286 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. Het voorstel van den heer van Ketwich Verschuur wordt verworpen met 14 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Lautenbach, G. \V. Koop- mans, van Ketwich Verschuur, Duparc, Menalda en Baart de la Faille. Tegen de heeren Besuijen, Krijgsman, Wilhelmij, Oosterhoff, de Jong, Zandstra, Schoondermark, Har telust, van Messel, Beekhuis, Komter, J. Koopmans, Beucker Andreae en Burger. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van T. Bijlenga, eigenaar van de perceelen Kleine Hoogstraat nos. 1 en 3, houdende verzoek hem in eigendom over te dragen de aangrenzende Muggesteeg. Dit prae-advies luidt als volgt Door T. Bijlenga, eigenaar van het kadastrale perceel in sectie A no. 1556, gelegen op den noordelijken hoek van de Kleine Hoogstraat en de Muggesteeg, wordt bij adres van 9 October 1.1., aan Uwe Verga dering gericht en door haar in onze handen gesteld ten fine van prae-advies, de laatstgenoemde steeg, grenzende aan zijn pand in koop gevraagd, op nader te bepalen voorwaarden. Bij adres van den 20sten daaraanvolgende brengt J. A. van Hulsen, bewoner der bakkerij, achter aan ge noemd pand grenzende en eveneens de Muggesteeg ten noorden belendende, bezwaren tegen dat verzoek in, gegrond op het geraas, dat nu reeds uit de smederij van Bijlenga naar buiten dringt en dan nog hoor baarder zal worden op gevaar voor de volksgezond heid, daar als de steeg particulier eigendom zal zijn geworden, de reiniging ervan niet meer zoo goed zal plaats hebben als te voren en op te vreezen nadeel voor zijne zaak. Spoedshalve is aangaande dit adres tegelijk met het eerste, rechtstreeks daarover het gevoelen ingewonnen van den Directeur der Gemeente werken. Onder zekere voorwaarden zijn deze en de Inspec teur voor het Woningtoezicht gunstig voor de inwilli ging van het verzoek van Bijlenga gestemd. Laatst genoemde ambtenaar wijst er daartoe op, dat de steeg voor de passage gemist kan worden, dat zij bovendien niet noodig is voor de brandweer; en dat de afstand voortaan de verontreiniging zal voorkomen. Dit moge alles zoo zijn, de motieven spreken o.i. niet zoo luide dat daarom op het verzoek mag worden ingegaan, wat naar het ons voorkomt alleen gerechtvaardigd zou zijn, indien, gelijk destijds het geval was bij verkoop van de doorgaande steeg aan P. Godhelp, door den afstand bepaalde misstanden werden op geheven. Daarvan is hier geen sprake niet alleen, maar ook zouden belangen van derden er geenszins bij worden gebaat. Uitzicht en uitgang op de steeg hebben thans de belendende panden onbelemmerd, of kunnen ze zich naar goedvinden verschaffen. Dit zal, wordt deze particulier domein, voortaan uit zijn. Waar de omstandigheden dus eenerzijds de ont trekking van de Muggesteeg aan het publiek verkeer niet bepaald eischen, anderzijds rechten van derden er door worden geschaad en het verzoek alleen in het persoonlijk belang van den aanvrager is gedaan, daar geven wij U in overweging dit niet in te willigen, zoodat door U worde besloten a. aan adressant T. Bijlenga te doen weten, dat op zijn verzoek tot afstand in eigendom van de Muggesteeg afwijzend moet worden beschikt; b. aan adressant J. A. van Hulsen te berichten, dat op zijn adres is gelet. De beraadslaging wordt geopend. De heer Lautenbach kan niet meegaan met het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, temeer daar de Directeur der Gemeentewerken het verzoek wil inwilligen. Het is wel in het persoonlijk belang van den aanvrager, maar het spreekt vanzelf dat iemand, die iets vraagt, dit doet in zijn eigen belang. Als hetgeen gevraagd wordt niet in strijd is met het algemeen belang, moet zulks worden toegestaan. Wordt het verzoek ingewilligd, dan zal zulks den welstand verhoogen en de zindelijkheid bevorderen. Wat het geraas aangaat, waarop gewezen wordt, dit bestaat reeds. Dit bezwaar gaat dus niet op. De Raad heeft de nijverheid te bevorderen als een ander geen schade lijdt. Spreker zal tegen het voorstel stemmen. In tegenstelling met den vorigen spreker heeft de heer Besuijen met genoegen het prae-advies gelezen. Bij de actie van spreker en zijne partijgenooten, tegen de particuliere straten, gaat het niet aan om nu die steeg aan een particulier af te staan. Ook de Raad heeft meermalen blijk gegeven hot bestaan van particuliere straten af te keuren. Uit propagan distisch oogpunt is het dan onoordeelkundig om zelf het aantal particuliere straten en stegen te gaan ver- grooten. De heer van Hulsen verzet zich en terecht. Bovendien hebben meer ingezetenen recht van uitgang op die steeg, wat verkeken is als zij particulier eigen dom wordt. De beraadslaging wordt gesloten. Met 18 tegen 2 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Vóór stemmen de heei-enBesuijen, Krijgsman, Wilhelmij, Oosterhoff, de Jong, Zandstra, Schoonder mark, Hartelust, van Ketwich Verschuur, van Messel, Beekhuis, Komter, J. Koopmans, Duparc, Beucker Andreae, Burger, Menalda, en Baart de la Faille. Tegen de heeren Lautenbach en G. W. Koopmans. 12. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, be vattende hunne beschouwingen naar aanleiding van de in de raadsvergadering van 31 October 1906 aangeno men motie, waarbij aan hen een onderzoek werd opgedra gen omtrent de wenschelijkheid van de reorganisatie of de opheffing der School van Middelbaar onderwijs voor Meisjes (Bijlagen nos. 20 en 30.) De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Besuijen zegt dat in de vergadering van 31 October 1906 door den heer Lautenbach en spre ker, en naar hij weet ook met instemming van meer dere leden het woord is gevoerd over de Middelbare Meisjesschool. De heer Lautenbach had alleen finan- cieele bezwaren, zonder verdere opmerkingspreker heeft zich er toen in het algemeen tegen verzet, dat de gemeenschap zou gaan betalen het onderwijs, dat de leerlingen niet maatschappelijk meer productief maakt. Spreker heeft tegen dat onderwijs zelf geen bezwaar, dat onderwijs, dat de beschaafde stand voor de meisjes verlangt, zooals de heer Duparc zeide, die vriendelijk de klasse-scheiding trok tusschen den „beschaafden" en „onbeschaafden" stand. Spreker vindt het met Burgemeester en Wethouders heel aardig dat men in die kringen de meisjes tot huw bare vrouwen wil opvoeden, maar hij is van oordeel dat aan die fokkerij geen subsidie moet worden ge geven van gemeentewege, nog minder dat daarvan Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. 287 een gemeentebedrijf moet worden gemaakt. Het zou spreker om het geld niet zooveel kunnen schelen als in alle andere behoeften was voorzien, als men niet meer wist waar nu nog productief onderwijs noodig was. Kortheidshalve noemt spreker productief onder wijs, dat onderwijs dat er op uit is de menschen voor een werkkring in de maatschappij geschikt te maken. Improductief onderwijs is daarentegen het onder richt dat leidt tot de vorming van huwbare jonge dames. (Kostschoolvorming). Waar wij natuurlijk nog ver verwijderd zijn van het tijdstip, waarop naar alle zijden in behoorlijk onderwijs wordt voorzien, spreekt het van zelf dat spreker het geld niet kan verantwoorden, dat aan improductief onderwijs wordt besteed. Te meer niet, wanneer op die manier tal van kleine belastingbeta- lenden, arbeiders en kleine burgertjes, moeten bekos tigen het onderricht van de dochteren uit den beschaaf den stand, welke beschaafde stand op dio manier van kostschool-uitgaven wordt bevrijd. Spreker en de heer Lautenbach hadden beide be rekend dat de gemeente per leerling per jaar zoowat f 225.zou moeten toeleggen. Dat doet de gemeente ook op de leerlingen van het gymnasium, maar het komt niet bij spreker op zich daartegen te verzetten al is daar misschien een andere schoolgeldregeling wenschelijk, omdat daar productief onderwijs wordt gegeven. De Wethouder van Onderwijs was blijkens zijn antwoord ook niet zoo bijster ingenomen met de Meisjesschool. Wat de schoolgelden betreft, deed hij vroeger reeds een voorstel en om het onderwijs toch ook meer productief te maken, hoopte hij op het recht van toegang tot het Hooger Onderwijs, op een diploma der Meisjesschool. Hij ried aan zelf een voorstel „tot onderzoek naar de wenschelijkheid van de al of niet opheffing" te doen. Na eenig geharrewar werd dit een voorstel tot onderzoek naar de mogelijkheid tot opheffing of reorganisatie van de Middelbare school voor Meisjes. Ook in dezen vorm was spreker het voorstel goed, daar eene ingrijpende reorganisatie toch ten gevolge heeft de feitelijke opheffing van de bestaande school. Wil men er dan een andere voor in de plaats brengen, waarbij het onderwijs wel wordt gegeven met het doel de leerlingen voor eene maatschappelijke positie te bekwamen, dan vervalt voor spreker een groot bezwaar. Toen genoemde motie was aangenomen, kwamen heel wat pennen in beweging en spreker gelooft dat in verband met het geproduceerde wel eenig goed resultaat is bereikt door hen, die de kat do bel aan bonden. Er zijn rapporten verschenen van autoriteiten en specialiteiten, die, vooral als spreker bedenkt dat ook zij dochters hebben van den