272 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908.
Oosterhoff voorkomende kostenberekening. Hij is
van oordeel dat het bij de uitvoering zal blijken,
dat men tot een veel grooter bedrag zal komen. Dit
zou te bejammeren zijn want dan zouden vele loden,
die in het lage eindcijfer, ƒ35,000.een motief von
den om sympathie met het voorstel te hebben, ge
dupeerd zijn. Spreker heeft dan ook b.v. liever een
plan, dat aan alle eischen tegemoet komt en 100,000.—
kost, dan het plan-Oosterhoff, wanneer dat misschien
wel op 70,000.komt. Het gaat niet aan om te
zeggen als de heer Hartelust„er staat een stroo-
cartonfabriek die hinder veroorzaakt, maar ik wenschte
wel dat er meer waren", en „wij kunnen niet allen
hinder wegnemen, dus laat ook dit maar zoo bestaan."
Men behoort, wanneer daartoe gelegenheid is, steeds
iedere verontreiniging der atmosfeer tegen te gaan.
Spreker is niet overtuigd dat er niet met belangrijk
minder kosten beter oplossing is te vinden.
Toen spreker in de vorige vergadering zijne motie
indiende, was hij geheel in de lijn van den heer Oos
terhoff. Die wethouder geeft toch toe, dat een asch-
land niet in de stad moet liggen en dat zijn voorstel
niet moet worden aangenomen, als het blijkt dat er
eene andere oplossing is te vinden, die financieel en
technisch uitvoerbaar is. De zekerheid, dat dit niet
het geval is, bestaat bij niemand. De Raad heeft
slechts één plan onder de oogeu gehad, n.l. dat der
Commissie ad hoe. De mogelijkheid bestaat dat er
meer plannen kunnen komen, die aan den eisch van
financiëel-teclinisck uitvoerbaar te zijn, voldoen. Het
plan-Oosterhoff kan in petto worden gehouden.
Tegen het plan der commissie heeft spreker een
fiinanciëel bezwaar, dat van den heer Oosterhoff geeft
geen volledige oplossing van de kwestie aan de hand.
Spreker zit dus in een moeilijk parket. Zekerheid,
dat er geen betere oplossingen bestaan, is er niet. Hij
komt tot de conclusie, dat hij tegen beide voorstellen
zal rnoeten stemmen.
Toen spreker in de vorige vergadering zijne motie
voorstelde om de behandeling op te schorten, bestond
er een misverstand bij de Commissie ad hoe.
Deze meende dat bij aanneming van de motie haar
voorstel van de baan zou zijn. Oorspronkelijk meende
spreker dat ook, omdat de termijn op 12 November
was verstreken. Had dit misverstand niet bestaan,
dan zou de stemming anders zijn uitgevallen.
Dan ware de motie aangenomen met 16 tegen 6
stemmen.
Spreker zal evenwel geen poging doen om een
nieuwe stemming uit te lokken over dezelfde motie.
Het komt hem echter het best voor dat de Raad een
nieuwe commissie benoeme. Die commissie is onbe
vooroordeeld en zou in staat zijn met eigen plannen te
komen. Blijken die financiëel te zwaar en technisch
onuitvoerbaar, dan pas krijgt de clausule van den heer
Oosterhoff waarde en dan zal waarschijnlijk het voor
stel van den wethouder met eene groote meerderheid
worden aanvaard. Spreker had gehoopt dat de Com
missie ad hoe een onderzoek had willen instellen.
Deze ziet echter liever dat eene andere commissie
het doet.
In verband met een en ander concludeert spreker,
dat de meerderheid van den Raad het voorstel der
commissie financieel onuitvoerbaar acht, ook ver
wacht spreker dat het grootste deel van den Raad
niet overtuigd is dat door het voorstel-Oosterhoff den
hinder wordt weggenomen.
Spreker komt daarom tot het besluit dat het ge-
wenscht is nogmaals eene poging aan te wenden, om
te zien of nog niet een technisch uitvoerbare op
lossing is te vinden met handhaving van het denk
beeld van verplaatsing.
