274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908. In deze vergadering is door den heer Beekhuis gezegd dat de verandering in hoofdzaak bestaat in uitbreiding en dat het hem voorkwam, dat die niet noodig was in elk geval wenschte hij over die nood zakelijkheid nader te worden ingelicht. De heer Beek huis heeft echter eene opmerking gemaakt die niet juist is. Hij heeft gezegd dat door de in de laatste jaren getroffen voorzieningen, als de bereiding der turfstrooiselmest, er minder ier te bergen is en dus ook minder ruimte noodig is. De ier echter, die hierbij wordt gebruikt, neemt geen ruimte op het aschland in beslag, omdat die onder den grond in do ierkelders geborgen wordt. Door de bereiding der turfstrooiselmest is de ruimte op het aschland juist te klein geworden. Bovendien noemt de hoeveelheid compost door de vermeerdering van de bevolking der gemeente jaarlijks toe. Ook moet er ruimte komen voor een schaftlokaal, een betore waschinrichting en een sorteerloods, terwijl de ver binding met de spoorlijn veel ruimte in beslag neemt. Dat er bovendien reeds sinds een paar jaar ruimte te kort kwam, blijkt wel duidelijk uit het feit, dat reeds twee jaar aaneen aan Burgemeester en Wet houders een crediet moest worden toegestaan van 300. voor berging van compost op een afgelegen terrein. De heer Beekhuis heeft gevraagd of het niet moge lijk is om op het aschland te houden wat noodig is voor de fabricage, en alle werkloodsen over te brongen naar het overliggende terrein. Dit is ook de bedoe ling van Burgemeester en Wethouders. Zij willen de smederij, de wagenmakerij, de kuiperij en de werk plaatsen naar het terrein overbrengen. De heer Hartelust maakt zich ongerust over de begrooting, omdat spreker zijn licht heeft opgestoken bij den Directeur der Stadsreiniging. Als die opmer king juist was, zou spreker de vrees van den heer Hartelust wel eonigermate doelen. De Directeur der stadsreiniging had de onkosten echter begroot op 25000.Naar aanleiding van besprekingen met den Directeur dor Gemeentewerken is dit bedrag tot 35000.— verhoogd. De heer Besuijen sloot zich in deze bij den heer Hartelust aan en was van meening, dat het misschien wel f 70000.zou kosten. Diens vrees was ontstaan tengevolge van de verandering, die er met de bruggen moest plaats hebben. In 1891, toen ook een plan tot uitbreiding is gemaakt, was reeds eene begrooting klaar voor de brug over de Pot- marge. Deze begrooting beliep eene som van 5865.Op de begrooting van sprekers plan is uitgetrokken voor de beide bruggen 8000.De vrees voor eene te lage schatting is dus ongegrond. De Directeur der Gemeentewerken heeft spreker bo vendien medegedeeld, dat vervanging van de twee bruggen door één over de Potmarge geen meerdere kosten zou meebrengen. De heer van Messel zegt dat het plan niet voldoet aan de wenschen, door den Baad uitgesproken in 1903. Spreker geeft dit toe, maar meent, dat, waar sinds dien tijd in de techniek der vuilverzameling en dor behandeling veel veranderd is, er alle reden is thans geen afdoende oplossing te zooken. Het door Burge meester en Wethouders voorgestelde plan is dan ook een plan voor eene overgangsperiode, omdat men niet weet hoe de techniek zich in de eerstvolgende jaren zal ontwikkelen. Verder heeft de heer van Messel gezegd dat door spreker ten onrechte is beweerd, dat een der aan zienlijkste stadswijken verrees in de nabijheid van het aschland, want dat die geheelo wijk uit 6 a 7 huizen bestaat. Spreker doet opmerken dat toch ook de gelieele Willemskade is gobouwd in de nabijheid van het aschland. Door verschillende hoeren is gezegd dat Burge meester en Wethouders het met den hinder niet zoo ernstig nemen. Do heer van Messel heeft, zooals hij heeft gezegd, ernstigen hinder waargenomen als hij het aschland passeert. Spreker geeft toe dat men, als men op het aschland is, niet den meest aange- namen indruk ontvangt. Een groot ding wordt echter door allen over het hoofd gezien n.l. dit, dat Burgemeester en Wethou ders inderdaad groote verbetoringen voorstellen. Spreker zal niet in herhalingen vervallen, maar doet opmerken, dat als er een brander wordt gebouwd van de nieuwste constructie, met een hoogen schoor steen, die den rook over de stad heenvoert, al voor een groot doel aan den hinder wordt tegemoetgeko men. Dit zal te meer het geval zijn, als daarin elke week worden verbrand 15 M3 vleesch en afval van slagerijen, die nu misschien wel een tiental wokon in de compost blijft zitten, zoodat het kan gebeuren, dat er op een gegeven oogenblik wel 150 M3 van dat soort afval aanwezig is. Dat is dan niet meer mogelijk. Ook is door de heeren van Messel en Be suijen bestreden