288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908.
te hebben. Maar niet onaardig is het op te'merken,
dat in dit uitnemend rapport eene fijne consequentie
wordt aangetroffen.
Op pag. 249 zegt de commissie
„Het getuigt van weinig bekendheid met den be-
„staanden toestand of van gebrek aan doorzicht, in-
„dien men beweert dat één der inrichtingen rijks
normaallessen, industrieschool of school 12 ook maar
„in eenigerlei opzicht op gelijke lijn kan worden ge-
„steld met een school voor Middelbaar Onderwijs",
en op pag. 253
„Alleen in de laatste 3 jaren heeft het leerling
aantal eenigszins geleden onder de concurrentie van
„Rijksnormaalschool, Industrieschool en school 12."
Bestaat er bij spreker gebrek aan doorzicht, bij de
commissie bestaat er gebrek aan logica. Hoe kan
men toch concurrentie krijgen van inrichtingen, die
ook niet in eenigerlei opzicht op gelijke lijn kunnen
worden gesteld met een school voor Middelbaar
Onderwijs
Overigens is ook dit uitnemend rapport naast dat
van technici spreker goed, want zooals werd gezegd,
het wenscht reorganisatie. Het denkbeeld, gerijpt
door ervaring elders ('s Gravenhage), is nu„meer
productieve kennis verschaffen."
Ook deze commissie komt dus in sprekers schuitje.
Wel is waar is het standpunt der heeren nog half
slachtig, maar het is een stap in de goede richting.
„Het doel om aan de leerlingen gelegenheid te geven,
zich in de maatschappij eene positie te verschaffen,
moet op meer directe wijze worden bereikt."
De reorganisatie-plannen of denkbeelden zijn dan
gelijk aan die der commissie-Will.
Naar aanleiding der klacht over de dure school
doet de commissie al even paljasachtig als de com
missie-Will.
Zij beweert eerst dat het niet waar is en komt dan
toch met een voorstel om het schoolgeld te herzien,
te verhoogen.
Een typisch staaltje van Middelbare Wiskunde
wordt gegeven. Men praat den heer Menalda na en
zegt, de school is niet duur, want de verhouding bij
Lager Onderwijs tot den kostprijs is 15.5 en hier
bij de Meisjesschool 1 5.8. Alsof hier met verhou-
dings-cijfers kan worden gewerkt.
Dat zou zin hebben als wij twee gemeenten met
elkander vergeleken. Nu hebben alleen absolute cijfers
waarde tegenover de gemeentekas.
Wanneer spreker zegt tot den heer Menaldageef mij
0.50, dan geef ik u 0.10, dan kan spreker zich
voorstellen dat de heer Menalda zulk een goede bui
heeft dat hij het voor de aardigheid doet.
Zegt spreker evenwel geef mij 500.dan geef
ik u 100.dan kan de bui van den heer Menalda
nog zoo goed zijn, hij doet het niet. De verhouding
is "intusschen gelijk. Het derde rapport is dat van
den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs. Ook
deze pleit voor sprokers stelling, voor productief
onderwijs.
Hij begint al
„Wij mogen het als feit aannemen dat in de ge-
„meente Leeuwarden gelegenheid moet zijn om aan
„de meisjes eene opleiding te geven, die lien in staat
„stelt later eene zelfstandige positie te verwerven."
Hij geeft dan toe dat dit hier te wenschen overlaat
en komt ook al met eene aanbeveling tot reorganisatie.
Hij wil de meisjesschool door eene klasse VI B tot
het eindexamen der R. H. B. S. brengen, door eene
klasse VI A tot onderwijzeres. Een dergelijk plan
is spreker evengoed als dat van de Commissie van
Toezicht of dat van de commissie Will, eigenlijk nog
liever. De eindconclussie van de rapporten is deze
zij willen alle reorganiseeren tot het geven van meer
productieve kennis en daarbij vermindering der kosten
door schoolgeldheffing naar evenredigheid.