Spreker dient daarom de volgende motie in
„De Raad
overwegende dat het voorstel der commissie ad
hoe, hoewel eene definitieve oplossing voor den
aschlandhinder gevende, van de gemeente te groote
financieele offers vraagt
overwegende dat het voorstel van Burgemeester
en Wethouders geen zekerheid geeft dat de hinder
van het aschland zal verdwenen zijn,
besluit met aanhouding der beide voorstellen eene
nieuwe raadscommissie uit te noodigen, na te gaan
óf, met handhaving van het denkbeeld van ver
plaatsing van het aschland, minder kostbare plannen
zijn te ontwerpen en deze eventueel den Raad aan
te bieden."
Spreker is van oordeel dat, als het der genoemde
commissie blijkt dat geen betere oplossing is te vinden,
het voorstel-Oosterhoff in waarde zal stijgen. Stemt
de Raad nu, dan zullen misschien beide voorstellen
worden verworpen en mocht het voorstel-Oosterhoff
al met één stem meerderheid worden aangenomen,
dan is het niet in het gemeentebelang een zoo ge
wichtig vraagstuk op te lossen op een manier, waar
toe met zoo kleine meerderheid is besloten.
Spreker herhaalt wat hij ook iu de vorige verga
dering heeft gezegdde brander kan worden ge
maakt en de proef met turfstrooiselbedekking kan
worden genomen. Als dan de commissie met voor
stellen komt, kan gebleken zijn in hoeverre aan de
bezwaren door de genomen maatregelen is tegemoet
gekomen.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Be
suijen eene motie is ingediend, luidende
de Raad
overwegende dat het voorstel van de commissie
ad hoe, hoewel eene definitieve oplossing voor den
aschlandhinder gevende, van de gemeente te groote
financieele offers vraagt
overwegende dat het voorstel van Burgemeester
en Wethouders geen zekerheid geeft dat do hinder
van het aschland zal verdwenen zijn,
besluit, met aanhouding der beide voorstellen eene
nieuwe raadscommissie uit te noodigen, na te gaan
óf met handhaving van het denkbeeld van verplaat
sing van het aschland, minder kostbare plannen zijn,
te ontwerpen en deze eventueel den Raad aan te
bieden.
De Voorzitter moet er op wijzen, dat deze motie
is geformuleerd in zoodanigen vorm, dat het spreker
onmogelijk is haar onmiddellijk in behandeling te
brengen. Hij zal dat dan ook eerst doen nadat ge
stemd zal zijn óver onderdeel a van het voorstel,
opgenomen in bijlage no. 27.
Blijkens de tot zijne motie gegeven mondelinge
toelichting en ook blijkens de redactie harer over
wegingen, staat het bij den heer Besuijen reeds vast,
dat de Raad niets wil weten noch van het plan der
commissie ad hoe, noch van dat van Burgemeester
en Wethouders. Hierdoor zou, werd er over die plannen
gestemd, de Raad, naar do heer Besuijen vreest, in
eene impasse kunnen geraken. Dat lid wil dit voor
komen en heeft nu gelukkig het ei van Columbus
ontdekt, n.l. de motie, waarin hij zijne veronderstel
ling al vast als waar aanneemt en daarop verder
werktde stemming slaat hij gemakshalve over.
Maar wat de heer Besuijen in zijne motie den Raad
wil laten overwegen, zijn onderstellingen en niets meer.
Eerst door eene stemming over de onderwerpelijke
plannen, blijkt hoe de Raad daarover denkt, en die
stemming moet dus voorafgaan aan de motie.
Zoo zal spreker dan ook de zaak behandelen en
eerst laten stemmen over het voorstel der commissie
van 1903. Is dit verworpen, dan pas staat het vast,
dat de Raad dit niet wil.
Dan zal spreker laten stemmen over onderdeel b
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908. 273
van bijlage 27, over het voorstel om de commissie te
ontheffen van haar opdracht van 20 October 1903.
