296 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. „Eene inrichting van rijke lui's kinderen Als spreker zich niet vergist, eene uitdrukking, indertijd door de heeren Besuijen en Lautenbach gebezigd. „Met die bewering strijdt ook het feit, dat verreweg „het grootste gedeelte der leerlingen gerecruteerd is, „en nog wordt, uit den middenstand, voor oen niet „onaanzienlijk getal uit den dusgenaamden kleinen „burgerstand. „In dit opzicht houdt de Middelbare Meisjesschool „gelijken tred met de Rijks Hoogere Burgerschool „voor jongens. Dat deze laatste eene inrichting zou „zijn voor rijke lui's kinderen, heeft zeker niemand „ooit beweerd". Ook door Burgemeester en Wethouders wordt het bovenaangevoerde als juist erkend, hetwelk blijkt uit den door hen, bij het ingediende voorstel, overgelegden staat van betrekkingen, welke door oud-leerlingen worden bekleed. Men vindt daarop o. a. onderwijzeres, onderwijzeres in de handwerken, godsdienstonderwijzeres, hoofd bewaarschool, klerk arbeidsinspectie, pleegzuster, telefoniste, photograaf enz. enz. Men zal het met spreker eens zijn, dat dusdanige betrekkingen niet worden bekleed door dochters uit den gegoeden burgerstand of uit de élite der inge zetenen of van buiten, maar hoofdzakelijk uit den kleinen burgerstand. Al het hierover door spreker gezegde heeft er toe geleid dat het voorstel van schoolgeldheffing der Commissie van Toezicht hem het aannemelijkste voor komt, omdat, spreker herhaalt het nogmaals, daardoor de kinderen van den kleinen burgerstand, in de ge legenheid worden gesteld, de zoo nuttig genoemde Burgerschool voor Meisjes te kunnen bezoeken. Wat de amendementen van den heer Duparc, welke door vijf andere leden van den Raad mede zijn onder teekend, aangaat, veroorlooft zich spreker er op te wijzen, dat toen in de vergadering van 10 November door den heer Besuijen en nog 9 andere leden van den Raad eene motie werd ingediend betreffende het aschland, door den Voorzitter er tot tweemaal toe met nadruk op gewezen werd, dat een motie, door 10 leden onderteekend, dwang uitoefenen was op de overige raadsleden. In hoeverre deze bewering juist was, wil spreker voor dit oogenblik in 't midden laten hij wenscht echter den Voorzitter de vraag te stellen, of nu deze amendementen, door zes leden onderteekend, geen dwang uitoefenen op de overige raadsleden; het percentage mag iets minder zijn, maar volgens be oordeeling van den Voorzitter is en blijft het dwang uitoefenen op de overige raadsleden. Spreker kan aan de amendementen van den heer Duparc c. s. zijn stem ook niet geven, daar elke toe lichting daarbij ontbreekt en geene berekening wordt overlegd, wat het eventueel resultaat zal zijn. Waar nu de verschillende voorstellen den Raad geen voldoende licht geven, om nauwkeurig een oor deel daarover te kunnen vellen, zou spreker gaarne zien, dat het daarheen werd geleid, dat Burgemeester en Wethouders punt 2 van het voorstel weder tot zich namen, de schoolgeldheffing nader onder de oogen werd gezien en eventueel nieuwe voorstellen bij den Raad werden ingediend. De heer Duparc zal, met het oog op het verge vorderde uur, niet te veel van 't geduld der leden vorderen tot toelichting van de ingediende amende menten. Vooraf echter moet hij opkomen tegen de verge lijking van den heer van Messel van deze amende menten met het op den lOen November j.l. inge diende amendement bij de behandeling van de zaak van het aschland. Het verschil tusschen beide amen- ten is groot. Dat van de tien leden werd ingediend op het laatste oogenblik van een reeds uren lang geduurd hebbende vergaderingde Raad werd er eensklaps door overvallen. Het nu in behandeling zijnde amendement is reeds veertien dagen lang in druk onder de oogen van de raadsleden geweest. Tot de zaak zelf komende gelooft spreker, dat elk lid zijn besluit reeds in den zak zal hebben. Spreker zal zich dan ook slechts tot een enkel woord bepalen. Een verhoogd schoolgeld zou, de heer Baart de la Faille heeft liet reeds zoo juist gezegd, een doodsteek voor de school zijn. Burgemeester en Wethouders hebben een warm pleidooi gehouden voor het behoud der school en dit pleidooi hebben zij gelukkig ge wonnen, laten zij nu door een verhoogde schoolgeld heffing de school niet in gevaar brengen. Spreker wenscht te wijzen op de andere gemeenten, waar middelbare scholen voor meisjes zijn. In Amsterdam is het schoolgeld 60.