Spreker had dus wel recht te zeggen dat de rap
porten van zijn standpunt beschouwd, er nog al aardig
uitzien. Het is eene verbetering, die spreker accepteert.
Werden nu de gegeven adviezen van de „uitnemende"
rapporten nageleefd, de drang tot opheffing ware, zoo
al niet weggenomen, toch sterk verminderd, misschien
wel veranderd in een streven naar verdere reorgani
satie, zoodat b.v. ook voor posterijen en telegraphic
kon worden opgeleid.
Edoch Burgemeester en Wethouders doen niet den
wensch der velen. Zij gaan jeremieeren, dat die
aanvallen op de school toch zoo eenzijdig zijn, dat
die arme school er het mikpunt van wordt. Dan
toosten zij
„de groote meerderheid van den Raad steeds de
„overtuiging bleef toegedaan, dat de burgerij in al
„hare geledingen aanspraak heeft op gelijke verzorging
„harer belangen."
Dit is zoo'n soort toost als men wel meer hoort
van de tafel van Burgemeester en Wethouders, die
hier niets zegt, doch waaraan spreker later nog wel
eens zal herinneren, wanneer ze meer op haar plaats
is. De vraag is maarwat is gelijke verzorging van
belangen? Is dat, wanneer de dochters der rijken
worden opgevoed en beschaafd met het geld der
Landbuurters, Bleekerstraters, die dan zelf in het
donker en op de keien zitten
Eindelijk komt na die toost de aap uit de mouw.
Dan blijken Burgemeester en Wethouders, in tegen
stelling met de adviezen, allereerst te zien naar de
vorming van de vrouw, „die niet in de maatschappij,
maar in het gezin gaat", dus de vorming van huw
bare vrouwen, een soort beschavingsonderricht, zooals
de heer Duparc zei, voor den beschaafden stand.
Burgemeester en Wethouders zeggen het eerst roijaal,
om daarna toch nog te gaan geuren met een staat
van functies, bekleed door oud-leerlingen, alsof ze
toch weer willen beweren, dat er bij het onderricht
eenige bedoeling voorzit om voor eene maatschap
pelijke positie op te leiden.
Wat zegt die staat, wanneer men niet weet, hoeveel
jaar na het verlaten der school die functiën werden
verkregen
Hoeveel speciaalstudie zit daar nog aan vast, hoe
veel vlugger en beter was men bij ander onderricht
tot die functies gekomen Denk aan de 38 apothekers
assistenten, bloemist, stenograaf, photograaf, 10
muziekonderwijzeressen etc.
Ouders die eene andere opleiding begeeren, kunnen
naar andere inrichtingen van onderwijs worden ver
wezen, zeggen Burgemeester en Wethouders, dus b.v.
naar de Rijks Hoogere Burger- of Normaalschool,
maar dan komt gij met de gevaarlijke co-educatie,
welke gij zoo op den voorgrond schuift op pag. 245,
in het gedrang. Bovendien, met evenveel recht kan
men beweren dat ouders, die hunne kinderen een
zekere beschaving willen geven, ze naar een kostschool
van particulieren kunnen zenden.
De redeneering van Burgemeester en Wethouders
snijdt geen hout en deugdelijke argumenten tegen
de wenschen uit de uitnemende rapporten zijn achter
wege gebloven. Alleen bij de schoolgeldregeling
willen Burgemeester en Wethouders toegeven.
Wanneer evenwel geen reorganisatie, geen ver
nieuwing van de school plaats vindt, staat spreker
nog op het standpunt van 1906 en zal hij stemmen tegen
onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
De heer Baart de la Faille moet zijn vreugde uit
spreken, dat het oogenblik gekomen is waarop de
leden van den Raad, die sympathie hebben voor het
Middelbaar Onderwijs voor Meisjes en de bestaande
inrichting, die sympathie kunnen uitspreken en een
lans kunnen breken voor het behoud der school.