Daarna zal spreker het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in behandeling brengen. Als dan ook
dit verworpen mocht worden, dan is het oogenblik
daar om met moties voor den dag te komen, maar
ook niet eerder. Spreker zal dus de motie in behan
deling brengen, nadat gebleken is hoe de Raad denkt
over de voorstellen der commissie on van Burgemeester
on AVethouders.
De heer Oosterhoff wil, alvorens de verschillende
sprekers te beantwoorden, met een enkel woord terug
komen op het in de vorige vergadering gesprokene.
Spreker heeft hierbij speciaal het oog op de rede van
den heer Besuijen. Misschien voldoet hij daarmede
tevens aan den wensch van den heer van Messel, die
er zijn leedwezen over uitsprak, dat aan Burgemeester
en Wethouders, door het verwerpen van de motie
van den heer Besuijen, geen gelegenheid was gegeven
do zaak nog nader te onderzoeken.
De heer Besuijen had n.l. Burgemeester en AVet
houders willen opdragen na te gaan of het aschland
niet naar een eene andere plaats kon worden over
gebracht.
Spreker heeft bij die gelegenheid gezegd, dat hij
van oordeel was, dat hiertegen bij Burgemeester en
Wethouders geen bezwaar bestond. Daarmee heeft
hij echter geenszins te kennen willen geven dat Bur
gemeester en Wethouders, bij het doen van hun
voorstel, geen andere mogelijkheden onder de oogen
hadden gezien. Zij achtten het evenwel niet noodig
daar zoo diep op in te gaan, omdat die denk
beelden voor en na reeds aan het oordeel van den
Raad werden onderworpen.
Sinds 1879 toch zijn verschillende plannen onder
zocht, die per slot van rekening allen bezweken zijn
voor de daarop uitgeoefende critiek.
Als mon rekening houdt met den door den
heer G. W. Koopmans gestelden eisch( dat men
het aschland moet verplaatsen en daarbij blijven
op gemeente-eigendom, dan zijn er slechts drie
terreinen, die aan de voor een aschland te stellen
eischen voldoen, n.l. aan dezedat het zoowel te
water als te land gemakkelijk bereikbaar is en dat
hot ligt aan spoor of tram, of ten minste dat het
gemakkelijk aan spoor of tram kan worden verbonden.
Eon van deze terreinen is dat aan het einde van het
laatste Kanaalpand, een ander ligt aan de Dokkumer
Ee en het derde op Wijlaarderburen. Het eerste en
laatste zijn behalve te water en te land ook per spoor
bereikbaar. Met het terrein aan de Ee zal dit, zoo
het al mogelijk is, in elk geval meer moeielijkheden
opleveren. De beide laatste denkbeelden nu zijn inder
daad vroeger aan de orde geweest, ernstig overdacht
en na ernstige critiek onuitvoerbaar verklaard. Spre
ker heeft voor zich eene begrooting, opgemaakt in
1879 door den toenmaligen architect Romein, voor
een plan om hot aschland te vestigen op het terrein
aan de Dokkumer Ee. De heer Romein begrootte
de kosten op 112000.
Nu wij echter 30 jaar verder zijn en do stad zich
zoo heeft uitgebreid, valt op deze begrooting wel
wat af te dingen. Met den Directeur der gemeente
werken heeft spreker nagegaan wat er moet worden
bijgetrokken om het plan voor dezen tijd uitvoerbaar
te maken en hij kwam tot de slotsom, dat deze be
grooting moet worden verhoogd tot minstens 160.000.
In de eerste plaats moet men hebben meer turfmest-
en compostloodsen, terwijl ook geen posten waren
uitgetrokken voor een brander, verlichting, wasch-
en schaftlokalen en een sorteorloods. Om een aschland
te vestigen zou men 30000 M2. grond moeten hebben.
Do commissie ad hoc had zich zelf de beschikking
voorbehouden over 50000 M2. De 30000 M2. terrein nu
kan gerust worden geschat op 18000.welk bedrag
ook onder de kosten moet worden opgenomen.