—tot 250. Spreker hoort zich door den Voorzitter toeroepen 250.voor de forensen". Heel goed, de rijke Am sterdammers, die buiten de hoofdstad gaan wonen, om aan den hoofdelijken omslag te ontkomen, mogen wel ruim betalen. Verder bedraagt het schoolgeld te Arnhem 60. te Dordrecht 60. te 's Gra- venhage 100. te Groningen 70. te Haarlem 60. te Leiden 45.60.te Rotterdam 60.120.te Utrecht 50.— 70. 'f 100.-, 140.-.' Als nu de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders mocht aannemen, zou Leeuwarden de weinig benijdenswaardige eer hebben, na Amsterdam, het hoogste schoolgeld te heffen. Wat do leerlingen van buiten betreft, zoo wete men, dat de ouders daarvan lang niet allen bemid deld zijn. Spreker heeft er zich over laten inlichten. Daarbij is hem gebleken, dat onder hen zijn 4 ge- neesheeren, 2 predikanten, 4 landbouwers, 2 school hoofden, 8 kooplieden, 3 zuiveldirecteuren en 1 no taris, met een alles behalve groote practijk. Aan dezen zou het inderdaad te zwaar vallen, jaarlijks 150.— te betalen. Mocht onverhoopt het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden aangenomen, dan zou het onderwijs voor de meisjes, die den geheelen vijfjarigen cursus volgen, niet minder dan 750.—kosten, even als voor de meisjes van ouders, die het goed kunnen betalen. En voor do leerlingen, die soms een jaar langer noodig hebben, f 900. In het eene geval slechts 50.minder, in het andere 100.— meer, dan aan onze universiteit waar, wel is waar, 200. per jaar wordt geheven, doch voor niet meer dan vier jaren, hoelang de studie ook moge duren. Laat spreker ook nog wijzen op den naderen brief van de Commissie van toezicht, waarin zij schrijft, dat zij het ten hoogste zou betreuren, dat op de voorgestelde wijze voor de buitenwonende kinderen de toegang tot de school werd afgesloten. Spreker gaat ook verder geheel met de Commissie mede, als zij beweert, dat dit geheel zou strijden met de roeping, die Leeuwarden als centrum der provincio heeft te vervullen, waar het geldt, de bevolking der haar omringende gemeenten in het genot van haar onder wijsinrichtingen niet te belemmeren, eene bevolking, zegt spreker, die het geheele jaar door veel geld in de stad brengt. Spreker wenscht ten slotte nog een beroep te doen op allen, die vóór het behoud der school hebben gestemd. Hij zou hun willen toeroepen „Gij hebt getoond prijs te stellen op het behoud, doet nu het werk niet ten halve, of liever breekt, door de invoering van een veel te hoog schoolgeld, niet af, wat gij met de andere hand hebt willen opbouwen." Maar in het bijzonder heeft spreker hierbij het oog op de beide wethouders, de heeren Komter en Oosterhoff, die ten Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. 297 aanzien van hot schoolgeld niet met hun ambtgenoot, den heer Schoondermark, willen meegaan. „Gij", zegt spreker tot den heer Komter, „hebt Uwe beide dochters een uitstekende opleiding aan de hier bestaande Middelbare School zien geven. Wil er nu toe mede werken, dat hetzelfde bij voortduring ook met andere moisjes geschiede. En gij, mijnheer Oosterhoff, al verkeert gij niet in hetzelfde geval als Uw collega, gelijke ervaring als hij hebt gij toch ten aanzien van verscheidene Uwer vrouwelijke familieleden kunnen opdoen en denk er aan, dat de school, wat ik zou willen noemen, toekomst-muziek voor Uw kinderen kan zijn." De heer Komter wenscht een enkele opmerking te maken. De heer van Messel meende dat de zaak nog niet voor afdoening vatbaar was, omdat Burgemeester en Wethouders geen berekening hebben overgelegd, waaruit blijkt, wat het schoolgeld meer zal opbrengen. Het staat echter duidelijk in het voorstel, dat vol gens berekening de meerdere opbrengst 5700. zal zijn en dat deze berekening gebouwd is op den toestand, zooals die was op 1 September 1907. Bij het amendement ontbreekt echter elke berekening. Wordt daarop dezelfde maatstaf toegepast als op het voorstel, dan zal de meerdere opbrengst 3325.zijn. Dit is dus een verschil in minder van bijna 2400. Bij beide regelingen blijft het echter de vraaghoe veel leerlingen gaan er van de school af? Die vraag is niet te beantwoorden, maar zal door de ervaring moeten worden uitgemaakt. De heer Duparc heeft Utrecht genoemd. Daar heeft men echter vierderlei schoolgeld, n.l. 50. 70. - 100.- en 140.-. In Amsterdam betalen de leerlingen uit andere gemeenten f 250.