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1908. 289
Spreker staat nog op hetzelfde standpunt waarop hij
33 jaar geleden stond, toen hij in 1875 meewerkte
om de school in het leven te roepen en hij onder
schrijft nog volkomen den gelukwensch door den
toenmaligen voorzitter aan den Raad gebracht voor
het door dezen genomen besluit. Dat het Middelbaar
Onderwijs voor meisjes recht van bestaan heeft en de
school voor de meisjes eveneens voor de burgerij, die
het ruimste aandeel heeft in het betalen der belas
tingen, kan worden geconstateerd. Dit recht van
bestaan is in de 33 jaar, dat de school zich met eere
gehandhaafd heeft, voldoende gebleken, waar het
onderwijs aan tal van meisjes ten goede is gekomen.
Het doet spreker genoegen, dat de heer Besuijen zich
althans niet tegen dat recht van bestaan, waarvan
alle rapporten, dat van de Commissie van Toezicht,
het departementsrapport en dat van den Inspecteur
van het Middelbaar Onderwijs zoo duidelijk getuigen,
heeft verklaard. Het ontwikkelend, beschavend onder
wijs voor meisjes uit den burgerstand is een eisch,
die voor 33 jaar bestond en nu nog bestaat. Die
eisch is evenredig aan de bedoeling, waarmede Thor-
becke het Middelbaar Onderwijs voor jongens in het
leven riep.
In den laatsten tijd nu is er eene strooming gekomen
waarbij de vrouw meer op den voorgrond treedt, om
in aanmerking te komen voor verschillende betrek
kingen, waarvan zij vroeger was uitgesloten. Bij de
leeraressen van het Middelbaar Onderwijs en de
Commissie van Toezicht is nu ook. een streven ont
staan om dit onderwijs voor de meisjes in die rich
ting meer productief te maken. De uitdrukking
..productief maken" is eigenaardig als men let op den
aard en het karakter van het Middelbaar Onderwijs
voor meisjes. Het onderwijs aan de R. H. B. S. is
geen eindonderwijs, maar dient om de jongens voor
te bereiden voor hoogere betrekkingen.
Het komt spreker daarentegen voor, dat men dit
onderwijs voor meisjes miskent, als men op den voor
grond stelt, dat het productief moet zijn. Voor jongens
mag dit tot op zekere hoogte waar zijn, voor meisjes
is dat minder het geval, Dat is toch èn in het
eerste gedeelte van het rapport der Commissie van
Toezicht, èn in het advies van Burgemeester en
Wethouders in het ware licht gesteld. Het Middel
baar Onderwijs voor meisjes moet in de eerste plaats
beschavend en ontwikkelend zijn. Ook is voldoende
aangetoond, dat het althans indirect productief is
geweest. Die leerlingen toch, die de school met
vrucht hebben doorloopen, zijn in staat geweest
zich te bekwamen voor allerlei betrekkingen. De
Commissie van Toezicht en Burgemeester en Wet
houders hebben dan ook niet nagelaten aan te toonen
dat een aantal meisjes gelukkig is geslaagd in hun pogen
om eene betrekking te veroveren in de maatschappij.
Het komt spreker voor dat de verschillende rap
porten, wat hunne conclusiën betreft, te veel toegeven
aan den drang in do richting van productief onder
wijs en tot het nemen van een proef op eene geschikte
manier. Die proef kan echter gevaarlijk worden voor
de school. Het onderwijs zal als het ware uiteengerukt,
uiteengerafeld worden, terwijl er voor een niet groot
getal leerlingen meer kosten moeten worden gemaakt,
iets waar nu over geklaagd wordt.
Volgt men het denkbeeld der Commissie van Toe
zicht, dan krijgt men eene splitsing der 4e klasse.
Een deel der meisjes zal zich kunnen bekwamen voor
den overgang naar de R. H. B. S., een ander deel
gaat een andere richting uit. Dit uiteenloopen in twee
richtingen zal belangrijke kosten met zich brengen.
Er zijn toch meer leerkrachten noodig. Hetzelfde is
het geval wanneer men de splitsing na de 5e klasse
doet plaats hebben.