beschaafden stand, er voor sprekers standpunt nog al aardig uitzien. Rapporten, die voor Burgemeester en Wethouders nu niet zoo heel aangenaam zijn, al heet dan ook een daarvan „uitnemend en duidelijk". (Pag. 245 Bijlage no. 20). Spreker zal dit nader toelichten. Allereerst heeft zich na het raadsbesluit een soort comité van verweer gevormd. Een zekere mijnheer j van der Wal sprak over het onderwijs in het Noor derdepartement van de vereeniging „Leeraren Mid- baar Onderwijs". Zijn optreden had tot gevolg dat eene commissie werd benoemd, die in een rapport verschillende vragen zou beantwoorden, b.v. deze „Is opheffing gowenscht De commissie bestond uit 5 personen, waarvan 3 'eeraressen van de Meisjesschool. Veel verwachting ban men daarvan niet hebben, want wie zal b.v. zich zelf overbodig verklaren Het is dus een prettig resultaat voor spreker, wan neer die commissie inderdaad tot de conclusie komt: meer productief onderwijs dient gegeven te worden Zij concludeert toch dat de 4e of 5e klasse dient gesplitst in A en B. De klasse A blijft voor alge meene ontwikkeling, klasse B moet opleiden voor de Rijks Hoogere Burger School 4e of 5e klasse. Het liefst moet die splitsing in de 5e klasse worden ge maakt, dan kan op 5 B nog een 6e klasse volgen voor de vorming van onderwijzeressen. De financieele bezwaren zouden zeer gering zijn en bij eene betere schoolgeldregeling niet bestaan. Zoo zou dus sprekers wensch gedeeltelijk vervuld zijn. De school zou nog wel voor een deel kostschool zijn, maar een goede stap zou zijn gedaan in de richting van productief onderwijs, daar dan de toegang tot het behalen van een academischen graad en die tot het verkrijgen van bevoegdheid tot schoolonder richt, voor de leerlingen der meisjesschool gemakke lijk was opengesteld. Sprekers groot bezwaar geeft de commissie dus toe. De commissie gaat ook de andere argumenten der sprekers van 1906 na. De school is te duur. Zij levert daarbij een koolbecijfering van 25 °/0 winst aan de ingezetenen, alsof alle belastingbetalers kamers verhuren aan leeraressen of aan leerlingen en rekent zoo uit dat de school toch te duur is, waarom zij eene betere schooldgeldregeling aanbeveelt. Ook waarschuwt de commissie den Raad om op te passen dat der gemeente niet de verplichting wordt opgelegd een Hoogere Burgerschool op te richten, een vrees die men spreker niet kan aanjagen, omdat daar ten minste productief onderwijs wordt gegeven. Het rapport der technici heeft voor een groot deel wel sprekers sympathie. Nu komt het rapport der Commissie van Toezicht, „het uitnemend rapport", zooals Burgemeester en Wethouders zeggen. Dit schijnt een hapje stroop te wezen om de heeren zoet te houden en het rapport ter zijde te leggen, ten minste de wenschen van het uitnemend rapport worden niet vervuld, vinden bij Burgemeester en Wethouders geen gehoor. De commissie in haar uitnemend rapport kan niet toegeven dat er door de rijken in de Middelbare Meisjesschool wordt geteerd op de zakken der kleine burgers en arbeiders, want zegt ze, gemiddeld 4 leer lingen per jaar gaan kosteloos op de inrichting. Sedert 1904 is dit niet het geval, maar wat betee- kenen 4 leerlingen op de 70. Van meer gewicht is het feit dat die commissie alle mogelijke moeite doet om te ontkennen, dat de school niet productief werkt. Ze is juist opgericht om zulk improductief onderricht van de vroegere zoogenaamde Fransche dag- en Kostschool voor jonge juffrouwen te vervangen en moet juist dienen om die leerlingen eene zelfstandige positie in de maatschappij te verschaffen, gelijk Thorbecke als doel van het Middelbaar onderwijs aanwees. Als dat nu ook maar gebeurde, als de school inder daad daarvoor ook diende, waren wij een heel eind accoord. Juist aan dat verschaffen of opleiden voor eene zelfstandige positie ontbreekt alles en is het verschil met de Fransche Kostschool zoo gering, dat de school in den omgang nog de dameskostschool heet. Het doet spreker genoegen dat de commissie dus noodig acht, dat daar productief onderwijs wordt gegeven. Nog meer plezier deed het spreker te be merken dat die commissie na, eerst te hebben gezegd „we geven productief onderwijs", tot de conclusie komt, dat reorganisatie noodig is om productief on derwijs te geven. De beschouwing over co-educatie, overgenomen van Dr. Gunning, kan de commissie cadeau krijgen, want zij valt vrijwel naast de kwestie. Spreker zal daar over niets zeggen, temeer daar hij te weinig over dit onderwerp heeft gelezen om eene gevestigde opinie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5