de meening van spreker, dat voor de aschlandkwestie weinig belangstelling bestaat, wat blijken kan uit de leege publieke tribune en het uit blijven van adressen. De heer Besuijen zegt dat dit nu wel is gebleken andere te zijn, nu er adressen zijn ingekomen met 600 handteekeningen. Als men echter eerst door er hier de aandacht op te vestigen de slapende honden moet wakker maken, is dat de ware belangstelling niet. Men was immers van te voren voldoende op de hoogte van wat werd voorgesteld. De agenda wordt in de courant gepu bliceerd, de behandeling der zaak staat in de courant. Het komt spreker dan ook voor dat aan die adres sen niet al te veel gewicht moet worden gehecht. De heer de Jong doet opmerken, dat door den heer Hartelust is gezegd dat hij, hoewel in de buurt van het aschland gewoond hebbende, weinig last daarvan heeft ondervonden. Spreker heeft die ondervinding niet. Ook hij woont in de buurt, n.l. in de Baljeestraat. Misschien heeft spreker scherper reuk dan de heer Hartelust, maar sprekers neus wordt dan door het adres met de 600 onderteekenaars in het gelijk gesteld. De heer Harte lust heeft, en dit zal hij wel willen toegeven, een argument gebezigd, dat geen hout snijdt. Hij heeft gezegd dat do Directeur een levend vooxheeld is van het feit, dat het aschland niet schadelijk is voor de gezondheid. De Directeur toch zit vermoedelijk meest op zijn kantoor. Men zou evengoed kunnen zeggen het is niet waar dat er in Westfalen zoo'n groote mijnramp heeft plaats gehad, hot is niet waar dat er 300 dooden zijn, het is niet waar dat er zooveel we duwen en weezen zijn, wantde Directeuren leven nog. De heer Menalda zal, zooveel mogelijk met terzijde stolling van zijn lidmaatschap der Commissie ad hoe, een paar opmerkingen maken ten opzichte van het voorstol-Oosterhoff. Spreker leest in de toelichting „Mocht echter door snelleren aanwas der bevolking „het aschland, spoediger dan nu verwacht kan worden, „weder te klein blijken, dan zou door verdere inge bruikneming van het ons toebehoorende land in „Leeuwarderadeel, daaraan gemakkelijk worden tege- „moet gekomen." Spreker onderstreept het woord gemakkelijk. Hij verzoekt den heer Oosterhoff dit nader te willen toelichten. Thans is het denkbeeld die inrichtingen op het nieuwe terrein over te brengen, die geen hinder veroorzaken. Wordt het aschland later weer te klein, dan zullen ook inrichtingen moeten worden overgebracht, die wel hinder veroorzaken en dan kan de gemeente in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908. 275 conflict komen met de hinderwet. Het is niet mogelijk te zeggen dat het aschland over 20 jaar ook nog op dezelfde plaats kan blijven. Spreker acht het daarom verstandig zoo weinig mogelijk veranderingen aan te brengen en meent te moeten ontraden iets te doen wat eenigszins kan worden nagelaten. Het plan bestaat een brander te maken voor f 3000. Do heer Baart de la Faille heeft gezegd dat deze niet afdoende zou zijn. Spreker heeft geïnformeerd bij iemand op de hoogte met de techniek, den Directeur van het Bureau Bamag-Didier 's Gravenhage, of het niet mogelijk is faeces te verbranden. Volgens den heer Oosterhoff zou dat niet kunnen. Spreker heeft echter het volgend antwoord ontvangen „het zal mij inderdaad aangenaam zijn als u er op „wilt wijzen, dat faeces niet alleen te Wiesbaden, „doch ook in de meer geperfectionneerde nieuwere „installatie te Charlottenburg worden verbrand en „wel zonder toevoeging van steenkolen of eenige „andere brandstof. „Het zou vooral om die reden misschien werkelijk „voor Leeuwarden aan te bevelen zijn een klein „model oven, systeem Dörr, te nemen in plaats van „een andere. Geen brandstof is een aanmerkelijke „besparing, die wordt vergroot door de onmogelijk heid van diefstal van steenkolen. Tevens heeft men „dan het voordeel alle kiemen te dooden, wat met „een anderen oven niet het geval is." Het komt spreker voor, dat wij eene hygiënische verbranding kunnen eischen, zoodat wat verbrand wordt geen gevaar meer kan opleveren voor de ge wondheid. Ten slotte wenscht spreker nog oen vraag te stel len. Hij heeft in het plan van den heer Oosterhoff niet gevonden de overdekte losplaatsen uit het plan der commissie. De heer Soutondam begrootte 5 van deze losplaat gen op 2000.de Directeur der Gemeentewerken 3 op f 5400.Spreker zou wenschen te vernemen, waarom zij zijn weggelaten. Eindelijk wenscht spreker er den heer G. W. Koopmans, die beweerde dat de commissie ad hoe bij do onderhandelingen over het terrein niet den I juisten weg had ingeslagen, te doen opmerken, dat do commissie zich voor het voeren dier onderhande lingen heeft bediend van den persoon, die met deze