Nu is er nog een aanhangsel dat voorstanders heeft,
om n.l. aan de Middelbare School voor Meisjes de
gelegenheid te openen zich te bekwamen voor het
acte-examen Lager Onderwijs.
Spreker is van oordeel dat dit ten eenenmale niet
past in het kader van Middelbaar Onderwijs voor
meisjes. Zij, die dat examen wenschen af te leggen,
hebben gelegenheid om zich daarvoor in eene speciale
inrichting te bekwamen. Bovendien is er voor meis
jes, die met het oog op eene betrekking onderwijs
willen genieten, gelegenheid te over van andere
inrichtingen gebruik te maken. Als zij eindexamen
Rijks Hoogere Burger School willen doen, kunnen
zij zich aan die inrichting bekwamen, terwijl de aan
staande onderwijzeressen de Normaalschool kunnen
bezoeken. Ook is aan de Industrie- en Huishoud
school gelegenheid zich voor de een of andere be
trekking te doen opleiden.
De heer Besuijen heeft gezegd dat er geen voldoende
gelegenheid is om productief onderwijs te ontvangen.
Spreker ontkent dit. Hij is van oordeel dat hiervoor
voldoende gelegenheid bestaat, zoodat de Middelbare
Meisjesschool niet behoeft te worden uiteengehaald.
Spreker heeft dan ook met genoegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders begroet.
Het komt spreker voor dat de school, die zich 33
jaar heeft gehandhaafd, recht van bestaan heeft, ook
al is het getal leerlingen thans wat kleiner ge
worden.
De heer Besuijen heeft gezegd dat men aan den
eenen kant concurrentie van andere inrichtingen van
onderwijs wel, aan den anderen kant niet erkende.
Er zijn zeker ouders geweest die, toen de Industrie-
en Huishoudschool niet bestond, de meisjes naar de
Middelbare Meisjesschool zonden en dit nu niet meer
doen.
In dien zin kan er dus sprake zijn van eenige con
currentie, althans tijdelijk. Spreker is van oordeel
dat er alle reden is aan te nemen, dat de school zich
zal kunnen handhaven. Maar hij kan niet meegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
om het schoolgeld zoo hoog op te voeren. Dit zou,
om niet te zeggen een doodsteek voor de school
zijn, toch ten gevolge hebben dat het aantal leer
lingen daalt. Voor de leerlingen van buiten zou het
in hooge mate bezwarend zijn. Dit is dan ook de
reden geweest van het indienen van het amendement
der zes raadsleden, waartoe spreker heeft meegewerkt.
De heer Lautenbach zegt, dat hij voor ruim twee
jaar met andere leden van don Raad zijne inzichten
over de Middelbare School voor meisjes ten beste
heeft gegeven, waaruit de bekende motie geboren
werd.
Burgemeester en Wethouders constateeren dat ook
de overtuigde voorstanders van het behoud der school
dat onderzoek niet vreesden.
Verwonderd heeft deze volzin spreker niet, immers
het onderzoek wordt beheerscht door den kijk, dien
men op de dingen heeft.
De kijk, die spreker er op heeft, is deze. In 1885
trok het Rijk het subsidie voor de school, groot
5000.in. Daarbij werd uitgesproken, dat subsidie
niet langer noodig werd geacht en geen wonder, de
school was niet verplichtend.
Had nu de gemeente sprekers standpunt ingenomen,
dan was aldus geredeneerd de school wordt opge
heven. De overtuigde voorstanders hadden dan eene
kostelijke gelegenheid gehad voor hunne kinderen
eene bijzondere school te stichten en hunne liefde
voor dat onderwijs in daden kunnen omzetten. Zoo
ver reikt die liefde echter niet en gelukkig voor hun
beurs opende de gemeente de hare tot hunnen dienst.
Nu vervolgen Burgemeester en Wethouders „de
„groote meerderheid van den Raad bleef de overtui-
„ging toegedaan, dat de burgerij in al hare geledingen
„aanspraak mag maken op gelijke verzorging harer