— schoolgeld; daar is evenals hier de belastingdruk zwaar en ook in dat verband moet de schoolgeldheffing worden beschouwd. Do heeren overwegen niet wat het de gemeente, wel wat het de ouders der leerlingen kost. Wordt het voorstel van Burgemeester en Wethou ders aangenomen, dan nog legt de gemeente 170. toe. Als men dit bedenkt, moet het voorstel van Burgemeester en Wethouders aannemelijk worden geacht. De heer i. Koopmans zal stemmen tegen het amen dement van de zes heeren, zoowel als tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders onder 2. Hij is het volkomen eens met den heer van Messel, dat het schoolgeld niet moet worden opgevoerd en zou hij in dezen de door de Commissie van Toezicht ge adviseerde regeling voortrekken, wanneer hier niet iedere kostenberekening ontbrak. Wat betreft de vergelijking van den geachten wet houder Komter, n.l. de forensen te Amsterdam met de buitenwonenden hier, deze gaat naar sprekers oordeel niet op. Daar zijn ze eigenlijk burgers van Amster dam, die hunne zaken of kantoren in de stad hebben en om de belasting te ontduiken of voor hun genoegen buiten wonen. Dat dezulken flink worden aangepakt is niet te misprijzen, doch men stelle ze niet gelijk met de buitenwonenden hier, die niet anders kunnen en in hunne plaats of omgeving voor hunne kinderen geen Middelbaar Onderwijs kunnen krijgen. Werkelijk, men were toch deze kinderen niet door het heffen van een hoog schoolgeld. De heer Schoondermark zegt dat de heer Duparc reeds half sprekers plan heeft verklapt. Hij wenscht n.l. een amendement in te dienen, luidende van het amendement Duparc c. s. al. 4 te lezen 75.voor aangeslagenen van boven 3200. tot en met 4500. 100.voor aangeslagenen boven 4500. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Schoon dermark een sub-amendement is ingediend, luidende van het amendement Duparc c. s. al. 4 te lezen 75.voor aangeslagenen boven 3,200.tot en met 4,500. ƒ100.voor aangeslagenen boven 4,500. De heer van Messel doet opmerken, dat door den heer Komter is gezegd, dat de berekening is gebaseerd op den toestand van 1 September 1907. Spreker is met dat antwoord niet tevreden gesteld. Het was sprekers wensch, dat door Burgemeester en Wethouders eene zoodanige berekening zou zijn over gelegd, waaruit kon blijken, dat de voorgestelde schoolgeldheffing in de praktijk 5700.meer zou opbrengen. Waar nu het amendement-Schoondermark op dit late uur (het is inmiddels 53/4 uur geworden) en zonder eenige toelichting bij den Raad binnenkomt, zou spreker gaarne zien, dat Burgemeester en Wet houders, zooals door hem in zijne eerste rede is gezegd, punt II van het voorstel weder tot zich namen. De beraadslaging wordt gesloten. Het eerste deel van het amendement van de zes raadsleden, dat gelijkluidend is aan het eerste deel van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, n.l. om te heffen 50.voor aangeslagenen in den hoofdelijken omslag naar een inkomen tot en met 3200. wordt aangenomen met 13 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenWilhelmij, Oosterhoff, Lautenbach, Schoondermark, Hartelust, van Ketwich Verschuur, Beekhuis, Komter, Duparc, Beucker Andreae, Burger, Menalda en Baart de la Faille. Tegen de heeren Besuijen, Krijgsman, G. W. Koop- mans, de Jong, Zandstra, van Messel en J. Koopmans. Het sub-amendement van den heer Schoondermark, gelijkluidend aan het tweede gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, n.l. om te heffen 75.voor aangeslagenen van boven 3200. tot en met 4500.— wordt aangenomen met 13 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenBesuijen, Krijgsman, Wilhelmij, Oosterhoff, Lautenbach, G. W. Koopmans, de Jong, Zandstra, Schoondermark, Hartelust, Komter, Beucker Andreae en Burger. Tegen de heerenvan Ketwich Verschuur, van Messel, Beekhuis, J. Koopmans, Duparc, Menalda en Baart de la Faille. Het tweede gedeelte van het sub-amendement- Schoondermark om te heffen 100.- voor aangeslagenen boven ƒ4500.aan gevuld met de bepaling, dat ook ouders van leerlin gen die buiten wonen, 100.zullen hebben te betalen, wordt aangenomen met 11 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren Wilhelmij, Lautenbach, Schoondermark, Hartelust, van Ketwich Verschuur, Beekhuis, Duparc, Beucker Andreae, Burger, Menalda en Baart de la Faille.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 10