I zaken ook is belast geweest ten behoeve der N. Fr. j Locaal Spoorweg-Mij. en dit ook voor meerdere cor- poratiën doet. Deze zal volgens spreker toch wel den juisten weg hebben bewandeld. De heer Besuijen onderschrijft geenszins de op merkingen, door den Voorzitter gemaakt. Art. 22 van het Reglement van Orde zegt „die orde kan echter worden verbroken, indien een „lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, om „een motie van orde te doen of over de vaststelling „van het te beslissen vraagpunt." Sprekers motie is eene motie van orde, Hij hecht 8chter niet veel waarde aan de overwegingen, die er af zouden kunnen blijven, maar vindt het na het door den Voorzitter gesprokene niet ge wenscht de ©otie te wijzigen. Liever neemt hij haar terug. Hij zal nu echter stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wanneer echter de voorstellen der commissie ad hoc en van Burgemeester en Wethouders, ook al zijn zij verworpen, door eene eventueel te benoemen nieuwe commissie weer kunnen worden opgenomen, zooals de Voorzitter meent dat mogelijk is, kan spreker ook eerst die verwerping afwachten, om daarna een voorstel te doen. De heer Burger is intusschen ter vergadering ver schenen. De Voorzitter wijst er op dat hij en niet de heer Besuijen is aangewezen om het Reglement van Orde te handhaven en spreker kan verklaren dat hij dit doet met groote zorg. De heer Besuijen overweegt in zijne motie dat het voorstel der commissie ad hoe geen meerderheid zal kunnen ki-ijgen, omdat het te groote financiëele offers vraagthij overweegt verder dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet zal kunnen worden aangenomen, omdat het geen verplaatsing van het aschland meebrengt. Dit zijn echter uitspraken, die uit eene stemming zullen moeten blijken waar te zijn. Indien de heer Besuijen zijne motie had ingediend zonder deze overwegingen, dan zou spreker haar direct in behandeling hebben gebracht. Spreker kan echter die overwegingen niet accepteeren, voordat de Raad over de voorstellen heeft gestemd. Nu zal spreker eerst in stemming brengen onderdeel a van bijlage 27. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Besuijen zijne motie heeft ingetrokken. Het doet den heer van Messel genoegen dat de heer Oosterhoff twee zaken, door hem spreker in 't midden gebracht, geheel onderschrijft, n.l. in de eerste plaats dat niet is voldaan aan den wensch van den Raad, uitgesproken in 1903 en ten tweede, dat men als men op het aschland komt, geen aangenamen indruk krijgt. Wat dit laatste betreft, spreker heeft gewaagd van een walgelijken stank. Dit is echter een ver schil van opvatting, dat zal blijven bestaan. De heer Oosterhoff zegt, dat men ten opzichte van de reiniging sedert 1903 op technisch gebied vooruit is gegaan. Spreker heeft tot zijn spijt daarvan niets in liet voorstel kunnen vinden. Alleen spreekt de voorsteller daarin van een brander, maar deze is immers reeds een paar jaar op de begrooting uitgetrokken. Door dat geachte lid wordt nog te kennen gegeven, dat het Burgemeester en Wethouders met het ingediend voorstel alleen te doen is om een overgangstijdperk te hebben. Hiermede wordt dan ook volkomen erkend, wat reeds door spreker in 't begin van zijn rede is gezegd, dat het geen afdoende oplossing is. Meer malen is het reeds gebleken, zegt spreker, dat gevo teerde gelden voor in overijling genomen besluiten bijna nutteloos zijn besteed, hij wijst o.a. op de water gasfabriek. Spreker waarschuwt er nu ook ernstig voor niet met het voorstel-Oosterhoff mee te gaan en liever het denkbeeld te volgen van den heer J. Koopmans om een nieuwen brander te plaatsen en een aanvang te maken met de bedekking met turfstrooisel. De heer Beekhuis doet opmerken dat de wethouder Oosterhoff zijn sprekers vraag niet goed schijnt te hebben begrepen. Sprekers bedoeling was te ver nemen of, waar het voorstel tot uitbreiding van Bur gemeester en Wethouders uitgaat, het een feit is dat de bestaande inrichting tengevolge van de uitbreiding der stad te klein is geworden. Dit is spreker nog niet voldoende helder. Voordat spreker zijn stem geeft aan het voorstol van Burgemeester en Wethouders, wenscht hij de overtuiging te bezitten dat die uitbreiding noodzakelijk is. Die overtuiging bezit hij nog niet. Spreker is van oordeel dat door het aanbrengen van den nieuwen brander voor een groot deel aan den hinder tegemoet gekomen wordt. Hij wenscht ten opzichte van de noodzakelijkheid der uitbreiding meer licht van Burgemeester en Wet houders te ontvangen. De heer Komter wenscht een paar opmerkingen te maken. De heer van Messel heeft aan het waar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5