker daarom dat de Baad eerst heden voor de behandeling van deze belangrijke kwestie is bijeen geroepen. De heer Oosterhoff, dit wetende, had dan beter gedaan, inplaats van zeven, zes maanden aan zijn voorstel te arbeiden. De Baad wordt nu toch gesteld voor het feit, dat hij heden eene beslissing moet nemen. De Voorzitter zegt dat het voorstel der commissie van 1903 voldoende bekend is. Spreker stelt zich voor dat de Baad over dat voorstel heeft te stemmen. De heer J. Koopmans is van oordeel dat wel kan worden gestemd over het ontwerp der commissie ad hoe, doch niet over het plan Oosterhoff. De heer Baart de la Faille zegt dat het niet opgaat hot voorstel van de commissie ad hoe aan eene stem ming te onderwerpen, terwijl alle drie plannen nog in bespreking zijn. Het voorstel der tien raadsleden wordt in stemming gebracht en verworpen met 12 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Zand- stra, Krijgsman, J. Koopmans, de Jong. G. W. Koop- mans, Lautenbach, van Messel, Haverschmidt en Besuijen. Tegen de heerenOosterhoff, Duparc, Wilhelmij, Schoondermark, Komter, Beekhuis, Hartelust, Burger, van Ketwich Verschuur, Menalda, Baart de la Faille en Feitz. De Voorzitter stelt voor de beraadslagingen te sluiten. Dit voorstel wordt verworpen met 14 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Jong, Duparc, Wil helmij, van Messel, Komter, Haverschmidt, Burger en Besuijen. Tegen de heerenBeucker Andreae. Oosterhoff, Zandstra, Krijgsman, J. Koopmans, G. W. Koopmans, Lautenbach, Schoondermark, Beekhuis, Hartelust, van Ketwich Verschuur, Menalda, Baart de la Faille en Feitz. De Voorzitter sluit thans de vergadering'. O O

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 7