Het plan om hot aschland te vestigen op Wijlaar
derburen, is reeds tweemaal onder de oogen gezien
en de Raad heeft het tweemaal niet gewild, omdat
er te grooto bozwaren aan verbondon zijn. Door
den heer Besuijen is in de vorige vergadering het plan
geopperd het aschland to verplaatsen naar het terrein
gelegen aan het uiteinde van het laatste Kanaalpand.
Hij heeft daarbij eene begrooting gegeven en direct
er bij gezegd dat deze wel voor aanvechting vatbaar
zou zijn. Dat is ook inderdaad gebleken in niet
geringe mate het geval te zijn. De heer Besuijen
toch heeft een kostenbedrag opgegeven van 60.000.
Spreker kan zich voorstellen dat enkele leden, dit hoo-
rende, hebben gedacht: als dit waar is, dan is het plan
van den heer Besuijen hot aannemelijkst. Dit raadslid
heeft echter verschillende zaken vergeten. Op het
kostenlijstje ontbreekt de waarde van den grond, die
volgens officieele taxatie 31.000,bedraagt. Ook
ontbreekt een post voor aan te leggen ierkelders, die
4300 per stuk kosten, zoodat daarvoor in het
geheel 22000. moet worden uitgetrokken. Verder
heeft de heer Besuijen gewezen op de tram. Een
kostenbedrag van een zijlijn is niet opgegeven. Waar
echter de afstand van de 2o kanaalbrug tot het be
doelde terrein 625 M. is, kan men veilig aannemen,
dat een zijlijn, waar de aansluiting van de spoor
aan het tegenwoordig aschland over eene lengte van
80 a 90 M. 5000.— moet kosten, op 12000.—
komt. Verder krijgt men kosten voor eene walbe-
schoeing van 4000.
Ook is er niet gerekend op oen sorteerloods, een
schaft en waschlokaalkosten 7000en is een
groote post n. 1. die der bestrating van het terrein,
wat zeer noodzakelijk is, over het hoofd gezien. De
kosten van bestrating en dan nog maar met veld-
keien van het terrein bij de Ee waren geschat op
16,300. De kosten zullen hier wel even hoog zijn.
Resumeeronde komt spreker tot een bedrag van
163,000. in plaats van 60,000.
Evenals bij het plan-Besuijen, is er door de commissie
ad hoe op gerekend, dat een deel van hetgeen op
het tegenwoordig aschland staat, er moet blijven,
o. a. de opzichterswoning, de werkplaatsen. De karren,
wagens enz. moeten toch ook hier voor den dienst
aanwezig zijn.
Wat dus het verkoopen van het oude aschland als
bouwterrein aangaat, hieromtrent moet men zich geen
ilusies maken. De Directeur der Gemeentewerken
heeft gezegd dat het terrein, als het geheel kan wor
den verkocht, 15000.zou opbrengen. Er moeten
natuurlijk vrij wat kosten gemaakt worden om het tot
een behoorlijk bouwterrein te maken, als de demping
van een opvaart en van de ierkelders. Mocht echter
een deel in gebruik blijven, dan is de rest vrijwel
waardeloos. De toegang tot het dan te verkoopen
terrein zou zijn op de plaats waar de ringmuur staat,
naast de opzichterswoning. Die toegang is veel te
klein. Men kan dus voor geen van beide plannen
een bedrag als opbrengst van het terrein als bouw
terrein aftrekken.
Spreker heeft met het voorgaande willen aantoonen,
dat er behalve het plan der commissie ad hoe, ook
andere plannen door Burgemeester en Wethouders
onder de oogen zijn gezien en dat het gebleken is,
dat die niet aan de gestolde eischen kunnen voldoen.
Nu zou men allerlei particuliere terreinen kunnen na
gaan, die misschien voor lageren prijs zijn te bekomen,
dan het door de commissio uitgezochteer blijft
dan toch altijd nog een kostenbedrag over van
190000.Het wil spreker dan ook voorkomen,
dat een nader onderzoek overbodig is, tenzij uitge
maakt is dat de Raad 190000. voor verplaatsing
over heeft.